• No results found

Verzamelen van informatie

In document Focus in de opsporing (pagina 195-200)

Voor elk TGO geldt dat informatie op zowel forensisch als tactisch gebied moet worden verzameld. In het volgende wordt allereerst gekeken hoe in forensisch onderzoek de verzameling van informatie wordt vormgegeven (paragraaf 7.1.1). Ingegaan wordt onder meer op de rol van de forensisch coördinator tijdens het forensische onderzoek. De aandacht gaat meer speci-fiek uit naar het onderzoek op de plaats delict, de forensische normen die gelden voor de verzameling van sporen en het werken met systemen waarin sporen moeten worden vastgelegd. Vervolgens zal de aandacht zich verleg-gen naar de verzameling van informatie tijdens het tactische onderzoek (paragraaf 7.1.2). Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen algemene tactiek en bijzondere tactiek. Ten aanzien van de algemene tactiek zal in het bijzonder ingegaan worden op het verhoor. In het kader van de bijzondere tactiek zal vooral aandacht worden geschonken aan de inzet van BOB-middelen41 voor het verzamelen van informatie.

7.1.1 Forensisch onderzoek

Voordat de beslissing van de rechercheofficier en de divisiechef recherche is gevallen dat een TGO moet worden opgestart, zijn de forensisch recher-cheurs vaak al begonnen met het onderzoek op de plaats delict. Op basis van de informatie die uit dat eerste forensische onderzoek komt, wordt meestal de beslissing genomen om een TGO te starten. De opschaling naar een TGO heeft direct gevolgen voor wie het onderzoek op de plaats delict zal coördi-neren en wie uiteindelijk onderdeel zal uitmaken van de VKL. In de praktijk

zijn de rollen van de forensisch coördinator en de coördinator plaats delict unit (CPDU’er) van belang. De rol van de CPDU’er is pas na PVOV aan het forensische onderzoek toegevoegd en wordt als zodanig niet beschreven in PVOV. Wel is deze rol belangrijk omdat de CPDU’er het forensische onder-zoek op de plaats delict coördineert en de forensisch rechercheurs aanstuurt. Bovendien heeft de CPDU’er een belangrijke rol in het vastleggen van

‘beslis-momenten’ tijdens het forensische onderzoek op de plaats delict. Ook draagt

de CPDU’er samen met zijn rechercheurs zorg voor het opstellen van een

‘plan van aanpak’. Daarmee heeft de CPDU’er een cruciale rol in de wijze

waarop invulling wordt gegeven aan het forensische onderzoek op de plaats delict. Van belang daarbij is bijvoorbeeld de volgorde waarin op de plaats delict sporenonderzoek wordt gedaan.

‘De CPDU-er doet met zijn rechercheurs het onderzoek, die coördineert het onderzoek. De CPDU rol was om structuur in het onderzoek te halen. Bij het forensisch onderzoek werd vroeger niet veel vastgelegd, wel de sporen en deze werden op een overzicht geschreven, maar er werden geen beslismomenten vastgelegd. Dat is nu de rol van de CPDU-er die ook op veel meer momenten overlegt met de rechercheurs. We gaan anderhalf uur de PD op, komen terug, we drinken koffie en gaan in gesprek: “Wat heb jij gezien? Wat heb jij gezien? Welke kant gaan we op?” [...] De CPDU-er maakt ook met zijn rechercheurs een plan van aanpak en een werkplan. “Wat zien we nu? Hoe gaan we het aanpakken? En waar-mee gaan we het doen?”’ (Forensisch coördinator, politie-eenheid B) Vanuit PVOV heeft de forensisch coördinator de taak gekregen om de infor-matie uit het forensische onderzoek te delen met de VKL. Ook draagt de forensisch coördinator zorg voor de verslaglegging in het forensisch dossier. De rol van de CPDU’er en de forensisch coördinator was tot voor kort een

‘combinatierol’ die door één en dezelfde persoon werd vervuld. Recente

ont-wikkelingen duiden erop dat beide rollen in de toekomst afzonderlijk worden ingevuld. Dit heeft als voordeel dat de CPDU’er op de plaats delict zijn werk kan blijven doen, terwijl de forensisch coördinator de mogelijkheid heeft om al vanaf het begin het VKL-overleg bij te wonen. Hierdoor kan al in een vroeg stadium forensische en tactische informatie met elkaar in het VKL-overleg worden gedeeld.

‘Voorheen deden wij een beetje de combinatierol. Dan waren we CPDU’er en forensisch coördinator. Maar dat betekent dat als dat TGO wordt opgestart dat je dan niet als forensisch coördinator al in de VKL zit. Vaak is dat na twee of drie dagen dan kom je er gewoon in, en dan mis je gewoon heel veel informatie. En nu is het zo dat ze zeggen we gaan het een beetje scheiden. Dus een CPDU’er gaat naar de plaats delict en die

forensisch coördinator komt gelijk naar het bureau waar het TGO-team werkt. En dat is goed hoor.’ (Forensisch coördinator, politie-eenheid B) ‘De rol van CPDU’er is op locatie. Vaak de meest ervaren persoon neemt op de plaats delict de rol van CPDU’er op zich. Die regelt de coördinatie op de plaats delict, want [de forensisch coördinator] heeft binnen ander-half uur de eerste VKL en die moet weg. Je bent daar wel, en je zet daar wel de eerste lijntjes uit [...]. Als forensisch coördinator moet je wel alle initiatieven nemen en dan loopt het na een uur of twee uur. En dan moet je zelf vaak weg, want dan begint de eerste VKL-overleg al.’ (Forensisch coördinator, politie-eenheid C)

Deze scheiding van rollen heeft echter ook een nadeel. Bij een scheiding van rollen kan de forensisch coördinator niet geheel op de hoogte zijn van welke sporen er op de plaats delict zijn veiliggesteld en met welke intentie dat gedaan is. Op het moment dat de forensisch coördinator vanaf het eerste moment bij een VKL-overleg aanwezig is, mist hij informatie van het foren-sische onderzoek op de plaats delict. Om informatieverlies tegen te gaan zou het volgens een forensisch coördinator beter zijn als de CPDU’er na twee of drie dagen ook de rol van forensisch coördinator op zich neemt. Vanuit deze

‘dubbele rol’ beschikt de forensisch coördinator dan over alle ‘know how’ van

het onderzoek op de plaats delict.

[Kunt u als CPDU’er ook ingezet worden als forensisch coördinator?] ‘Ja, dat kan ook.’ [Dus in principe heeft u een dubbele rol?] ‘Ja, wij hebben een dubbele rol hier. [...] [Je] mist een hele hoop zaken. En vooral als je zegt dat de forensisch coördinator niet op de PD mag komen. Nou heb-ben wij het geluk: Als je geconfronteerd wordt met een incident, een kapi-taal delict, dan komen wij daar als eerste. En dan wordt pas na twee of drie dagen op de knop gedrukt, het wordt een TGO. Dus dan kan het zijn dat je al geacteerd hebt als CPDU’er en dan zou je kunnen doorschuiven omdat je al die ‘knowhow’ hebt die je daar verzameld hebt. Dat je weet waarom je het verzameld hebt, met betrekking tot het uitzetten van ver-volgonderzoek, dan is dat ideaal eigenlijk.’ (Forensisch coördinator, politie-eenheid A)

‘Over het algemeen weten de onderzoekers en [de CPDU’er] waarom je bepaalde dingen hebt veiliggesteld, met welke bedoeling. Je weet ook de waarde van de sporen. En dan is het makkelijker dat je een korte lijn hebt omdat je op het PD bent geweest. Je weet waarom de dingen zijn veiligge-steld en met welke achterliggende gedachte je dat wil gaan uitzetten naar het NFI. Dan denk ik ja, daar scoor je mee. Als je als forensisch coördina-tor in een VKL zit en je krijgt de sporenlijst van de forensische opsporing, dan staat er misschien wel omschreven wat er is veiliggesteld en waar het

is veiliggesteld, maar je weet niet de intenties ervan.’ (Forensisch coördi-nator, politie-eenheid A)

Het al dan niet scheiden van de rol van de forensisch coördinator en de CPDU’er is van belang voor hoe informatie uit forensisch onderzoek binnen een TGO met elkaar wordt gedeeld. Daar waar gekozen is om de rol van de CPDU’er te scheiden van de rol van de forensisch coördinator is het van belang dat beiden ‘een eenheid’ vormen. Onderling moeten zij veelvuldig informatie delen zodat de forensisch coördinator de VKL kan inlichten over het verloop van het forensisch onderzoek. Wel zijn er kanttekeningen te plaatsen bij de vraag of een forensisch coördinator (in de gescheiden rol) altijd volledig op de hoogte kan zijn van het onderzoek op de plaats delict als hij zelf bij het VKL-overleg aanwezig moet zijn. Tegelijkertijd kan informatie uit het VKL-overleg ook van belang zijn voor het forensisch onderzoek op de plaats delict. De gescheiden rollen in de beginfase van een forensisch onder-zoek maken het dan mogelijk om ook tactische informatie uit de VKL in te brengen bij het forensische onderzoek op de plaats delict.

‘De CPDU’er en de forensisch coördinator moeten een eenheid zijn. Want als ik iets nieuws heb, dan geef ik dat aan. En als de CPDU’er informatie heeft, geef ik dat aan de VKL. Ik zie ook niet dat het anders kan. Want die VKL moet ook van start, ook de lijntjes gaan uitzetten. Die moeten weten wat er op die locatie is gebeurd. Het is vaak heel veel op en neer. Heel vaak bellen in de hectische fase.’ (Forensisch coördinator, politie-eenheid C)

[In PVOV heb ik de rol van de CPDU’er niet gelezen.] ‘Nee, dat is pas later gekomen.’ […] Wij [werken hier] met die dubbele rol. Dat is ideaal. En dan is het de vraag als het landelijk heel zwaar opgelegd wordt, dan heb je er mee te maken dat een forensisch coördinator op een gegeven moment ingevlogen wordt als forensisch persoon in een VKL. Dan ben ik bang...of hij of zij moet bij iedereen te rade gaan die onderzoek heeft gedaan: “Nou ik heb hier een sporenlijst. Leg uit. Hoe je dat hebt veiliggesteld en met welke achterliggende gedachte?” Of je moet er blanco inzitten met alleen de sporenlijst. Ik weet niet hoe dat gaat. Mijn voorkeur gaat uit naar iemand die ook op de plaats delict is geweest, die het geproefd en geroken heeft, die weet wat er is veiliggesteld, met welke intentie.’ (Forensisch coördinator, politie-eenheid A)

[Is de forensisch coördinator ook aanwezig op de plaats delict?] ‘Ja, in het begin wel, bij de eerste opstart. En dan ligt het eraan wanneer de VKL-overleggen zijn. De forensisch coördinator gaat dan naar de VKL en komt dan weer terug. Want die kan weer informatie hebben vanuit de VKL. Want die hebben misschien de eerste getuigen gehoord. Of de eerste

ver-dachte is al verhoord. En de VKL heeft mogelijk nog informatie die met het PD-onderzoek nog extra van belang kunnen zijn.’ (Forensisch coördi-nator, politie-eenheid C)

Naast het delen van forensische informatie, speelt uiteindelijk ook (de kwali-teit van) de verzameling van forensische informatie op de plaats delict een cruciale rol. In de drie onderzochte politie-eenheden wordt in het geval van een TGO altijd opgeschaald naar een maatwerk-plus-PD, zoals dat ook in PVOV wordt beschreven. Al voordat formeel door de divisiechef en de rechercheofficier het besluit is genomen een TGO op te starten, vindt er vaak een opschaling plaats. Veelal komen eerst forensisch rechercheurs ter plaatse die de situatie beoordelen. Op basis van deze eerste analyse ter plaatse kun-nen zij al snel beoordelen of er opgeschaald moet worden. De opschaling naar een maatwerk-plus-PD vindt in ieder geval plaats bij levensdelicten en andere omvangrijke of complexe plaatsen delict. Volgens PVOV moet bij der-gelijke plaatsen delict ‘alles uit de kast’ worden gehaald om goed onderzoek te kunnen doen (Politie et al., 2005, p. 32). Dit betekent voor de forensische opsporing dat zij meer menskracht naar de plaats delict stuurt. Volgens PVOV zou het hier ook moeten gaan om medewerkers die beschikken over een spe-cifieke forensische opleiding op hbo- of universitair niveau (Politie et al., 2005, p. 33). In de praktijk zijn daarom naast de forensisch rechercheurs ook de CPDU’er en de forensisch coördinator (soms in de dubbele rol) ter plaatse.

[Wordt er bij elk TGO opgeschaald naar een maatwerk-plus-PD?] ‘Ja, eigenlijk ervoor, want wij weten niet of het een TGO wordt. Bij iedere zaak waar doden vallen, anders dan een zelfdoding of ongeluk, dan wordt er altijd een maatwerk-plus-PD opgestart. Wij gaan meteen zo werken, want we weten niet wat eruit komt. [...] Bij een maatwerk-plus-PD gaan we er altijd met meer mensen naar toe. En het ligt aan de omvang, maar dan komt ook de rol van de CPDU’er naar boven toe. En dan komt ook meteen de forensisch coördinator erbij. [...] Wij stappen er altijd voor het zwaarste erin, omdat je nooit weet waar het eindigt.’ (Forensisch coördinator, politie-eenheid C)

‘Vannacht om kwart over twee kreeg ik een telefoontje. Een GGD-arts staat ergens en daar is iemand overleden tijdens een verstikking. “Daar wil ik de forensische opsporing bij hebben want dit vertrouw ik niet.” Dan krijg ik een telefoontje, en dan zijn er twee mensen in dienst die eerst gaan kijken. [...] En dan gaan zij er naar toe. Als zij daar denken het is iets anders dan een verstikking ten gevolge van een ongeval, dan gaan zij mij bellen: “Dit is fout.” En dan gaan we het meteen opschalen. Er moet per-soneel bij komen. De CPDU’er moet erbij komen. [...] Eerst gaan er dus twee mensen kijken, tenzij het direct duidelijk is dat er wat meer aan de

hand is, dan hoef ik niet te twijfelen.’ (Forensisch coördinator, politie-eenheid C)

Bij het verzamelen van forensische informatie op de plaats delict is het van groot belang hoe sporen worden verzameld en in welke volgorde. Ook de interpretatie die aan sporen wordt gegeven en de besluitvorming over het forensische onderzoek dat daaruit voortvloeit, is bepalend voor de kwaliteit van de informatieverzameling. Bij het onderzoek op de plaats delict heeft de CPDU’er een heel belangrijke rol. De CPDU’er moet het overzicht houden tij-dens het forensische onderzoek. Uit de interviews is gebleken dat tijtij-dens het forensisch onderzoek veel belang wordt gehecht aan het inbouwen van rust tijdens het forensisch onderzoek. Het inlassen van pauzes geeft de mogelijk-heid tot overleg over de vervolgstappen in het onderzoek. Het voorkomt dat men tijdens het onderzoek te snel doorgaat, zeker als er eventuele fouten worden gemaakt. Bovendien helpt het inbouwen van rust bij het zorgvuldig interpreteren van sporen.

[Hoe bepaalt u de volgorde van forensische werkzaamheden op het PD?] ‘Mijn eigen ervaring. En natuurlijk de opleiding. Maar in mijn optiek is forensisch werk vooral ervaring. In het verleden heb je fouten gemaakt, en daar heb je van geleerd. [De forensisch rechercheurs] die onderzoek doen, weten zelf ook al heel veel. Alleen ik heb dan vaak de ‘overview’. Als ze bezig zijn dan roep je ze in je rol als CPDU’er na een uur of twee terug. En dan ga je met elkaar praten: “Hoe doen we het eigenlijk? Waar zijn we mee bezig?” En dan gaan we met zijn allen weer overleggen wat de vol-gende stappen gaan worden. Dat je niet als je in de fout gaat, dat je daar uren op door blijft gaan. Maximaal een uur of twee en dat je dan een pauze inlast. En dat iedereen dan z’n verhaal kan doen. Je zit altijd met twee of drie mensen die op het slachteroffer werken. En dan andere mensen die de andere locaties doen. Maar die vinden daar de sporen die gemaakt zijn bij het slachtoffer of andersom een slachtofferspoor dat wordt gevonden op een andere locatie. En daarom is het ook voorgesteld om na twee uur pauze te houden, en dan kom je tot zulke dingen.’ (Forensisch coördinator, politie-eenheid C)

‘Wat mij heel erg opviel, is voor die tijd, technische rechercheurs zijn doe-ners. En die zet je neer op een PD en die trekken een wit pak aan en die trekken het witte pak uit als ze klaar zijn. En niet eerder. En ik heb me altijd zelf afgevraagd (want ik ben ook diegene geweest die in zo’n wit pak de PD op ging en er pas afkwam als ik klaar was) ja daarvan denk ik nu dat is niet goed. Dat is niet goed voor de mensen en dat is niet goed voor het onderzoek. Dat houdt een keer op. Als ik overdag gewoon werk, en ik heb ’s avonds piket, en ik word ’s avonds om 9 uur gebeld en ik ben tot de volgende ochtend 7 uur aan het werk, dan ben ik niet scherp meer. Dat

In document Focus in de opsporing (pagina 195-200)