• No results found

Barrières tegen tunnelvisie

In document Focus in de opsporing (pagina 71-75)

Na de uiteenzetting van de factoren die bijdragen aan het ontstaan van tunnelvisie, wordt in het navolgende besproken hoe tunnelvisie kan worden voorkomen. Er zijn verschillende barrières die kunnen worden opgeworpen om het ontstaan van tunnelvisie tegen te gaan. Er zijn barrières die specifiek gericht zijn op het tegengaan van denkfouten (zie paragraaf 3.4.1). Daarnaast zijn er barrières die kunnen bijdragen aan het voorkomen van fouten als gevolg van groepsdenken (zie paragraaf 3.4.2).

3.4.1 Barrières tegen denkfouten

Hiervoor werd duidelijk hoe gedurende een opsporingsonderzoek verschil-lende soorten denkfouten kunnen leiden tot tunnelvisie. In de beginfase van het onderzoek, wanneer een grote hoeveelheid informatie bij het opsporings-team binnenkomt, kan het gebruik van ongefundeerde ijkpunten leiden tot tunnelvisie. In het vervolg van het opsporingsonderzoek kan een te eenzij-dige presentatie van informatie in hypothesen en scenario’s bijdragen aan tunnelvisie. Bij het daaropvolgende zoeken naar bewijzen voor de geformu-leerde scenario’s bestaat het gevaar dat vooral naar bevestigende informatie wordt gezocht en dat tegenbewijzen worden genegeerd. Ook dit werkt

tunnel-visie in de hand. Ten slotte kan tunneltunnel-visie verder worden versterkt door de neiging om het oorspronkelijke verhaal in overeenstemming te brengen met wat door rechercheurs of de officier van justitie als de gewenste uitkomst wordt gezien. Op verschillende manieren kan het ontstaan van tunnelvisie als gevolg van deze denkfouten worden tegengegaan.

Barrières tegen ongefundeerde ijkpunten

Aan het begin van een opsporingsonderzoek bestaat het gevaar dat ongefun-deerde ijkpunten als leidraad gaan dienen bij de keuzes en gedachtevorming rond een zaak. Als op basis van verkeerde en ongefundeerde veronderstel-lingen wordt vastgehouden aan een ijkpunt, kan dit leiden tot een ‘shared delusion’ (zie paragraaf 3.3.1). Om een ‘shared delusion’ te voorkomen is het van belang om te zorgen dat de informatie waarop het ijkpunt is gebaseerd op juiste waarde wordt geschat en ook wordt getoetst aan andere informatie. Het is dan zaak om vanaf het begin van het onderzoek goed aan te geven op basis van welke informatie een bepaald idee of verhaal over de zaak is gegroeid (De Poot et al., 2004, p. 258). Het probleem is echter dat vaak niet duidelijk is uit welke bron bepaalde informatie komt (bronamnesie). Zeker als aan het begin van een opsporingsonderzoek veel informatie binnenkomt en er verschillende ideeën ontstaan over het hoe en wat van een zaak, is vaak later in het onderzoek moeilijk te achterhalen waar bepaalde ideeën vandaan kwamen. Daarom is het van belang dat informatie en ideeën daarover altijd getoetst kunnen worden aan de oorspronkelijke bron.

Om te kunnen teruggrijpen op de oorspronkelijke bron dient informatie niet alleen goed gedocumenteerd te zijn, ook is het belangrijk dat ideeën en ver-onderstellingen over deze informatie worden vastgelegd. Dit kan door tijdens een opsporingsonderzoek gebruik te maken van een ‘mindmap’ waarin gedachtevorming over een onderzoek wordt gevisualiseerd. Maar ook jour-nalisering over genomen besluiten maakt het mogelijk om in een later sta-dium te achterhalen hoe bepaalde ijkpunten in het onderzoek zijn ontstaan. Zonder dergelijke verslaglegging zal het moeilijk zijn om te bepalen hoe een bepaald ijkpunt in het onderzoek is ontstaan en of dit al dan niet gebaseerd is op een ‘shared delusion’. Alleen met een goede verslaglegging is het mogelijk om ook achteraf eenmaal gekozen ijkpunten in het opsporingsonderzoek te toetsen op hun waarde.

Barrières tegen een eenzijdige presentatie van informatie

Om te voorkomen dat informatie in een zaak te eenzijdig wordt gepresen-teerd, is het van belang verschillende alternatieve scenario’s aan te dragen. Door verschillende scenario’s te formuleren, wordt informatie steeds in een andere context gepresenteerd. Van belang bij de presentatie van deze infor-matie in verschillende scenario’s is dat er vooraf niet al een bepaald voor-keursalternatief bij het rechercheteam aanwezig is. Het onderzoek van Kerstholt en Eikelboom (2007) laat zien dat het hebben van een bepaald

voorkeursalternatief van invloed is op de wijze waarop een misdaadanalist de beschikbare informatie binnen een scenario presenteert. Het draagt ertoe bij dat informatie te eenzijdig in een bepaalde context wordt geplaatst. Om dit te voorkomen is het zaak dat de teamleden binnen een opsporingsonderzoek niet vooraf aan de misdaadanalist een voorkeursalternatief meedelen. Beter is het om bij het formuleren van scenario’s met een open blik te kijken naar mogelijke alternatieven, en de eigen gedachtevorming niet te laten beïnvloe-den door voorkeursalternatieven van anderen.

Barrières tegen confirmation bias en belief perseverance

Ook Rassin (2007, p. 158) is van mening dat het formuleren van verschillende alternatieve scenario’s van belang is, ook om confirmation bias en belief per-severance te voorkomen. De mens is volgens hem van nature niet geneigd om naar alternatieven te zoeken. We nemen vaak genoegen met het scenario dat het eerste in ons opkomt, als dit tenminste aan onze eigen eisen voldoet. Zeker als we eenmaal een bepaalde overtuiging hebben, houden we graag vast aan het scenario dat daarbij past. Bovendien vergt het formuleren van geschikte alternatieve scenario’s dat er tegen voor de hand liggende feiten in moet worden gedacht (Rassin, 2007, p. 159). Ook dit denken tegen de voor de hand liggende feiten in is niet iets dat de mens van nature graag doet. Derge-lijk ‘counterfactual thinking’18 is echter wel nodig om te voorkomen dat één bepaalde overtuiging de overhand krijgt en dat vervolgens alleen wordt gezocht naar bevestiging voor die ene overtuiging (confirmation bias). Ook helpt ‘counterfactual thinking’ om open te staan voor nieuwe informatie, ook al past deze informatie niet bij onze aanvankelijke overtuiging (belief perse-verance).

Daarnaast is het volgens Rassin (2007, p. 159) van belang om alle alternatieve scenario’s te evalueren aan de hand van alle beschikbare informatie. Daarbij dient volgens Rassin niet alleen gebruik te worden gemaakt van informatie die met het opgestelde scenario of hypothese overeenstemt. Net zo belangrijk is het om oog te hebben voor informatie die tegenstrijdig is met de hypo-these. Bovendien dient bij de evaluatie van de verschillende scenario’s ook rekening te worden gehouden met informatie die werd verwacht maar is uit-gebleven. Uiteindelijk dient op basis van deze informatie een vergelijkings-proces plaats te vinden, waarbij voor elk scenario de bevestigende infor-matie, maar ook de tegenbewijzen en de uitgebleven bewijzen tegen elkaar worden afgezet (Rassin, 2007, p. 160). Een dergelijk vergelijkingsproces voor-komt dat alleen naar informatie wordt gekeken die de bestaande overtuiging bevestigt (confirmation bias) dan wel dat tegenstrijdige informatie wordt ver-meden omdat deze tegen de bestaande overtuiging ingaat (belief perseve-rance).

Barrières tegen het achteraf bijstellen van het verhaal

Als eenmaal een bepaald alternatief is gekozen, is de kans aanwezig dat ach-teraf de mate waarin vanaf het begin hiervoor al bewijzen bestonden, wordt overschat (hindsight bias). Bovendien is de aandacht vaak gericht op bevesti-gende bewijzen, en veel minder op tegenbewijzen. Om te zorgen dat op basis van ongefundeerde herinneringen achteraf het verhaal over het gekozen alternatief wordt bijgesteld, is het van belang dat het verhaal dat aan het einde wordt geformuleerd, wordt getoetst. Hiervoor dient het uiteindelijke verhaal te worden vergeleken met de eerdere verslaglegging aangaande de besluitvorming en gedachtevorming in het opsporingsonderzoek. Bovendien dient in het uiteindelijke verhaal niet alleen oog te zijn voor de bevestigende bewijzen. Juist om te voorkomen dat achteraf te veel oog is voor de beves-tigende bewijzen, is het ook belangrijk oog te hebben voor de tegenbewijzen. Dit vraagt dat betrokkenen, als zij eenmaal voor een bepaald standpunt heb-ben gekozen, nog steeds rekening houden met argumenten die tegen dat standpunt ingaan. Alleen dit kan enigszins helpen om hindsight bias te voor-komen (Findley & Scott, 2006, p. 371).

3.4.2 Barrières tegen groepsdenken

Naast dat denkfouten kunnen leiden tot tunnelvisie, kan ook groepsdenken bijdragen aan het verlies van een objectieve blik tijdens het opsporingsonder-zoek. Als gevolg van conformeringsdruk, collectieve vernauwing van het blikveld en zelfoverschatting kunnen cruciale fouten ontstaan in de besluit-vorming (zie paragraaf 3.3.2). Deze fouten uiten zich onder meer in een incomplete verkenning van alternatieven, matig informatiezoekend gedrag en het vertekend weergeven van informatie naar eigen behoefte. Om derge-lijke fouten in de besluitvorming te vermijden, zijn er volgens Janis (1982) negen mogelijkheden om barrières tegen groepsdenken op te werpen (zie Tromp, 2002, p. 84).

1 De groepsleider moet interne kritiek bevorderen, ook op zijn eigen oor-delen.

2 De groepsleider moet zich onpartijdig opstellen en niet al aan de start zijn voorkeur bekend maken.

3 De groep moet worden opgesplitst in kleinere groepen die naast elkaar aan hetzelfde probleem werken.

4 Ook bij de voorbereiding van de evaluatie van voorgestelde alternatieven, moet de groep zich in subgroepen opdelen, en daarna gezamenlijk moge-lijke verschillen van inzicht bespreken.

5 Elk groepslid moet regelmatig de koers van de groep bespreken met zijn achterban buiten de groep en de reacties van de groep ter sprake brengen.

6 Af en toe moeten experts van buiten de groep worden uitgenodigd om aan de discussie in de groep deel te nemen en kritisch commentaar te leveren.

7 Als de groep bijeenkomt, moet minstens één groepslid optreden als ‘advocaat van de duivel’.

8 Als het probleem betrekking heeft op relaties met andere organisaties, dan moet extra aandacht worden besteed aan mogelijke waarschuwings-signalen en bedoelingen van die kant.

9 Als de groep consensus heeft bereikt over wat er gedaan moet worden, moet ze daarna een tweede-kans-beoordeling maken, waarin alle overwegingen nog eens de revue passeren, voordat er een definitief besluit wordt genomen.

In document Focus in de opsporing (pagina 71-75)