• No results found

Beschrijving zaak Ina Post

In document Focus in de opsporing (pagina 79-82)

4.2 Tunnelvisie in zaak Ina Post –1986 21

4.2.1 Beschrijving zaak Ina Post

Op 22 augustus 1986 probeert een kennis de 89-jarige mevrouw Kolstee-Sluiter vanaf 18.30 uur te bereiken (p. 20). Omdat de telefoon niet wordt opgenomen en er vervolgens een ingesprektoon te horen is, wordt de kennis ongerust en besluit zij om samen met haar man bij mevrouw Kolstee-Sluiter langs te gaan. Samen met de huismeester van het pand gaan zij de woning (van de stichting Duivenvoorde) te Leidschendam omstreeks 19.30 uur bin-nen en treffen daar het levenloze lichaam van mevrouw Kolstee-Sluiter aan. De huismeester belt de zaakwaarnemer van mevrouw Kolstee-Sluiter en de waarnemend huisarts. Wanneer de huisarts arriveert, onderzoekt hij het lichaam en stelt vast dat dit nog warm is. In eerste instantie gaat hij uit van een natuurlijke dood, maar wanneer hij een rode striem in de nek van het slachtoffer ontdekt, stelt hij dit bij en belt de politie (p. 20). In de daarop

vol-21 Bij de beschrijving van de gebeurtenissen in deze paragraaf is gebruikgemaakt van wat hierover is beschreven in het CEAS-rapport van het driemanschap Van Beuningen, Cleiren en Jansen in de zaak betreffende mevr. C.M. Post. De vermelde pagina’s verwijzen steeds naar dat rapport.

gende uren zijn achtereenvolgens een rechercheur, twee technische recher-cheurs en een medewerker van het Gerechtelijk Laboratorium aanwezig om sporenonderzoek uit te voeren in de woning en op het slachtoffer (p. 20-21). Rond 20.55 uur arriveert de zaakwaarnemer van het slachtoffer (p. 21). Op 23 augustus komt, in overleg met de piketofficier van justitie, het regio-naal Recherche Bijstands Team (RBT) bij elkaar. Het team begint met het horen van diverse getuigen en doet onderzoek in de omgeving van de woning (p. 21). Uit het onderzoek komt naar voren dat het slachtoffer beschikte over diverse bankrekeningen, en dat er geld, een portefeuille en twee portemon-nees uit de woning worden vermist. Twee financieel rechercheurs worden bij het onderzoek betrokken (p. 21). Er vindt een buurtonderzoek plaats. Daar-naast wordt gekeken wie nog bij het slachtoffer is geweest kort voor haar overlijden. Enkele bejaardenhulpen van de Stichting Horst en Vliet worden in dit licht als getuige gehoord en er wordt nagegaan waar zij rond het vermoe-delijke tijdstip van overlijden waren. Twee van deze bejaardenhulpen, waar-onder Ina Post, gaan naar de plaats van het delict om te kijken of hun iets opvalt (p. 22).

Uit rechercheonderzoek tussen 29 augustus en 2 september blijkt dat op 23 augustus om 9.00 uur in de Bijenkorf in Den Haag met behulp van kas-cheques geld van de girorekening van het slachtoffer wordt opgenomen (p. 22). Dit is reden om het onderzoek naar moord/doodslag mede richting vermoeden van diefstal en valsheid in geschrifte te sturen. Op basis van schriftonderzoek wordt vervolgens geconcludeerd dat het handschrift op de geïnde cheques niet van het slachtoffer is (p. 22). De aandacht richt zich dan op acht bejaardenhulpen, waaronder Ina Post. Allen doen zij op basis van vrijwilligheid een algemene schrijfproef (p. 22-23). Op basis van deze alge-mene schrijfproef is een identificatie van de auteur van het handschrift van de geïnde kascheques niet mogelijk. Wel zijn er volgens de schriftkundige ‘een aantal overeenkomsten in algemene kenmerken’ met het handschrift van Post (p. 23). Omdat Ina Post gedurende de schrijfproef zo zenuwachtig is, wordt door een aanwezige rechercheur een proces-verbaal opgemaakt over haar gedrag (p. 23). Mede door haar zenuwachtige gedrag en de conclusie dat het handschrift van Post overeenkomsten kent op algemene kenmerken, wordt Post op 8 september op grond van een redelijk vermoeden van schuld aan de diefstal van kascheques aangehouden (p. 23).

Na de aanhouding van Post wordt het onderzoek van diefstal zonder een naar buiten kenbare grond uitgebreid met valsheid in geschrifte en moord of doodslag (p. 25). Met toestemming van de echtgenoot van Post wordt het huis doorzocht ‘op voorwerpen en zaken die aanwijzingen kunnen vormen voor moord of doodslag’. De man van Post wordt gehoord en bezittingen worden in beslag genomen (p. 24). Verder worden de loketbeambte van het postagentschap in de Bijenkorf te Den Haag en drie mensen die in de rij ston-den ten tijde van het innen van de girocheques ondervraagd. Alleen de loket-beambte verklaart dat de girocheques door een vrouw zijn geïnd. Er zijn geen

verklaringen die kunnen leiden tot identificatie van Post. In ieder geval de loketbeambte neemt deel aan een Oslo- en fotoconfrontatie22, maar dit leidt niet tot een herkenning (p. 24). Gedurende deze fase van de inverzekering-stelling wordt Post meerdere malen verhoord. Zij ontkent zowel de moord/ doodslag, als ook de diefstal van de kascheques.

Tijdens het rechercheonderzoek wordt bij de politie te Leidschendam door de heer Veira melding gemaakt van de overeenkomsten tussen de zaak Kolstee en het overlijden van zijn moeder, mevrouw Veira, in 1984 (p. 23). Zijn moeder woonde net als mevrouw Kolstee ook in Duivenvoorde te Leidschendam. Ook zij kreeg hulp via de Stichting Horst en Vliet en ook bij haar zijn kascheques gestolen en later geïnd (p. 50). Op basis van de melding van de heer Veira wordt de schriftdeskundige verzocht om de handschriften op de cheques uit beide zaken te vergelijken. Op 9 september vermeldt de schriftkundige in een verklaring dat er zeer sterke aanwijzingen zijn dat de cheques van mevrouw Kolstee en mevrouw Veira door één en dezelfde per-soon zijn ingevuld (p. 24). Bovendien moet volgens de schriftkundige niet worden uitgesloten dat Post de cheques in beide zaken heeft geschreven (p. 24). Nader onderzoek naar de betrokkenheid van Post bij het overlijden en/of het innen van de kascheques van mevrouw Veira levert niets op (p. 50). Uit niets blijkt dat Post ooit werkzaamheden bij mevrouw Veira heeft ver-richt.

Op 11 september, een dag voor het aflopen van de inverzekeringstelling, vraagt Ina Post om een gesprek (p. 25). Zij wil onder hypnose verklaren om haar onschuld aan te tonen. Het gesprek wordt een verhoor waarbij Post een redelijk gedetailleerde bekentenis aflegt met betrekking tot zowel de moord of doodslag als de diefstal van de kascheques (p. 25). De dag daarna bevestigt Post bij haar voorgeleiding aan twee officieren haar bekentenis van de dag ervoor (p. 26). Later die dag trekt Post haar bekennende verklaring in tegen-over de rechter-commissaris. Diezelfde avond wordt Post gehoord op het politiebureau en blijft ze bij haar ontkennende verklaring. Op 15 en 16 sep-tember legt Post tijdens verhoor opnieuw een bekennende verklaring af (p. 66). De processen-verbaal hiervan zijn echter niet door haar ondertekend (p. 66). Op 17 september legt Post tijdens verhoren door de rechter-commis-saris en bij de politie ontkennende verklaringen af. Vanaf die datum blijft ze ontkennen (p. 8).

Op 9 december 1986 wordt Post door de rechtbank Den Haag veroordeeld voor doodslag en valsheid in geschrift ten aanzien van de kascheques. Ze wordt vrijgesproken van de diefstal van de kascheques (p. 8). Het gerechtshof Den Haag bevestigt op 25 mei 1987 het vonnis van de rechtbank. De Hoge Raad verwerpt het ingestelde cassatieberoep op 26 april 1988, waarmee het arrest van het hof onherroepelijk is geworden. Er volgen vier

herzieningsver-22 Bij een Osloconfrontatie wordt een verdachte tussen een rij personen geplaatst en wordt een getuige gevraagd om uit deze personen, wanneer mogelijk, de dader aan te wijzen. Bij een fotoconfrontatie wijst de getuige uit een aantal foto’s van personen, wanneer mogelijk, de dader aan (De Poot et al., 2010, p. 154).

zoeken, die allemaal niet-ontvankelijk worden verklaard (p. 9). In 2004 publi-ceert Israëls het boek De bekentenissen van Ina Post, waarin hij ingaat op het verloop van het strafproces. Naar aanleiding van dit boek wordt de zaak aan-gemeld bij de Toegangscommissie van de Commissie Evaluatie Afgedane Strafzaken met als vraag ‘of de bekentenissen van Post wel betrouwbaar zijn en of het opsporingsonderzoek wel volledig is geweest en juist is gerappor-teerd’ (p. 10). Naar aanleiding van de uitkomsten van het CEAS-rapport wordt in 2009 een vijfde herzieningsverzoek uit 2006 alsnog ingewilligd en wordt besloten tot volledig nieuw onderzoek in de zaak Ina Post. Uiteindelijk heeft dit tot gevolg dat het gerechtshof Den Bosch op 6 oktober 2010 het arrest van 25 mei 1987 vernietigt en Ina Post vrijspreekt.23

In document Focus in de opsporing (pagina 79-82)