• No results found

Opstarten van TGO’s bij politie

In document Focus in de opsporing (pagina 164-173)

6.2 Stand van zaken bij drie politie-eenheden

6.2.4 Opstarten van TGO’s bij politie

In de voorgaande paragrafen is beschreven hoe in de voormalige regio’s en de huidige politie-eenheden invulling is gegeven aan het TGO-raamwerk, ook wat betreft opleiding en certificering. Hieruit kwam naar voren dat door de reorganisatie de politie-eenheden het raamwerk op een aantal functies steeds meer conform PVOV inrichten, omdat zij willen voldoen aan de raam-werkregeling. De vraag is nu hoe met het raamwerk wordt omgegaan als in de dagelijkse praktijk een TGO moet worden opgestart. Hoe gaan de drie politie-eenheden om met de aanlevering van personeel voor TGO’s in de opstart-fase? En wat betekent dit voor de wijze waarop aan het TGO-raamwerk invul-ling wordt gegeven?

In de opstartfase van een TGO worden bij de politie verschillende processen in gang gezet die moeten zorgen voor het aanleveren van personeel. Vooraf-gaand aan de levering van personeel wordt de divisiechef recherche geïnfor-meerd over het delict. In overleg met de rechercheofficier van justitie wordt vervolgens bepaald of het om een TGO-waardig delict38 gaat. Als dit eenmaal vaststaat wordt een TGO-team geformeerd. Vanaf dat moment komen de teamleider, de VKL-coördinatoren en de officier van justitie al snel samen op het bureau om de eerste zaken te regelen. In de tussentijd wordt ook VKU-personeel vanuit de districten aangeleverd. Zij worden tijdens een briefing door de VKL over de zaak geïnformeerd en krijgen daarna al snel de eerste werkopdrachten voor bijvoorbeeld een buurtonderzoek of het opvragen van beelden.

Voor de aanlevering van personeel beschikken de politie-eenheden over een piketregeling. Deze piketregeling bepaalt de aanlevering van personeel van-uit de divisie recherche en vanvan-uit de districten. De piketregeling staat soms op naam van het beschikbare recherchepersoneel, soms op de te leveren functionaliteit. Per politie-eenheid (en daarbinnen soms per regio) verschilt het hoe hier invulling aan wordt gegeven. In politie-eenheid A levert de divi-sie recherche de teamleider, de forensisch coördinator (vanuit de afdeling Forensische Opsporing) en de informatiecoördinator (vanuit de afdeling Regionale Informatie Organisatie). Het district waar het feit is gepleegd, levert de coördinator algemene tactiek en een dossiermaker. Daarnaast levert dat district ook de meeste rechercheurs. De overige rechercheurs en ook de coördinator bijzondere tactiek komen uit de andere districten. De piket-regeling regelt daarbij de aanlevering vanuit de districten op basis van func-tie. Dit betekent dat de districten zelf kunnen bepalen wie zij voor de invul-ling van een bepaalde functie gaan leveren. Dit geeft hun vrijheid in wie zij leveren. Tegelijkertijd komt het daarbij voor (mede als gevolg van deze vrij-heid) dat er VKU-leden worden geleverd die niet voldoen aan de gestelde TGO-eisen. Inmiddels vinden er in de eenheid periodiek overleggen plaats over de aanlevering van TGO-gelabeld personeel uit de districten.

‘Je hebt een coördinator algemene tactiek en een coördinator bijzondere tactiek. De coördinator algemene tactiek die is van het district waar het feit gepleegd wordt, samen met de dossiermaker en de administratieve rechercheur. En de coördinator bijzondere tactiek, die wordt uit de pool uit de hele eenheid gehaald. En de dossiermaker komt van het district waar het feit gepleegd is. De BOB-dossiermaker wordt ook geleverd vanuit de eenheid. Er is een regeling voor gemaakt, dat wanneer een TGO wordt opgestart dan moeten verschillende districten leveren. Het district waar

38 Een delict is volgens PVOV TGO-waardig indien er sprake is van: ‘Een kapitaal misdrijf met de typering (moge-lijk) opzettelijk levensdelict, zeer ernstig zedendelict, brandstichting met ernstige gevolgen, gijzeling, ontvoe-ring en andere misdrijven tegen de lichamelijke integriteit waarop een strafbedreiging van 12 jaar gevange-nisstraf of meer staat en met een (te verwachten) grote maatschappelijke impact en waarbij geen ondubbel-zinnig daderschap kan worden vastgesteld’ (Politie et al., 2006b, p. 49).

het gebeurt, daar ligt de grootste hoeveelheid die ze moeten leveren. Dat zijn een aantal vaste functies. De andere districten moeten bijstand ver-lenen.’ (Ambtelijk secretaris, politie-eenheid A, voormalige regio A1) ‘In [de buurtregio] staat al op de piketlijst wie er TGO krijgt, want daaraan staan gewoon namen gekoppeld en in [mijn regio] zijn alleen districten gekoppeld en pas op het moment dat hij valt gaat het district eens kijken wie het gaat leveren. Dat geeft veel ruimte aan chefs, want dan zeggen ze: “Nou, die niet, want dat vind ik niet zo’n aardige teamleider, die geef ik maar 5,5.” Of: “Dat vind ik een heel aardige teamleider, die gun ik wel mijn 9.” Er zit wel veel vrijheid, ruimte in, maar je kunt van tevoren geen afspraken maken met mensen van: “Joh, als deze week een TGO valt, op die en die manier werk ik of werken wij, of zo gaan we het doen.”’ (Team-leider, politie-eenheid A, voormalige regio A1)

‘Wij hebben periodiek onderhoud met de hoofden opsporing en dat bete-kent dat we in dat onderhoud ook bespreken hoe de mensen die hij levert, of die voldoende aan het niveau voldoen en in hoeverre we blij zijn met het leveren van die ‘ambassadeur’ van dat district. Er is nu al een tendens gaande dat we steeds meer de leerling uit het district krijgen, dus eigenlijk onervaren mensen. Dat betekent ook vaak dat we het risico lopen dat we met niet-gelabelde mensen zitten. Nou zegt het label niet alles, maar dan is er in ieder geval de garantie van het hoofd opsporing dat een man die gelabeld is voldoet aan de competenties. [...]. [Iemand krijgt een TGO-label] als je a) voldoende opleiding gehad hebt en b) voldoende je sporen verdiend hebt, waarbij dan het hoofd van de afdeling eigenlijk zegt: “Wij gaan je nu labelen, want je bent voldoende geschikt.”’ (Teamleider, politie-eenheid A, voormalige regio A1)

Politie-eenheid B werkt met een piketregeling op naam voor de VKL. De teamleider en de coördinatoren worden op basis van dit piket aan een TGO geleverd. Voor de VKU is er een piketregeling, en staan twaalf mensen op piket. Deze mensen staan los van hun functie op piket. Hierdoor kan het voorkomen dat er voor een TGO wel bepaalde mensen worden geleverd, zonder dat ze beschikken over de competenties voor het uitvoeren van een bepaalde functie. Dit maakt een TGO volgens een teamleider ‘kwetsbaar’, omdat het vaak tijd kost om vervolgens de juiste mensen in het team te krijgen.

‘Dat begint al bij de oproep. We hebben een VKL op piket. Dus als ik TGO-teamleiderspiket heb en er is een zaak, dan word ik gebeld en dan is de VKL nog het makkelijkst: die bel je, die komt, dat gaat allemaal goed. En ik moet zeggen, sowieso die VKL-leden, ik vind het knap hoe snel dat hele-maal geïntegreerd is. Natuurlijk met alle cultuurverschillen maar daar kan

ik heel goed mee leven. Dat gaat goed, of in ieder geval voldoende. Maar dan, dan moet je een VKU gaan [formeren]. [...] Dan hebben we dus wel mensen op piket, maar we hebben geen functionaliteit op piket. Om je een voorbeeld te geven: Ik heb een keer een ontvoeringszaak gehad en uiteindelijk bleek het een grote zaak te zijn. Alle piketters worden gebeld, want we hebben er geloof ik twaalf op piket. Dan is er ook niemand meer op piket voor andere dingen en er zat toevallig geen dossiermaker bij, geen BOB-coördinator, geen verhoorder. Er is dus wel naar al die mensen getalsmatig gekeken, maar niet naar functionaliteit. Dan zijn we echt ont-zettend kwetsbaar. En de mensen die die functionaliteiten hebben en beheersen, zijn overal al ingezet. En om die dan weer los te weken voor een nieuw TGO, dat is zo’n gedoe, daar gaan dagen overheen. Of je krijgt even die en de volgende dag weer die. Uiteraard probeert de leiding zich daarvoor altijd wel te verdedigen, maar als teamleider zeggen we: “Dit kan echt niet. Dit is echt niet goed.”’ (Teamleider, politie-eenheid B, voor-malige regio B2)

In politie-eenheid C wordt vanuit de divisie recherche een teamleider, coör-dinator algemene tactiek, coörcoör-dinator bijzondere tactiek, forensisch coördi-nator (vanuit de afdeling Forensische Opsporing), informatiecoördicoördi-nator (vanuit de Regionale Informatie Organisatie) en een ambtelijk secretaris gele-verd. De gehele VKL staat op piket en dus kan er in de opstartfase vanuit een bestaande pool van teamleiders, coördinatoren en ambtelijke secretarissen worden geput. De aanlevering van VKU-leden, waaronder dossiermakers en verhoorders, vindt plaats vanuit de districten. De aanlevering van personeel gebeurt hier op basis van de functies die een district moet leveren, zonder dat daarbij op naam iemand op piket staat. Dit betekent dat vaak de capaciteit wel wordt geleverd, maar niet altijd de mensen voor een specifieke functie. Bij de districten bestaat de vrijheid om te leveren wie er op dat moment beschikbaar is, waarbij niet altijd oog is voor de competenties van de VKU-leden.

‘We hebben permanent een teamleider op piket staan, een [coördinator algemene tactiek], een [coördinator bijzondere tactiek] en een ambtelijk secretaris. En de informatieorganisatie die [...] leveren nu de informatie-coördinator. En dat geldt ook voor de forensische opsporing, die wordt vanuit het onderdeel geleverd. Zij hebben daar een piketregeling voor, dat er altijd een van die vier of vijf forensisch coördinatoren op piket staan. Dus de VKL staat helemaal op piket.’ (Hoofd opsporing, politie-eenheid C, voormalige regio C2)

[Hoe is de aanlevering van personeel geregeld?] ‘Dat is heel divers. Ik weet het van district één. Dat ze daar poppetjes invullen op het hebben van piket, en niet zozeer op basis van rollen. Dus dan moet district één

bij-voorbeeld een dossiervormer leveren, maar die is er helemaal niet want er staat helemaal geen dossiervormer op piket. Dat is lastig. In ieder geval voor die eerste dag. Maar vind dan ook nog maar iemand, die een TGO-dossier in elkaar moet flansen. [....] Kijk, de poppetjes zijn er vaak wel, en de aantallen. Maar of dat de juiste mensen zijn. Dat is toch weer de dis-cussie die er in de RBT-tijd er was, leidinggevenden hebben de neiging toch diegene te sturen die het makkelijkste kan. En niet diegene die op basis van competentie er voor in aanmerking komt.’ (Informatiecoördi-nator, politie-eenheid C, voormalige regio C2)

De aanlevering van personeel met name vanuit de districten voor de VKU wordt in alle drie onderzochte eenheden als een probleem ervaren. Enerzijds geldt dit voor de districten zelf die moeten leveren. Op het moment dat van-uit de districten personeel voor een TGO moet worden geleverd, betekent dit dat de districten personeel kwijt zijn voor hun eigen lopende onderzoeken. Anderzijds geldt dit ook voor het TGO. In de opstartfase van een TGO hebben teamleiders geen zekerheid over het VKU-personeel dat zij geleverd krijgen, en of het personeel ook voldoet aan de functie- en opleidingseisen. Doordat de districten (onder de nieuwe raamwerkregeling) verantwoordelijk zijn voor het aanleveren van de VKU, waaronder de dossiermakers en verhoorders, ontstaat volgens enkele geïnterviewden ‘een kwaliteitsprobleem’.

‘Wat de divisie recherche eigenlijk altijd al leverde: de [coördinator alge-mene tactiek], coördinator bijzondere tactiek, forensisch coördinator, en de informatiecoördinator kwam vanuit het RIO (Regionale Informatie Organisatie), maar wel vanuit regionaal niveau. En de divisie leverde de dossiervormer. [...] En een professionele verhoorder. En de rest werd eigenlijk altijd aangeleverd vanuit de districten. Wat je nu ziet dat de divi-sie recherche, die levert de coördinatoren. En de districten zijn zeg maar verantwoordelijk voor het leveren van al die andere zaken. [...] Die moe-ten leveren een dossiervormer, een professioneel verhoorder, verhoorder coach, een internetrechercheur en volgens mij zes tactische rechercheurs. Even uit mijn hoofd zo’n beetje. En daar zit een kwaliteitsprobleem. Als je dat eruit haalt, dan vallen er zeg maar ook gaten in de lopende dossiers in de districten.’ (Teamleider, politie-eenheid C, voormalige regio C2) ‘Maar met de bemensing wat daar aan uitvoerend personeel is, en dan denk ik ook aan de dossiervormers en de verhoorders, is er wel wat gewij-zigd en dat vind ik een gemis. Maar dat is mijn persoonlijke mening, omdat ik denk dat daar ook een bepaald kwaliteitsniveau moet zitten. Niet in de volle breedte, maar toch ook daar moet je die kernbezetting hebben. En die is er niet meer. Er is voor gekozen om de verhoorders en de dossiervormers en de internetrechercheurs uit de districten te laten komen. En die waren daar niet op voorbereid en die zijn daar nog steeds

niet op voorbereid. Er moet heel vaak geschoven worden omdat de kwali-teit te wensen overlaat. Niet altijd, maar je hebt geen borging meer.’ (Hoofd opsporing, politie-eenheid C, voormalige regio C2)

‘Ik heb het er laatst nog over gehad. Ik ben een zeer optimistisch mens en snel positief, maar dat is echt niet oké, want het is de meest kritische fase van je onderzoek. Je krijgt mensen geleverd, en daar doe ik zeker mensen mee tekort, maar als je niet oppast heb je een team met mensen die gele-verd zijn waarvan je zegt: “Nou ja, dan deze maar” en daar heb je dan een groep van in een onderzoek waarvan je toch het grootste afbreukrisico hebt. Met heel veel wisselingen met daardoor informatieverlies. Dat is echt niet goed op dit moment.’ (Teamleider, politie-eenheid B, voor-malige regio B3)

‘Dan sturen ze iemand die TGO-gelabeld is, maar daar klopt helemaal niks van. Die man kan niet in BVO, hij kan niet tappen, hij is niet geautori-seerd voor bepaalde zaken omdat hij de certificaten niet heeft. Wat heb ik dan in een TGO aan zo iemand? Ja, dan kan ik hem beperkt dingen laten doen en dat hebben we ook maar gedaan, want anders hadden we niks. Vorig jaar heb ik er twee weggestuurd. Die kwamen bij aanvang TGO, dan kom je in de kantine. “Wat heb je voor bijzondere capaciteiten”, want toen had je die kenniskaart nog niet. “En wie kan er tappen?” Niemand, o, dan hebben we een probleem. [....] Nou, toen zijn er twee weggestuurd door mij en ik heb twee anderen gehad die wel aan de eisen voldeden.’ (Teamleider, politie-eenheid A, voormalige regio A2)

De moeilijkheid bij het opstarten van een TGO in de politie-eenheden is dat op een onvoorspelbaar moment personeel moet worden vrijgemaakt voor TGO’s dat op datzelfde moment in ander rechercheonderzoek werkzaam is. Dit betekent dat bij de opstart van een TGO een verstoring plaatsvindt in de personele bedrijfsvoering van de recherche. Voor de reorganisatie heeft één van de onderzochte regio’s om die reden gewerkt met twee vaste TGO-teams. Deze teams waren permanent beschikbaar voor TGO’s. Dit had als voordeel dat er minder verstoring binnen de bedrijfsvoering bij de districtsrecherche kon plaatsvinden, omdat het TGO-team ‘zijn eigen broek moest ophouden’. Na de samenvoeging van de regio’s zijn deze vaste TGO-teams opgeheven. Dit heeft volgens een teamleider een duidelijk effect gehad op de

‘slagvaar-digheid’ doordat in een hectische fase van het onderzoek personeel bij elkaar

gezocht moet worden waarvan niet duidelijk is welke competenties ze hebben.

‘Dat had een groot bedrijfsvoeringaspect. Als er een TGO startte dan stond de leiding wel, want dat was hun werk, maar elke keer stoorde je de bedrijfsvoering binnen de basisteams waar vandaan mensen naar een

TGO werden gestuurd, maar ook binnen de districtsrecherche. Daar is toen op een ander level besproken dat het toch handiger zou zijn om, gezien de hoeveelheid TGO’s die je op jaarbasis kon voorspellen, dus ook de verstoring al kon voorspellen, om daar een vast team voor in te richten met VKU ook. Een deel van de capaciteit van de districtsrecherche is als het ware afgekocht, dus mensen konden hier solliciteren. Dat betekende dat we minder konden aankloppen bij de districtsrecherche en echt onze eigen broek moesten ophouden. Alleen in echte nood ging je elkaar natuurlijk wel helpen, maar in principe moest je het hier met al die mensen doen.’ (Teamleider, politie-eenheid B, voormalige regio B3) ‘Als je kijkt vanuit je slagvaardigheid en de organisatie, dan is het een enorme stap terug. Gisterochtend is een TGO gestart. [Een andere team-leider] gaat het doen. Nou, [...] dan hoor ik de rest van de dag dat hij niet anders bezig is dan tien jaar terug in de tijd met zijn capaciteit bij elkaar te ritselen, inclusief zijn VKL die in allerlei onderzoeken zitten. Dat is een enorme achteruitgang. En wat ik merk als ik nu hier mensen krijg in de VKU, dat ik niet weet wat voor competenties ik binnen heb. Mensen zeg-gen dat ze erzeg-gens goed in zijn, maar de vraag is of dat ook zo is. En dat kan je in de kritische fase eigenlijk niet hebben. Wij wisten precies waar de krachten van de mensen zaten. Dan zag je bij ons ook rechercheurs die goed waren in telecom en zich voornamelijk daar op richtten. Anderen waren goed in het verhoor en richtten zich daar op. Die kansen kregen ze ook. Anderen die talent hadden voor dossiervorming, dan werden ze daar ook ingezet. En daar accepteerde je mee dat die dossiermaker dan niet degene was die de beste verhoren deed.’ (Teamleider, politie-eenheid B, voormalige regio B3)

‘Met die vaste TGO-teams wist iedereen wat zijn kwaliteiten waren en waar hij aan toe was en zodra je bij ons “TGO” riep, wist iedereen wat hij moest doen en iedereen wist ook wat er van hem verwacht werd. Niet ten nadele van het TGO [dat onlangs liep]. Dat hebben we leuk gedraaid. Maar het heeft drie weken geduurd voor dat iedereen wist waar hij aan toe was, voordat iedereen in de vaste deelprojecten zat, voordat iedereen zijn ding kon doen. En dat zijn wij niet gewend. Als je “TGO” riep bij ons op de afdeling, dan wist iedereen binnen drie uur wat hij moest doen.’ (Dossiermaker, politie-eenheid B, voormalige regio B3)

In een andere regio had men voor de reorganisatie permanent een vaste kern leidinggevenden (teamleider en coördinatoren) beschikbaar voor TGO’s. Deze vaste kern van leidinggevenden had ‘een visie’ ontwikkeld op hoe een team moest functioneren en met elkaar moest omgaan vanuit het gedachte-goed van PVOV. Doordat men na reorganisatie deze vaste kern van leiding-gevenden heeft ‘losgelaten’ is het volgens een tactisch analist de vraag in

hoe-verre deze visie overeind kan blijven nu de teams van samenstelling wisselen. Bovendien is het de verwachting van deze analist dat door het loslaten van de vaste kern van leidinggevenden in de cruciale beginfase van het onderzoek tijd verloren gaat. Doordat de politie-eenheid na de reorganisatie zo groot is geworden, is de beginfase van een TGO ‘rommeliger’ geworden. Dit heeft vol-gens deze tactisch analist invloed op het TGO-onderzoek.

‘Wij hadden een vaste VKL met een vaste teamleider. De zaaksofficier kon wel wisselen. Daar hadden ze ook echt een visiedocument van: “Hoe

In document Focus in de opsporing (pagina 164-173)