• No results found

Specifieke maatregelen ter bescherming van fauna

4.3 Regulier beheer van open vegetaties

4.3.8 Specifieke maatregelen ter bescherming van fauna

4.3.8.1 Algemene faunagerichte beheermaatregelen - Belang van nectarplanten

Nectarbronnen vormen een belangrijke habitatcomponent van heel wat insectensoorten.

Hoewel tijdens de bloeiperiode van Struikhei een groot nectaraanbod aanwezig is, kunnen heideterreinen in de rest van het actieve seizoen (lente - begin zomer) een heel nectararme omgeving vormen. Behoud van bloemrijke en ruigere delen in de graslanden, vrijstellen en behoud van belangrijke nectarplanten in de bosranden zoals wilg, braam en Sporkehout zijn hierbij van groot belang voor tal van nectarbehoevende soorten. Aan de rand van sommige brandwegen komen op enkele plaatsen nectarrijke kruiden zoals Slangenkruid en allerlei kruiskruiden voor. Er wordt op toegezien dat deze nectarrijke kruiden niet mee omgeploegd worden tijdens de bloeiperiode.

- Belang van structuurbepalende elementen

Tal van soorten (o.a. Groentje, Nachtzwaluw, Boompieper, Boomleeuwerik, enz.) hebben baat bij de aanwezigheid van structuurelementen in de heide zoals boomopslag en verspreide bomen en struiken. Een aantal soorten (o.a.

Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, enz.) heeft nood aan de aanwezigheid van voldoende open (stuif)zand.

- Kleinschalig werken in functie van structuurvariatie

Grootschalige beheermaatregelen kunnen ongunstig zijn voor aanwezige populaties van bepaalde faunasoorten. Vooral minder algemene en lokaal voorkomende soorten kunnen kwetsbaar zijn voor grootschalig uitgevoerde beheerwerken. Een uniform beheer over een grote oppervlakte zorgt evenmin voor de voor veel

faunasoorten nodige

structuurvariatie. Kleinschalig werken geniet de voorkeur.

184 Geïntegreerd bos- en natuurbeheerplan voor het Schietveld Helchteren www.inbo.be

4.3.8.2 Gentiaanblauwtjessysteem

De huidige populatie van het Gentiaanblauwtje is bijzonder klein geworden, met een reële kans op uitsterven van de populatie binnen afzienbare tijd. Om deze soorten enige overlevingskansen te bieden op het militair domein zijn specifieke en dringende maatregelen vereist.

In eerste instantie dient de draagkracht van de bestaande habitatplek verhoogd te worden door middel van zeer kleinschalige beheermaatregelen (grootte-orde van enkele vierkante meters). Met het oog op overleving van de populatie op langere termijn is inrichting en herstel van geschikt habitat in de omgeving van de bestaande vliegplaats uiterst noodzakelijk. Enkel door het creëren van zoveel mogelijk nieuw habitat in de omgeving zijn er enige kansen tot herstel van deze populatie. De hier voorgestelde beheer- en inrichtingsmaatregelen in functie van het Gentiaanblauwtje zijn dan ook uiterst urgent.

Voor meer uitgebreide richtlijnen en bedenkingen rond de uitvoer van specifieke beheermaatregelen in functie van het Gentiaanblauwtje wordt verwezen naar het maatregelenhoofdstuk en de gebiedsfiches van het Soortbeschermingsplan Gentiaanblauwtje (Vanreusel et al. 2000).

- Kwaliteitsverbetering huidige habitatplek (bestand 2d van Landschapseenheid Sonnisheide)

Door verspreid in het perceel kleine tot zeer kleine plagplaatsen te creëren kan de structuurvariatie versterkt worden en ontstaan nieuwe kiemingsmogelijkheden voor Klokjesgentiaan (de waardplant). Ook door sporadisch en gefaseerd maaien van delen van het bestand kan opnieuw een meer open vegetatiestructuur ontstaan. Maaien en plaggen dienen evenwel zeer omzichtig en kleinschalig te gebeuren. Het is van belang niet te grote plekken uit te kiezen en zeker niet alle Pijpenstrootjesbulten te plaggen aangezien deze vaak nesten van de waardmier bevatten.

- Uitbreiding habitatplek en creëren van nieuw habitat in de omgeving (voornamelijk Sonnisheide)

In de omgeving van de huidige vliegplaats in de Sonnisheide komen verschillende natte tot vochtige zones (in de bestanden 2c, 2b en 4a) in aanmerking voor herstel van geschikt habitat. Systematisch (kleinschalig) plaggen en chopperen van de veelal sterk vergraste natte depressies is hier aangewezen. Op zeer korte afstand kan het herstel van de natte zone rondom het Osseven een gevoelige uitbreiding van geschikt habitat opleveren. Bij het geplande venherstel kunnen de oeverzone en aansluitende natte depressies door plaggen opnieuw in een vroeg successiestadium worden gebracht. Doel is de ontwikkeling van soortenrijke vochtige heidevegetaties, met voldoende Klokjesgentianen.

Het kan evenwel vele jaren duren vooraleer na een herstelingreep geschikt leefgebied ontstaat (kolonisatie geschikte waardmieren, kieming en vestiging Klokjesgentianen).

Daarom worden deze herstelingrepen als prioritair behandeld. In tussentijd wordt de populatie op de huidige habitatplek behouden door middel van zeer kleinschalige ingrepen.

De eerste resultaten van recente plag- en chopperwerken in de Sonnisheide geven reeds aan dat succesvol habitatherstel mogelijk is. Dit beheer wordt behouden; een belangrijk aandeel van voorziene jaarlijkse plag- en chopperwerken zal dan ook worden ingezet in de Sonnisheide.

Lokaal wordt boomopslag verwijderd. Uitbreiding van de bestaande habitatstrook in westelijke richting (richting Osseven) vergt het kappen van het berkenbosje tussen de huidige habitatplek en het Osseven, gevolgd door plaggen in functie van heideherstel.

www.inbo.be Geïntegreerd bos- en natuurbeheerplan voor het Schietveld Helchteren 185

Voor herstelmaatregelen in functie van het Gentiaanblauwtje kan ca. 1 km als haalbare afstand voor kolonisatie van een habitatplek worden vooropgesteld (Vanreusel et al., 2000).

Herstelmaatregelen in de Sonnisheide worden in een eerste fase dan ook geconcentreerd binnen deze afstandsgrens. Bij een kleine populatie, zoals die van de Sonnisheide, zal de frequentie waarmee dergelijke afstanden worden afgelegd evenwel heel laag zijn. Afstanden van meerdere kilometers zijn quasi uitgesloten.

- Actieve verspreiding zaden Klokjesgentiaan

Klokjesgentiaan heeft geen langlevende zaadbank. Op plag- en chopperplaatsen kan de kieming van Klokjesgentianen gestimuleerd en versneld worden door zaden van gebiedseigen gentianen te verzamelen en aan de randen van de plag- en chopperplaatsen uit te zaaien (Vanreusel et al. 2000).

- Bekalken na plaggen

Indien kieming van Klokjesgentianen op de gecreëerde plagplekken niet of onvoldoende optreedt, kan overwogen worden om de plagplekken te bekalken. Kieming van Klokjesgentianen treedt namelijk niet op in te sterk verzuurde bodems. Bekalken van gechopperde plekken wordt niet aangeraden. Bij chopperen blijft immers een veel grotere hoeveelheid organisch materiaal achter, waardoor de kans op hereutrofiëring door het verhogen van de pH te groot is. Recente ervaringen leren bovendien ook dat Klokjesgentianen talrijk kiemen op de gechopperde plekken.

- Creëren van barrière met het landbouwgebied

Volgens Vanreusel et al. (2000) mist de populatie Gentiaanblauwtjes een barrière in de richting van het aangrenzende intensieve landbouwgebied. Het aanleggen van een afschermende boomgordel aan de noordzijde van de vliegplaats zou het eventuele inwaaien van vermestende stoffen kunnen verminderen. Bovendien kan dergelijke barrière er voor zorgen dat de vlinders een grotere kans hebben om binnen de geschikte habitatvlek te blijven. Dergelijke begrenzing kan nuttig zijn totdat voldoende geschikt habitat in de buurt werd gecreëerd. Aanleg van de afschermende boomgordel gebeurt best aan de rand van het gebied, in de bestanden 2a en 2b. Deze inrichtingsmaatregelen kunnen enkel gebeuren als de landbouwconcessie in deze bestanden worden opgezegd.

- Herinrichting van de brandwegen

Om de potentiële oppervlakte voor het Gentiaanblauwtjeshabitat aanzienlijk te kunnen vergroten en de isolatie met de rest van het heidegebied (Sonnisheide) op te heffen, is het aangewezen om het huidige traject van de brede brandweg grenzend aan de zuidrand van de habitatplek te verleggen. De meest aangewezen plaats voor een nieuwe brandweg is een traject ten noorden van de vliegplaats, tegen de grens van het militair domein, in de bestanden 1b, 2a en 2b. Op die manier wordt de brandveiligheid behouden en wordt tevens een grotere barrière met het omliggende landbouwgebied bekomen. Aanleg van het nieuwe traject kan ook de bereidbaarheid ten goede komen, aangezien het huidige traject voor een groot deel door de depressie van het Osseven loopt en gedurende een lange periode van het jaar onder water staat.

Indien dit alternatieve traject voor de brandweg niet mogelijk is, is het wenselijk de breedte van de huidige brandweg te reduceren of een meer ecologisch beheer te voeren. Bij het onderhoud van de brandgang dient er alleszins op toegezien te worden dat geen geschikt habitat wordt omgeploegd.

186 Geïntegreerd bos- en natuurbeheerplan voor het Schietveld Helchteren www.inbo.be

4.3.8.3 Nachtzwaluw

Nachtzwaluw is een broedvogel van structuurrijke heiden en open naaldbossen op zandgronden. De soort vertoont een voorkeur voor halfopen overgangen van open heide naar bos. De hoogste dichtheden komen voor in structuurrijke heide met 10 - 30 % boomopslag. Nachtzwaluwen hebben bovendien een voorkeur voor plaatsen waar droge, witte of gele dekzanden dagzomen. Op het schietveld komt de soort in hoge dichtheden voor.

Voor Nachtzwaluw is het van belang dat geleidelijke, halfopen overgangszones tussen de open heide en bos worden gecreëerd; daarbij kan bijvoorbeeld een gegolfde of onregelmatige bosrand nagestreefd worden zodat de randlengte tussen bos en heide vergroot. De voorziene ontwikkeling van halfopen zones aan de randen van het terrein en de randzone van het bos van Masy zijn gunstig voor de soort. De ontwikkeling van klassieke mantelzoomvegetaties zijn omwille van de vaak dichte structuur niet gunstig voor de soort.

Daarnaast is het creëren en behouden van zandige open plekken en het laten staan van bomen en bomengroepjes op de heide gunstig voor de soort.

4.3.8.4 Gevlekte witsnuitlibel

De Gevlekte witsnuitlibel werd in 2008 opnieuw ontdekt op het Schietveld. Voor de soort is herstel en ontwikkeling van oligotrofe tot mesotrofe vennen met goed ontwikkelde waterplanten- en verlandingsvegetaties noodzakelijk. Dit kan gebeuren door het herstellen van de natuurlijke waterhuishouding en in geval van sterk gedegradeerde vennen door natuurontwikkeling. De soort kan profiteren van de vooropgestelde veenontwikkeling in de Laambeekvallei (huidige vindplaats in bestand 1e). De soort verkiest beschutte plaatsen.

Aan de randen van het beekdal ter hoogte van de Laamvijver wordt daarom een halfopen bosbuffer behouden.

4.3.8.5 Gladde slang

Gladde slang is een belangrijke doelsoort van het gebied en is tegelijk een ‘paraplusoort’

voor structuurrijke heidegebieden met afwisseling van droge en vochtige structuurrijke heides afgewisseld met schaduwrijke plekken en zonbeschenen open zand. Het is een soort waarvoor geen specifieke maatregelen vereist zijn : behoud en ontwikkeling van deze structuurrijke heides via procesbeheer kan hier veelal volstaan.

Maatregelen in functie van deze soort zullen zich vooral concentreren op het creëren van open corridors en stapstenen tussen de bestaande, actueel geïsoleerde populaties van het Schietveld en de Hoge Kempen (via de Klaverberg).

4.3.8.6 Knoflookpad

Knoflookpad is een soort met zeer specifieke vereisten naar biotoop en abiotiek (ionenrijk water) waardoor de mogelijkheden voor herstel en ontwikkeling van de soort zich vooral situeren in de huidige landbouwconcessies.

Er is evenwel één natte depressie in de meest zuidwestelijke hoek van het Schietveld waar nu al maatregelen buiten landbouwconcessie mogelijk zijn. Deze geschikte locatie is een natte depressie net tussen de akker en het zuidelijk gelegen bos (zie onderstaande figuur):

hier kan men geschikt biotoop herstellen door opslag te verwijderen en deze natte depressie en randzones in te richten als geschikt biotoop.

www.inbo.be Geïntegreerd bos- en natuurbeheerplan voor het Schietveld Helchteren 187 Lokatie met belangrijke potenties ifv. soortbeheer voor Knoflookpad