• No results found

4.2 Regulier bosbeheer

4.2.2 Bosomvorming

Op lange termijn streeft het bosbeheer over de gehele oppervlakte naar gemengde inheemse bestanden (inclusief Grove den). Binnen de termijn van dit beheerplan wordt gestreefd naar minstens 50% gemengd inheemse bestanden. Dit houdt in dat minstens 2 verschillende inheemse boomsoorten samen minstens 90% van het bestandsgrondvlak uitmaken, waarbij één boomsoort slechts 80% van het bestandsgrondvlak mag uitmaken (of 80% van het stamtal indien het bestand jonger is dan 30 jaar).

In 2008 is 22 % van de geïnventariseerde bosoppervlakte gemengd inheems. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat 276 ha niet geïnventariseerd werd. Het grootste deel van de niet geïnventariseerde bestanden hebben belangrijke aandelen van gemengd inheems bos.

Van de geïnventariseerde bestanden is momenteel 9% homogeen inheems en 12%

inheems/exoot gemengd. Deze bestanden kunnen binnen de termijn van het beheerplan omgevormd worden naar gemengde inheemse bestanden. In de bestanden die momenteel gedomineerd worden door Grove den wordt gestreefd naar bestanden die voor minstens 30% uit inheemse loofboomsoorten bestaan.

De basisprincipes bij de omvormingen zijn

o bevoordelen van inheemse boomsoorten door selectieve dunningen o verwijderen van exoten door selectieve dunningen of groepenkap o stimuleren van natuurlijke verjonging

Een voorwaarde voor alle omvormingen is dat er gecontroleerd wordt op verjonging van voornamelijk Amerikaanse eik en Amerikaanse vogelkers. Wanneer deze verjonging de omvorming bedreigt, wordt ingegrepen en wordt de verjonging verwijderd. Indien de verjonging massaal is, kan een bladbehandeling met glyfosaat noodzakelijk zijn.

In het bos van Masy bestaan de voornaamste omvormingen uit de omvorming van homogene Amerikaanse eikenbestanden en gemengde bestanden met een belangrijk aandeel Amerikaanse eik naar inheemse loofhoutbestanden die hoofdzakelijk zullen bestaan uit Zomereik en berk. Hier kan binnen de planningstermijn van het beheerplan via omvorming en spontane veroudering een oppervlakte van minstens 50 ha worden gerealiseerd die voldoet aan de definitie van habitattype 9190 en bovendien in een gunstige staat van instandhouding wordt gebracht.

In de directe omgeving van de kasteelsite zijn belangrijke relicten aanwezig van een historische dendrologische collectie (o.a. enkele zeer zware Sequoiadendrons). Een inventaris van de dendrologische collectie is in opmaak. De bomen met een belangrijke landschappelijke of dendrologische waarde (soorten, genotypes) kunnen behouden blijven, en zelfs via kleinschalige ingrepen (vrijstellen) worden behouden. Deze (neven)doelstelling hoeft niet in tegenspraak te zijn met het hoofddoel om te streven naar habitattype 9190 in een goede staat van instandhouding : de criteria voor ‘goede staat van instandhouding’ voor dit habitattype staan een beperkte bijmenging (max 10%) van niet-habitattypische boomsoorten toe. De soorten uit de collectie verjongen niet of nauwelijks en zorgen ook op dat vlak niet voor problemen.

In de bossen langs de westzijde van het militair domein gaat het vooral over het omvormen van naaldhoutbossen. Op lange termijn worden deze bestanden omgevormd naar gemengde bossen van inheems loofhout met Grove den.

www.inbo.be Geïntegreerd bos- en natuurbeheerplan voor het Schietveld Helchteren 143

4.2.2.1 Omvorming van homogene en gemengde bestanden van Amerikaanse eik (= 51,5 ha)

In het bos van Masy zijn de bestanden 1b, 6a en 9a homogeen exoot. Ze hebben nagenoeg geen inheemse boomsoorten. Bestanden 3a en 7a zijn ook homogeen exoot, maar hebben reeds een klein aandeel inheemse boomsoorten. Bestanden 5b en 8b zijn exoot gemengde bestanden met Amerikaanse eik als hoofdboomsoort. Bestand 1a ten slotte is exoot/inheems gemengd bestand, met als hoofdboomsoorten Amerikaanse eik en Ruwe berk. Ruwe berk komt enkel voor in de depressies. Bestand 9c ligt naast een brandweg en is een mozaïek van open plekken en gesloten bos van Amerikaanse eik.

o In de homogene gelijkjarige bestanden (Masy 1b, 6a, 3a, 7a, , 9a) en het homogeen exoot deel van bestand 1a zullen op dezelfde manier worden omgevormd. Er wordt geopteerd voor een directe omvorming. Er worden grotere verjongingsgroepen gekapt (eindkap) van 0.5-2 ha groot. Tijdens deze eidkap worden de weinige aanwezige inheemse bomen uiteraard gespaard. Vervolgens wordt de verjongingsgroep opgeplant met Zomereik, in een dicht plantverband, zodat snel een gesloten kronendak onstaat waarin de verjonging van Amerikaanse eik wordt onderdrukt. Belangrijk voor het slagen van deze omvorming is dat de verjonging van Amerikaanse eik de eerste overscherming om verjonging van Amerikaanse eik te onderdrukken en is opplanten met eik niet nodig. Dit wordt na de kapping beoordeeld.

o Bestand 3a behoort tot het vroegere kasteelpark en bestaat uit zware Amerikaanse eiken die werden aangeplant op heuveltjes in rijen. Hier zal geen actieve omvorming gebeuren binnen de termijn van het beheerplan. De bomen hebben immers een hoge (strucuur-)ecologische waarde, en de oppervlakte van het bestand is beperkt. Er wordt in dit bestand niet ingegrepen. Wel wordt in de aangrenzende bestanden de eventuele verjonging vanuit dit bestand onder controle gehouden door periodiek te kappen. Gezien dit gesloten bosbestanden zijn stelt zich hier momenteel geen probleem van massale verjonging.

o Bestand 9c ligt naast de brandweg en is een mozaïek van open plekken en Amerikaanse eik. De Amerikaanse eik wordt gekapt en bestand 9c wordt een tijdelijke open plek, die geleidelijk spontaan zal ontwikkelen. De verjonging van Amerikaanse eik moet worden opgevolgd en indien nodig mechanisch bestreden. Indien na 5 jaar blijkt dat enkel Amerikaanse eik verjongt, wordt het bestand opgeplant met Zomereik in een dicht plantverband.

In de Landschapseenheid Dovo worden de bestanden 1c en 1f gedomineerd door Amerikaanse eik. Bestand 1e van Dovo bestaat uit Amerikaanse eik en Amerikaanse vogelkers. Het zijn kleine (respectievelijk 0,6 ha, 0,1 ha en 1,6 ha) geïsoleerde bestanden die omringd worden door landbouwgronden. Op de geïntegreerde ecologische gebiedsvisie voor het schietveld staat het omliggende landbouwgebied en deze kleine bestanden ingekleurd als ‘heide-ecosysteem met complex van natte heide, droge heide, heischraal grasland en stuifduinen’. In de kleine bestandjes zijn echter nog ruïnes aanwezig. Deze bestanden zullen niet geplagd kunnen worden, waardoor heideherstel hier zeer onwaarschijnlijk is. Bij realisatie van de gebiedsvisie worden deze bestanden gekapt met uitzondering van de inheemse bomen en kunnen als ijle bosbestandjes als structuurelement

144 Geïntegreerd bos- en natuurbeheerplan voor het Schietveld Helchteren www.inbo.be

in de open heidevegetaties worden behouden. Zolang op de omliggende gronden nog aan landbouw gedaan wordt, wordt enkel de Amerikaanse vogelkers bestreden. Eventueel kunnen wel elke omlooptijd een aantal Amerikaanse eiken gekapt worden om inheemse soorten vrij te stellen.

In de overige Landschapseenheden zijn geen bestanden die gedomineerd worden door Amerikaanse eik.

4.2.2.2 Indirecte omvorming van de naaldhoutbestanden (73,1 ha)

Dit is van toepassing op de inheems/exoot gemengde bestanden 1a (Grove den/Corsicaanse den) en 1j (Ruwe berk/Zeeden) van de Landschapseenheid Sonnisheide en 1d van de Landschapseenheid Mangelbeek (Grove den/Zeeden).

Bestand 1a van de Landschapseenheid Sonnisheide is op te delen in 2 delen, waarbij de grens bestaat uit de asfaltweg die naar Toren 1 leidt. De hier besproken omvorming is enkel geldig op het gedeelte ten zuiden van de weg (= 4,4 ha). Deze bestanden zullen indirect worden omgevormd door selectieve hoogdunningen (met omlooptijd 8 jaar). Het doel op lange termijn is om inheems gemengde bestanden te bekomen die bestaan uit Zomereik en Ruwe berk, waar Grove den prominent aanwezig blijft, maar waar inheems loofhout domineert. Wilde lijsterbes en Sporkehout komen voor in de struiklaag en/of nevenetage. Bij de selectieve hoogdunningen wordt altijd voorrang verleend aan inheemse loofboomsoorten en aan oude en zware bomen met een hoge natuurwaarde. In tweede instantie worden oude zware Grove dennen en Zeedennen bevoordeeld. Door selectieve dunningen zullen de exoten geleidelijk aan verdwijnen uit de bestanden en wordt er ruimte en licht gecreëerd zodat inheemse boomsoorten uit de onder- en/of nevenetage kunnen doorgroeien. Het kleine aantal Amerikaanse eiken dat nog aanwezig is, wordt geveld. Indien ze moeilijk bereikbaar zijn voor exploitatie blijven ze ter plaatse liggen.

Ook inheems homogene bestanden die voornamelijk bestaan uit Grove den zullen indirect worden omgevormd. Dit zijn de bestanden 1d en 1h van Sonnisheide, 1a en 1b van Landschapseenheid Mangelbeek en 1a en 1d van Landschapseenheid Dovo. De eerste 4 bestanden zijn momenteel niet ver verwijderd van het gewenste doel, zodat ze binnen de termijn van dit beheerplan omgevormd kunnen worden naar inheems gemengde bestanden.

Bij de selectieve hoogdunningen wordt voorrang gegeven aan andere inheemse boomsoorten dan de huidige hoofdboomsoort Grove den. Grove den blijft wel behouden in deze bestanden, maar op lange termijn zal een verschuiving gebeuren van naaldhout of gemengd naaldhout naar gemengd loofhout. Bestanden 1a en 1d van Landschapseenheid Dovo zijn kleine eilandjes in de landbouwconcessie die op de geïntegreerde ecologische gebiedsvisie ingekleurd staat als ‘heide-ecosysteem met complex van natte heide, droge heide, heischraal grasland en stuifduinen’. Beide bestanden worden omgevormd naar structuurelementen in heide/heischraal grasland met inheemse soorten. Indien de omliggende landbouwgronden verlaten worden, worden alle exoten gekapt in deze bestanden en wordt er zwaar gedund in de Grove dennen (tot een gemiddelde overschermingsgraad van de boomlaag van 30-50%).

Vervolgens kan het bestand mee opgenomen in het heidebeheer. Zolang de concessie behouden wordt hebben deze ingrepen geen zin en wordt enkel Amerikaanse vogelkers bestreden.

In de Landschapseenheid Sonnisheide zijn 3 bestanden die nu reeds de doelstelling van inheems gemengd bos met minstens 30% inheems loofhout bereikt hebben (zie eerder). Het zijn de bestanden 1c, 1e en 1f, inheems gemengde bestanden van Grove den, Zomereik en Ruwe berk, met Wilde lijsterbes en Sporkehout in de struiklaag en/of nevenetage. Deze bestanden worden op dezelfde manier gedund als de bovenstaande om als dusdanig sneller de Natura 2000-habitat 9190 te bereiken. De inheemse loofboomsoorten worden bevoordeeld. Grove den wordt niet tot de laatste boom gekapt in deze bestanden, het is

www.inbo.be Geïntegreerd bos- en natuurbeheerplan voor het Schietveld Helchteren 145

immers één van de aanvullende soorten uit de boom- en struiklaag voor deze habitat (T’Jollyn et al., 2009).

4.2.2.3 Gefaseerde verwijdering van exoten, gevolgd door nulbeheer (59,3 ha) Gemengde loofhoutbestanden zijn vooral terug te vinden in het bos van Masy. Sommige van deze bestanden bestaan uit structuurrijke bestanden van Zomereik, berk, Wilde lijsterbes … maar hebben nog een (zeer) belangrijk aandeel exoten (voornamelijk Amerikaanse eik). Het gaat over de bestanden 1d, 1g, 2b, 3d, 4c, 4d, 4e, 4f, 4g, 5a, 7b, 7c, 8a en 8c. Bestand 2b staat in tabel 4 van bijlage 2 nog aangeduid als homogeen exoot. Tussen de inventarisatieperiode en het schrijven van het beheerplan werden beheerwerken uitgevoerd, waardoor dit nu een inheems/exoot gemengd bestand is van Zomereik en Amerikaanse eik.

Bestand 4b staat in diezelfde tabel aangeduid als een exoot gemengd bestand van Tamme kastanje, Amerikaanse vogelkers en Ruwe berk. Momenteel is de Amerikaanse vogelkers verwijderd, waardoor dit nu een exoot/inheems gemengd bestand is, dat plaatselijk gedomineerd wordt door oude monumentale Tamme kastanjes.

o In bestanden 1d, 2b, 4e, 5a en 7c is Amerikaanse eik nog dominant aanwezig. Een te drastische omvorming zou hier zeer veel schade aanrichten aan de resterende bomen en het bosaspect te sterk verstoren. Hier wordt geopteerd om de verwijdering van Amerikaanse eik te spreiden over drie omlooptijden, waardoor ruimte ontstaat voor inheemse boomsoorten. Een eventuele vierde omlooptijd wordt voorzien. De zware Amerikaanse eiken die de bestanden scheiden van de brandwegen en die deel uitmaken van oude dreven, hebben een belangrijke landschappelijke en ecologische waarde en worden behouden. Amerikaanse eik die in groepjes voorkomt, wordt gekapt in deze groepen waardoor tijdelijke open plekken ontstaan die spontaan kunnen ontwikkelen. Amerikaanse eiken die moeilijk bereikbaar2 zijn voor exploitatie of die verspreid staan diep in de bestanden worden geringd.

Indien de exploitatie sterke schade kan aanrichten in zeer waardevolle bosbestandsdelen, wordt eveneens geopteerd voor ringen. Een noodzakelijke voorwaarde voor het slagen van deze omvorming is de controle op verjonging van Amerikaanse eik. Indien deze massaal is, wordt ze om de 4 jaar gekapt. Na 3, eventueel 4, omlooptijden is de Amerikaanse eik verwijderd uit deze bestanden en wordt overgeschakeld op een nulbeheer, waarbij wel nog gecontroleerd wordt op zaailingen van Amerikaanse eik.

o In de bestanden 4c, 7b, 8a en 8c komt Amerikaanse eik veeleer verspreid voor en behoort ze niet tot de hoofdboomsoorten. Indien ze in groepjes voorkomt, is de oppervlakte van deze groepjes meestal kleiner dan in de voorgaande bestanden. In deze bestanden zal de Amerikaanse eik bijgevolg sneller verwijderd kunnen worden. Gedurende twee omlooptijden wordt de Amerikaanse eik gekapt, een eventuele derde omlooptijd wordt voorzien. De zware Amerikaanse eiken die de bestanden scheiden van de brandwegen en die deel uitmaken van oude dreven, worden behouden. Indien individuele Amerikaanse eiken diep in het bestand liggen of moeilijk bereikbaar zijn voor exploitatie, worden ze geringd. In bestand 7b komt naast Amerikaanse eik ook Robinia voor, die op dezelfde manier verwijderd zal worden als Amerikaanse eik. Aangezien Robinia snel wortelloten vormt, worden de stobben ingesmeerd met glyfosaat. Na de tweede, eventueel derde,

2 : Onder ‘moeilijk bereikbaar’ wordt verstaan dat de individuele Amerikaanse eiken zich verder dan 50-100 m en in geaccidenteerd terrein (ontoegankelijk voor machines) op minder dan 30m van de berijdbare exploitatieweg bevinden

146 Geïntegreerd bos- en natuurbeheerplan voor het Schietveld Helchteren www.inbo.be

omlooptijd worden ook deze bestanden uit beheer genomen en kan het bos verder spontaan ontwikkelen. Verjonging van de uitheemse boomsoorten wordt wel opgevolgd.

o Bestand 4b wordt op dezelfde manier beheerd als de voorgaande bestanden.

Gedurende twee omlooptijden worden de aanwezige Amerikaanse eiken geveld. Deze die moeilijk bereikbaar zijn voor exploitatie worden geringd. Na dit startbeheer kan dit bestand spontaan verder ontwikkelen. De monumentale Tamme kastanjes kunnen behouden blijven als cultuurhistorisch relict met hoge ecologische waarde (veel dood hout en holtes). Er wordt achteraf nog gecontroleerd op verjonging van Amerikaanse vogelkers en Amerikaanse eik.

o Bestand 1g bestaat uit Zomereik en Amerikaanse eik. Ook Fijnspar komt voor. Tussen de inventarisatieperiode en het schrijven van het beheerplan is al een deel van de Amerikaanse eik gekapt. Tijdens de volgende 2 omlooptijden wordt de overige Amerikaanse eik en de Fijnspar gekapt. Zware exemplaren van Amerikaanse eik die dit bestand afboorden en deel uitmaken van vroegere dreven, worden gespaard. Na 2 omlooptijden kan dit bestand uit beheer genomen worden.

o Bestand 3d is de monumentale driedubbele dreef van Linde en Amerikaanse eik. Bestanden 4d, 4f en 4g maken deel uit van het voormalige kasteelpark.

Hier komen nog belangrijke relicten van de dendrologische collectie voor.

Alle exoten met uitzondering van de waardevolle collectie-elementen en de monumentale Amerikaanse eiken (vooral in de dreven) worden selectief verwijderd gedurende 2 omlooptijden. Daarna worden verdere ingrepen tot het minimum beperkt.

4.2.2.4 Eenmalige verwijdering van exoten, gevolgd door nulbeheer (48 ha)

Een deel van de bosbestanden op het schietveld kunnen mits een eenmalig en kleinschalig omvormingsbeheer (startbeheer) omgevormd worden naar goed ontwikkelde, inheems gemengde bestanden, die op korte tot (middel-)lange termijn spontaan verder kunnen evolueren naar het NATURA 2000-habitat 9190.

Bestand 1b van Landschapseenheid Sonnisheide is momenteel een goed ontwikkeld eikenberkenbos met als hoofdboomsoorten Zomereik, Ruwe berk en wilg. Het aansluitende deelbestand van 1a (ten noorden van de toegangsweg; 2,6 ha) kan mits volledige verwijdering van Amerikaanse vogelkers ook omgevormd worden tot dergelijk structuurrijk eikenberkenbos met een aantal overstaanders van Grove den. Na het startbeheer dat bestaat uit het verwijderen van Amerikaanse vogelkers en het kleine aantal Amerikaanse eiken dat momenteel voorkomt, worden deze bossen uit beheer genomen, zodat ze verder spontaan kunnen ontwikkelen. In bestand 1a worden nog een aantal Grove dennen geveld.

Individuele verspreid staande Amerikaanse eiken worden geringd, zodat schade door exploitatie vermeden wordt. Amerikaanse vogelkers wordt bestreden en de bestrijding wordt opgevolgd gedurende het eerste decennium van dit beheerplan. Langs de rand van de asfaltweg primeert de veiligheid en worden kwijnende bomen geveld. Indien nodig kunnen in de tweede omlooptijd nog exoten verwijderd worden.

De bestanden 1g en 1i van Sonnisheide zijn inheemse loofhoutbestanden van Zomereik, waar nog veel Amerikaanse vogelkers voorkomt, zowel bij de zaailingen als in de struiklaag.

Ook in deze bestanden wordt een startbeheer uitgevoerd, met nabehandeling, waarna wordt overgeschakeld op een nulbeheer en de bestanden spontaan kunnen ontwikkelen. Het startbeheer zal in deze bestanden wel intensiever zijn als de voorgaande door de hoge

www.inbo.be Geïntegreerd bos- en natuurbeheerplan voor het Schietveld Helchteren 147

bedekkingsgraad van Amerikaanse vogelkers. De struiklaag van Amerikaanse vogelkers wordt gekapt, de stobben worden ingesmeerd met glyfosaat. Jonge zaailingen worden uitgetrokken, indien ze te massaal aanwezig zijn is een bladbehandeling met glyfosaat onvermijdelijk. Tijdens het eerste decennium na de eerste behandeling wordt deze bestrijding opgevolgd en indien nodig herhaald. Deze bestrijding wordt zo snel mogelijk gestart. Als de Amerikaanse vogelkers bestreden is, worden deze bestanden uit beheer genomen en kunnen ze verder spontaan ontwikkelen.

In het bos van Masy worden de bestanden 1e, 1f, 2a, 3b, 3e, 4a, 5c, 6b en 9b op dezelfde manier beheerd. Dit zijn bestanden van gemengd inheems loofhout waar in sommige bestanden nog verspreide Amerikaanse eiken voorkomen. Bij een eenmalige doorgang, die te beschouwen is als een startbeheer, worden de Amerikaanse eiken en eventueel overige exoten geveld. Verspreide individuele Amerikaanse eiken die moeilijk bereikbaar zijn voor exploitatie worden geringd. Na dit startbeheer wordt overgegaan op nulbeheer met controle en opvolging van de exotenbestrijding. Langsheen de brandwegen wordt eveneens gecontroleerd op kwijnende bomen. In sommige bestanden zal dit startbeheer zeer beperkt zijn, omwille van de gunstige uitgangssituatie.

Bestand 3c van Masy is een beukenbestand met zware bomen, en enkele exoten. Dit bestand wordt op dezelfde manier beheerd als de voorgaande.

Aangezien in de Landschapseenheid Masy de bestrijding van Amerikaanse vogelkers reeds verder gevorderd is dan in de overige Landschapseenheden, wordt het startbeheer hier uitgevoerd in 2010, 2011 en 2012, de eerste 3 jaren waarvoor dit beheerplan geldig is. Zo wordt verdere uitbreiding van de exoten en dus ook een intensivering van de uit te voeren beheerwerken vermeden. Nadat de hoofdbehandeling is uitgevoerd wordt de volgende 3 jaar een nabehandeling uitgevoerd waarbij de zaailingen uitgetrokken worden. Na 5 jaar gebeurt een controle en kan, indien nodig, en bijkomende nabehandeling uitgevoerd worden. In de overige Landschapseenheden wordt bij voorkeur eerst de Amerikaanse vogelkers verwijderd, alvorens gestart wordt met de werken. Vogelkers heeft immers de eigenschap zich vooral massaal te verjongen op verstoorde locaties (bijvoorbeeld na kapping). Indien deze defasering in de praktijk net uitvoerbaar is kan de vogelkersbestrijding ook in dezelfde beweging gebeuren als de aanpak van de overige exoten.