• No results found

Om dit hoofdstuk af te ronden worden de belangrijkste knelpunten opgelijst, die naar voor komen bij de confrontatie van uiteenlopende doelstellingen voor de verschillende functies van het militair domein.

Eerst en vooral blijkt dat militaire en ecologische doelstellingen vaak hetzelfde doel nastreven, waardoor er hier geen knelpunten ontstaan.

o Beiden streven naar een open centraal heidegebied met bos en halfopen zones in de rand.

o Beiden streven naar een zo laag mogelijke recreatiedruk. Naar militaire doelstellingen toe is dit vooral een kwestie van veiligheid, naar ecologische doelstellingen is het belangrijk de verstoring te reduceren tot een minimum, voornamelijk voor de broedvogels op het terrein.

o De aanwezigheid centraal in het gebied van kolonievormende watervogels, zoals Kokmeeuwen, is ongewenst, vanuit militair opzicht omwille van het gevaar voor botsingen en aanzuigingen in vliegtuigmotors, vanuit ecologisch opzicht omwille van de eutrofiëring van waardevolle vennen die dergelijke meeuwenkolonies met zich meebrengen.

o De vergrassing van het terrein. Deze is zowel vanuit ecologisch (kwaliteit van de habitat, beheerintensiteit) als uit militair oogpunt (brandgevaar) ongewenst. Deze is ten dele te wijten aan atmosferische deposities maar ook aan verdroging (zie verder)

Enkele ecologische doelstellingen leiden tot knelpunten die niet tot weinig interfereren met de militaire doelstellingen.

o De aanwezigheid van modelvliegtuigen en deltavliegers (concessies) geven geen problemen naar het militair gebruik, maar zorgen wel voor een belangrijke rustverstoring in het broedseizoen.

o De verbossing door het ontbreken van beheer : zolang deze zich in de periferie van het gebied voordoet is deze vanuit militair oogpunt geen probleem. Bij verregaande verbossing kan het brandrisico wel toenemen.

o De vermesting en drainage door de omringende landbouw (onder andere op de Maastrichterheide)

o De landbouwconcessies op het schietveld: Deze landbouwconcessies kennen een intensief landbouwbeheer en hebben een negatieve invloed op de ecologisch waardevolle vegetaties, en vormen harde barrières die migratie naar natuur- en bosgebieden in de periferie verhinderen. De situatie is bijzonder precair voor de landbouwzones die gelegen zijn nabij de bronhoofden van de Mangelbeekvallei en de Laambeek en de percelen met Gentiaanblauwtje in Sonnisheide. Om het ecologische herstel van de meest interessante zones mogelijk te maken, is het daarom aangewezen dat de landbouwconcessies er op korte termijn stopgezet worden. De landbouwzones op het schietveld vallen evenwel buiten de protocolovereenkomst en dus ook buiten dit beheerplan. Bovendien is in de landbouwconcessies opgenomen dat als tegenprestatie een aantal brandwegen wordt onderhouden. Het behoud van de concessies is vanuit militair oogpunt geen vereiste, maar bij eventuele stopzetting van concessies

122 Geïntegreerd bos- en natuurbeheerplan voor het Schietveld Helchteren www.inbo.be

moet ook een regeling getroffen worden zodat de brandwegen onderhouden en functioneel blijven. Zonder deze garantie zal de militaire overheid de bestaande landbouwconcessies niet stopzetten. Beheersuggesties voor deze zones worden voorgesteld op het einde van hoofdstuk 4.

Er is echter ook een ecologisch knelpunt waarvoor de oplossing in tegenspraak is met de militaire doelstellingen. Hier is sprake van een knelpunt dat opgelost dient te worden.

Op terrein wordt vastgesteld dat belangrijke oppervlaktes vochtige heide in een slechte toestand verkeert door vergrassing en verdroging en dat valleien en bijhorende waardevolle biotopen verdrogen, waardoor het voortbestaan van een aantal zeldzame biotopen en soorten in het gedrang komt.

De verklaring hiervoor is een algemene grondwaterdaling door een gewijzigde hydrologie ten gevolge van de aanleg, uitdieping en onderhoud van een

welgekozen en zeer effectief grachtenstelsel (zie kaart 36, 37 en 38 in bijlage).

Een aantal grachten op het schietveld werden vrij recent nog gegraven of uitgediept (in de periode 1999-2003). Hierdoor wordt niet alleen de volledige Verboden zone, maar tevens de dalhoofden van alle waterlopen die op het militaire domein ontspringen, ontwaterd. Aangezien dit gebied de top van een watervoerend pakket voedt, wordt door deze ingrepen ook het freatische peil van dit pakket beïnvloed. Recente peilmetingen indiceren een algehele daling van het freatisch peil met enkele tientallen centimeter tot een halve meter over het laatste decennium. Dat heeft onmiskenbare en zeer dramatische gevolgen voor alle grondwaterafhankelijke vegetatietypes en de bijhorende

soortenrijkdom waaronder ook habitats en soorten van de Habitat-en

Vogelrichtlijn waarvoor het gebied op Vlaamse schaal van essentieel belang is.

Het herstel van de hydrologie is daarom een zeer belangrijke ecologische doelstelling voor het gebied : dit herstel is immers een essentiële voorwaarde voor het behoud en herstel van deze vegetatietypes en soorten. De

herstelmaatregelen op het kamp van Beverlo tonen aan dat door het eenvoudig dempen of verondiepen van de drainagegrachten hydrologisch herstel mogelijk is.

Vanuit militair oogpunt is het behoud van de huidige toestand echter gewenst, in het bijzonder in de Verboden Zone, in functie van militaire en brandveiligheid.

De ontwateringsgrachten die in het gebied werden aangelegd en onderhouden, zijn in eerste instantie bedoeld om te voorkomen dat er in de aanvliegroute en verboden zone stagnerend open water voorkomt. Open water is er immers ongewenst omwille van het gevaar van afketsende kogels (Ricochet-effect) en het aantrekken van meeuwenkolonies, die kunnen aanleiding geven tot birdstrikes.

Verder is de ontwatering ook bedoeld om de bereikbaarheid te garanderen in functie van brandbestrijding : alle brandwegen moeten ten allen tijde berijdbaar zijn zowel voor militaire als burgerbrandweervoertuigen. In de meest

brandgevoelige zone (de verboden zone) moet ook het terrein zelf voldoende berijdbaar zijn om snel tot bij de brandhaard te komen.

Toch hoeven de ecologische doelstellingen naar hydrologisch herstel niet geheel in tegenspraak te zijn met de militaire doelstellingen. Door het optrekken van het freatische peil zal immers de vochtige en venige heide zich herstellen. Deze vochtige en venige heide bevatten van nature minder grassen en hebben een lager productieniveau. Dat betekent een lager brandrisico. Ook het risico op

www.inbo.be Geïntegreerd bos- en natuurbeheerplan voor het Schietveld Helchteren 123

grondvuur wordt door een ondiep freatisch peil sterk verminderd. Het terrein wordt door een vernatting plaatselijk wellicht moeilijker toegankelijk voor brandweervoertuigen. Voor de toegangswegen kan dit verholpen worden door het ophogen van dienstwegen met zand van ter plaatse. Voor de verboden zone is het belangrijk dat de vernatting zeer omzichtig gebeurt zodat het terrein voldoende berijdbaar blijft. Ook nu rijdt men vooral op de zones die bestaan uit droge heidevegetaties (die ook vroeger al aanwezig waren). Het is niet de bedoeling van de hydrologische herstelmaatregelen om deze droge heides om te zetten naar (onberijdbare) vochtige heides, maar om de actueel gedegradeerde vochtige heides te herstellen (die nu ook weinig berijdbaar zijn door

aanwezigheid van pijpenstrobulten).

Het herstel van de hydrologie kan ook –in tegenstelling tot wat verondersteld kan worden- zorgen voor een verminderd risico op birdstrikes. De evolutie op het terrein leert immers dat net door verdroging de kokmeeuwen zich van de vennen aan de buitenzijde (vooral Katteven) verplaatst hebben naar het Roodven omdat dit ven minder snel droog valt en een goede pitrusvegetatie heeft. De evolutie leert ook dat het aantal pleisterende kieviten in de loop van de tijd is toegenomen, vooral op het Brandven (dat al snel droogvalt) en in mindere mate het Biezenven. M.a.w. het aantal vogels dat in groepen opereert (kokmeeuw en kievit) en dus zeer relevant is in het kader van birdstrikes, is ofwel naar het centrum van het terrein verplaatst (kokmeeuw als broedvogel) ofwel in aantal toegenomen omdat de vennen sneller droogvallen (kievit). Door de combinatie van herstel van de waterhuishouding en ingrepen die de

kokmeeuwkolonies aanzetten om zich te verplaatsen naar bepaalde vennen aan de buitenkant (Katteven en Biezenven of Brandven) neemt de kans op

birdstrikes af. Meeuwenkolonies in de centrale vennen kunnen vermeden worden door de vennen dusdanig in te richten dat er geen veilige nestgelegenheid meer aanwezig is (pitrusvegetaties met eilandjes).

Als conclusie kan dus gesteld worden dat er weinig ecologische knelpunten zijn waarvan de oplossing niet verzoenbaar is met de wensen en vereisten vanuit de militaire doelstellingen.

Via geleidelijk en behoedzaam gestuurd hydrologisch herstel moet het mogelijk zijn om de vereisten naar militair gebruik en veiligheid en de ecologische doelstellingen (goede staat van instandhouding van Europees te beschermen habitats en soorten) zo goed mogelijk met elkaar te verzoenen.

Hiertoe is het noodzakelijk om de hydrologie van het gebied meer in detail te analyseren, inclusief de omliggende omgeving, en de effecten van elke herstelingreep op te volgen en te evalueren, teneinde op basis hiervan goed onderbouwde beslissingen voor eventuele

aanvullende ingrepen te nemen. Deze opvolging gebeurt het best in het kader van een monitoringsopdracht. Evolutie van de hydrologie en effecten op de militaire operationaliteit en biodiversiteit zullen op elke NBC behandeld worden totdat het evenwicht tussen de militaire en de ecologische doelstellingen wordt bereikt.

124 Geïntegreerd bos- en natuurbeheerplan voor het Schietveld Helchteren www.inbo.be

www.inbo.be Geïntegreerd bos- en natuurbeheerplan voor het Schietveld Helchteren 125

3 Beheerdoelstellingen