• No results found

Hoofdstuk 5. De analyse van de Kanteling: een theoretische interpretatie

7.1 De vraagstukken van de burgers in Kansen en Kantelen

7.1.1 Sociale vraagstukken en zingevingvraagstukken

Wanneer we dieper ingaan op de leefwereld van de geïnterviewden blijkt dat de problematiek niet ophoudt bij de oplossing van hun eerste vraag. De andere vragen kunnen we omschrijven als het terrein van sociale vraagstukken en zingevingvraagstukken. We gaan nu kijken naar een aantal behoeften.

Eigenwaarde

Een behoefte die door de geïnterviewden werd genoemd, was eigenwaarde in de betekenis van zelfacceptatie. Volgens Derx is eigenwaarde een belangrijke bron voor zingeving, zodat men zichzelf positief kan waarderen (Derkx 2011, p. 116 - 121). Mevrouw Van Doorn (73 jaar) heeft het idee dat mensen haar negatief beoordelen: ’Ik heb het gevoel dat iedereen me

dus verwijt dat ik zo zwaar ben.(…) Maar ik kan dat niet, ik kan dat niet accepteren. Ik heb mijn hele leven lang dus niet geaccepteerd dat ik niet slank ben’.

Mevrouw Specht (44 jaar) geeft zichzelf de schuld van haar financiële problemen. Haar alcoholverslaving heeft hierin een belangrijke oorzaak. Het is voor haar moeilijk te aanvaarden dat mensen positief over haar denken: ‘Maar daar heb ik wel moeite mee om

complimenten te ontvangen, maar dat heb ik nu ook wel geleerd, vroeger accepteerde ik ook geen complimentjes daar ging ik altijd overheen kletsen en uhh.. ik ontvang het nu wel (gesnik) sorry (gelach)’.

De eigenwaarde van de heer Munk (55 jaar) is aangetast door alle gebeurtenissen: hij verloor zijn baan, zijn geld en kreeg te maken met bureaucratische systemen:

‘Ik zal je vertellen, in 2008 had ik bijna 2 ton cash en ik had een huis. Het geld is allemaal opgegaan in 3 jaar tijd. (…) Bejegening ja. Het begint al met die krukken hè? Aan die kant van de tafel staat een stoel, aan deze kant een kruk. Die is voor de

uitkeringsgerechtigde. Meer hoef je daar eigenlijk niet over te zeggen’.

De ander

Hoe ons naar zin en betekenis reikende leven zich ontplooit, vindt daar zijn oorsprong: bij anderen die significant zijn voor ons (Van den Bossche 2011, p. 75)

Deze mooie uitspraak bevestigt het idee dat zelferkenning en besef van eigenwaarde vaak in relatie staan tot anderen (Derkx 2011, p. 118). Het gaat dan ook om de behoefte om

gerespecteerd te worden door anderen. Mensen kijken of luisteren naar anderen en ontlenen daar bepaalde overtuigingen aan. De ‘anderen’ kunnen beschouwd worden als significante anderen, de betekenisvolle anderen.

De bovengenoemde geïnterviewden noemen anderen als referentiekader. Voor mevrouw Van Doorn (73 jaar) zijn de anderen vaak oorzaak van haar onzekerheid. Naar de kerk gaan is voor haar geen plezier. Ze is bang: ‘Dan moet ik zo’n hele zaal door, dan weet ik niet waar ik het

zoeken moet, dan breekt het zweet me uit’. Daardoor: ‘Ik heb me altijd een eenling gevoeld. Soms heb ik wel behoefte met een heel stel mensen, maar liever ben ik alleen’.

Ook mevrouw Specht (44 jaar) noemt ‘belangrijke anderen’, bijvoorbeeld de thuisbegeleider (ingezet door de Kanteling) en medeverslaafden uit haar groep. Zij kunnen beschouwd worden als haar ‘betekenisvolle anderen’:

‘Want [de thuisbegeleider] zegt “je kan nu net zo goed zelf anderen gaan helpen. Je hebt zoveel nu geleerd. Why the fuck zou je dat zelf niet kunnen doen?” En toen dacht ik echt .. oh oké, dat vond ik echt een heel groot compliment, weet je wat ik bedoel? Ik moet erbij zeggen dat ik gister nog iemand tegenkwam ook van de Brijder

[Verslavingszorg] en we waren de enige twee die nog steeds na al die tijd, na al die

maanden, nog steeds niet drinken. En dat meer dan de helft gewoon weer is

teruggevallen en dan denk ik nou, ik ben niet zo snel trots op mezelf, maar nu ben ik trots op mezelf. Na alle shit, zoals nu uithuiszetting, dat ik toch uh..top van mezelf, dat ik gewoon niet ben gaan drinken’.

De dood

Als het leven een doel moet hebben, is het moeilijk te accepteren dat de dood dichtbij komt. Zeker als het om de eigen dood gaat. Mevrouw Kwasiba (46 jaar) kwam naar het loket voor de jaaropgave van haar aanvullende bijstandsuitkering. Ze heeft een ernstige ziekte en probeert hiermee om te gaan:

‘Weet je, er is niets zo moeilijk als je sterfelijkheid onder ogen zien, laten we het zo zeggen. En de consequenties die daaraan vastzitten. Ik ga steeds meer richting berusting, maar toch blijft die koppigheid en die ijdelheid’.

Het verlies aan controle en invloed is niet gemakkelijk voor haar:

‘Onafhankelijkheid is voor mij één van de grootste dingen, de grootste schatten in het leven. Vrijheid en onafhankelijkheid. Dat is moeilijk om dat stukje, al is het maar een klein stukje, om in te leveren, of toe te geven dat het niet meer gaat’.

Mevrouw Van der Vlist (57 jaar) was ervan overtuigd dat ze spoedig zou overlijden. Het leven had voor haar geen zin meer:‘Ik kwam ook gewoon niet meer buiten. Ik had met

niemand meer contact en daardoor zijn problemen ontstaan’.

Niet alleen de eigen dood, maar ook de dood van de ander werd genoemd. Dit gebeurde voornamelijk door de mantelzorgers. Mevrouw Nesterko (40 jaar) zorgt voor haar zieke man. Ze vindt het moeilijk om zich te realiseren dat de zorg haar in de toekomst te zwaar wordt en dan de controle uit handen te moeten geven:

‘Ik kan (echtgenoot) nu nog zelf verzorgen. Ik kan nog heel veel zelf. Ik heb dan zoiets van, dan gaat het zo echt worden. Dat het eind misschien komt. (huilt) Dat hij het straks niets meer kan’.

De heer Peja (65 jaar) zorgt voor zijn zieke vrouw. Hij kan niet naar de toekomst kijken: ‘We

leven alleen per dag. Gewoon proberen die dag leuk in te vullen. Zij heeft haar dingetjes en ik heb zo mijn dingen. (…) Dan zeg ik, op een gegeven moment gaan we niet te ver vooruit kijken’.

Het verleden

Een bron van problemen rondom zingevingvraagstukken kan het verleden zijn.

Gebeurtenissen uit de levensgeschiedenis spelen in het heden dan nog steeds een belangrijke rol en worden genoemd als verklaring of als betekenis van de huidige problemen.

Problemen met de scheiding en de ex-man wordt een aantal keer genoemd. Mevrouw Van der Vlist (57 jaar):

‘Toen de kinderen klein waren, dreigde hij dat hij de kinderen zou vermoorden. Het komt doordat hij twee psychiatrische afwijkingen heeft. Hij heeft een vorm van autisme en hij heeft een narcistische persoonlijkheidsstoornis. (…) Dat soort dingen zei hij altijd. En ik weet ook dat hij het zou kunnen, hij is daartoe echt in staat’.

Mevrouw Van Zilt (80 jaar) heeft nog steeds veel moeite met scheiding die dertig jaar geleden plaatsvond:

‘Ik heb het ook altijd stil gehouden naar mijn kinderen toe, hoe mijn ex mij

behandelde. Geestelijke mishandeling, op zijn minst, van begin af aan, hij heeft de hele boel constant bij elkaar gelogen’.

Mevrouw Amba (44 jaar) ziet haar slechte huwelijk als oorzaak van haar langdurige

werkloosheid: ‘Wat ik heb ervaren, mijn huwelijk was heel zwaar, hij motiveerde mij totaal

niet. Hij is erg agressief. Ik mocht ook niks verder. Koken, de kinderen, schoonmaken en in bed liggen’.

Voor de immigranten is het verleden beladen door gebeurtenissen in het land van herkomst. Mevrouw Suri (53 jaar) woont negen jaar in Nederland: ‘Door het regime ben ik altijd bang.

(…) Maar ik kan niet zeggen, ik kan ben echt gelukkig. Nee. Ik ben altijd bang. Maar ja, dat is het leven. Ik moet verder’.

Mevrouw Amina (53 jaar) is nog sterk gericht op Somalië. Eerder zagen we dat ze een grote schuld heeft bij de gemeente, omdat ze geld voor Somalië op haar rekening heeft laten storten. De gemeente heeft dat als bijstandsfraude bestempeld. Ze zet het werk van haar overleden man voort:

‘In de oorlog van 1988 heeft mijn man gevochten. Mijn man was kolonel vroeger, hij was hoogopgeleid. Noord en Zuid waren in oorlog. Hij was een strijder voor SNM52. En nu is hij begraven waar hij ook heeft gevochten. Ik ben blij dat het zo is gebeurd. Hij is een groot man’.

52

Mevrouw Neith (61 jaar) is ook nog veel bezig met haar land van herkomst. Ze gaat graag naar de kerkdiensten, maar de bedreigingen53 richting de Koptische kerken in Nederland herinneren haar aan vroeger: ‘Daar is heel gevaarlijk voor christenmensen. Maar ik ben bang

om naar Egypte te gaan. Ik ben heel erg bang. Niet veilig’.

Kinderen

De kinderen worden vaak genoemd in de interviews: zowel als zingevingbron als

(zingeving)problematiek. Vaak gaat dit laatste gepaard met behoefte aan controle en invloed en de behoefte aan verbondenheid; volgens Derx twee zingevingbehoeften (Derkx 2011, p. 121). Wanneer we kijken naar de context van de uitspraken zien we dat de geïnterviewden graag invloed willen uitoefenen om het welzijn van kinderen veilig te stellen. De vervulling van beide behoeften vallen hierdoor samen. Gezin- en familierelaties geven een mogelijkheid om ‘belangeloze behoeften’ te vervullen en worden daarom ook wel beschouwd als de belangrijkste bron van zingeving, stelt Derx (ibid., p. 122).

Voor de geïnterviewden waarbij de dood door ziekte of ouderdom dichtbij komt, zijn de kinderen vaak een bron van zorg. Uitingen van bezorgdheid over het welzijn van de kinderen worden in deze context vaak gemaakt. Mevrouw Nesterko (40 jaar) heeft een echtgenoot met een terminale ziekte en ze maakt zich zorgen over de impact op de kinderen: ‘Een echte vader

is hij niet meer en (zoon) houdt toch rekening met (vader). Dat is best moeilijk. Ze zorgen natuurlijk niet voor (vader), maar ze hebben wel de zorg. Het vrije en onbezorgde is weg’.

De vrouw van de heer Peja (65 jaar) heeft een ernstige vorm van kanker en hun zoon is boos. In zijn jeugd is een familielid op jonge leeftijd overleden aan kanker en volgens de heer Peja vergelijkt zijn zoon die situatie met zijn moeder. Zijn zoon is bang dat zijn moeder komt te overlijden: ‘Aan kanker ga je dood. Klaar, simpel. Dat is bij hem zwart-wit. Door de

moeilijkheden die hij daarna kreeg, heeft hij daarom wat meer afstand van haar genomen’.

De geïnterviewden die zelf geconfronteerd worden met een ernstige ziekte noemen de kinderen vaak als bron van zingeving. Mevrouw Kwasiba (46 jaar) heeft een tumor in haar hoofd en probeert de zin in het leven te hervinden:

‘Ik wil weer voelen dat ik leef, ik wil weer wat mensen om mij heen gaan verzamelen. Dat heb ik nu bijna vier jaar niet gehad. Uit verdriet, uit angst, uit [diepe zucht], het doen voor de kinderen. (…) De kinderen zijn nog steeds bang dat ik er vandaag of morgen niet meer ben. We praten er eigenlijk nog steeds niet over’.

Doordat de dood dichtbij komt, onderzoekt mevrouw Kwasiba wat ze achterlaat aan haar kinderen. De behoefte aan rechtvaardiging van haar leven (Derkx 2011) verwoordt ze als volgt :

Ik heb ook dingen gedaan en dingen gezegd, die voor hun achteraf ook niet leuk waren. Ze hebben het me gezegd en ik heb ze ook verteld waarom dat voor mij op dat moment ook de juiste beslissing was. En dan praat je erover, dan is het weer goed. Klaar. En dan ga je kleine dingetjes veranderen, elke keer. En dat is goed voor iedereen’.

53 Rond kerst 2011 werden de drie Koptische kerken in Nederland bedreigd door radicale islamitische

Ondanks de prognose van haar ziekte en haar depressie probeert mevrouw Van der Vlist (57 jaar) toch om verder te gaan met haar leven. Ze vertelt:

(I: Is er nu iets in uw leven waardoor u de kracht heeft om toch door te gaan?)

‘Vooral mijn jongste zoon dan, hij kan nog niet zelfstandig wonen. Ik heb het nu wel helemaal geregeld. Als er wat met mij gebeurt, dan gaat hij naar begeleid wonen van [stichting]en die proberen hem nu al zo te begeleiden dat hij over een aantal jaren alsnog zelfstandig kan wonen. In wezen is dat dan ook allemaal geregeld, maar hij heeft me nu gewoon nog nodig’.

De kinderen kunnen ook zorgen geven als het niet goed met ze gaat. Mevrouw Amina (53 jaar) en mevrouw Neith (61 jaar) zijn van niet-Nederlandse afkomst en hebben beiden een zoon met psychische problemen. Uit de interviews blijkt dat beide zoons in een GGZ- instelling verbleven (niet bij elkaar). Mevrouw Amina (53 jaar) heeft onlangs besloten om hem weer in huis te halen, ondanks de zware zorg die dit met zich mee brengt. Ze moet

opletten dat hij zichzelf goed verzorgd en niet te veel ongezond eet vanwege zijn overgewicht. Mevrouw Amina moet daarom haar zoon nauwlettend in de gaten houden:

‘Ik kan hem nooit vertrouwen. Als hij geld heeft, kan hij zo weer gaan kopen. Blowen, drugs, al die vieze dingen. Nee, hij is net als een baby, iemand moet voor hem zorgen. Zeggen, doe maar deze broek, doe maar andere kleding aan. Doe maar dit aan. Ga douchen, ga eten. Je moet overal hem achterna gaan. Dat doet hij, anders zit hij de hele dag voor de tv’.

Volgens mevrouw Amina is er niemand anders die de zorg voor haar zoon kan overnemen. Ze maakt zich daarom zorgen: ‘Hij is alleen. Ja, ik heb mijn andere kinderen, maar ik weet zeker

dat niemand zoveel geduld heeft als ik’.

Mevrouw Neith (61 jaar) voelt zich onbegrepen. Haar zoon is agressief en maakt schulden, waar zij zich verantwoordelijk voor voelt. Ze vindt dat haar zoon hulp nodig heeft, maar alle instanties wijzen op het belang om aangifte bij de politie te doen: ‘Iedereen zegt tegen mij: je

moet aangifte doen, maar ik wil geen aangifte doen! Ik wil geen straf voor mijn zoon. Ik wil alleen dat hij genezen wordt’.

Mevrouw Neith is voordat ze via het Wmo/Sociale Dienst-loket in de pilot kwam al bij de huisarts en twee maatschappelijk werkers geweest. Zij hoopte op een snelle oplossing, maar – zo vertelt ze - ze moet wachten op het akkoord van de burgemeester.

Transcendentie

Transcendentie wordt vaak in samenhang met religie en spiritualiteit genoemd. Het verwijst naar ‘het overstijgen van het alledaagse’ en naar ‘de behoefte aan verbondenheid (Derkx 2010 122 – 124). Een geloof of religie kan mensen kracht geven, zo blijkt uit de interviews. Mevrouw Nesterko (40 jaar) heeft het zwaar. Ze heeft zorgen over haar ernstige zieke man, haar kinderen, de beperking van haar zoon, de financiën, de fysieke inspanningen.

(I: En wat helpt jou om dit te dragen?) Ik denk de liefde voor mijn gezin, ik heb mijn

eigen kracht, en iets, ik noem het God, dat ervoor zorgt dat ik niet instort, ik denk dat er iets voor moet zorgen dat ik.. ik loop gewoon nog, ik doe gewoon nog..’

Het geloof in een God of spiritualiteit is vooral een individuele beleving. Er zijn maar een paar geïnterviewden die weleens in een kerk komen. Het lijkt met name te voorzien in de behoefte aan zingeving, als bron van kracht om de situaties op een of andere manier te kunnen verklaren of begrijpelijk te maken.

De heer Peja (65 jaar) heeft de keuze gemaakt om voor zijn vrouw te gaan zorgen ondanks het voornemen om te gaan scheiden. Zijn geloof heeft hierin een rol, vertelde hij. Hij is van gereformeerde afkomst, maar hij gaat niet meer naar de kerk. Wel kijkt hij graag naar de EO op de televisie:

‘Zaterdagavond is er ‘Nederland zingt’ op televisie en die wordt niet overgeslagen als ik niet ergens op visite ben. Er worden diverse mensen geïnterviewd, ook door de dominee en daar komen best wel eens dingen uit waardoor je volschiet. Ja, ik ben daar wel mee bezig, maar gewoon voor mezelf. En dan zeg ik, er is best wel wat’.

Transcendentie kan betekenis hebben in ‘de ervaring dat het persoonlijk bestaan niet langer wordt ervaren als dat van een eenling, maar als deel van een groter geheel’ (Derx 2010). Mevrouw Kwasiba (46 jaar) verwoordt haar zoektocht naar acceptatie van haar ziekte als volgt:

‘Ik vind het allemaal goed. Als het vandaag of morgen ophoudt, dan is het ook goed.

(…) Weet je, iedereen heeft zijn eigen pad te bewandelen. En iedereen gaat zijn eigen

spoken op dat pad tegenkomen. Hindernissen, kuilen, spijkers, en die ga je moeten nemen’.

Bij mevrouw Kwasiba lijkt zingeving niet los te staan van verbondenheid met de

samenleving: ‘Het gaat erom je je wel bewust bent van bepaalde zaken, hoe mensen met

elkaar om moeten gaan. Dat is de samenleving, zorgen voor elkaar. Dat je echt uit je hart kan zorgen voor. En dat ontbreekt in de samenleving’.

Er zijn twee geïnterviewden die op latere leeftijd een theologische studie hebben gevolgd, mevrouw Van Zilt (80 jaar) en mevrouw Van der Vlist (57 jaar). Het geloof is voor beide geïnterviewden een bron om wat voor de ander te betekenen. Mevrouw Van der Vlist vertelt:

‘Ik ben niet zo van aan de regeltjes houden, van het instituut kerk. Het is meer gewoon mijn eigen geloof. Maar ik ben niet zo’n fanatiek gelovig persoon, om het zo maar even te zeggen.Voor mij is het vooral om vanuit mijn geloof anderen te helpen’.

Het geloof wordt ook genoemd als bron van acceptatie van haar ziekte: ‘Ik denk dat ik door

mijn geloof wat makkelijker met mijn ziekte om kan gaan, want ik geloof dus wel dat er hierna wat is, en wat dat betreft helpt het me wel’.

Mevrouw Van Zilt vond na haar studie (ze was toen ouder dan 50 jaar) in de kerk een dagbesteding: ‘Dus ik ben in de kerk gewoon aan het werk gebleven waar ik al bezig was,

mensen bezoeken, heel veel contacten leggen, heel veel organiseren. Leidster van de

liturgiegroep, en noem maar op. Ik had gewoon een veertigurig werkweek, maar ik verdiende niets’.

‘Ik zei altijd, er is voor mij maar één God en er is maar één bijbel, ik heb met mijn zeventiende jaar een heel zware hersenschudding gehad. (…) Als mensen daarnaar vroegen, was voor mij de rode draad, want ik heb inderdaad in coma gelegen. Wel acht dagen. Ik heb de andere kant gezien. Dat mocht je nooit vertellen vroeger. Maar voor mij was dat wel de rode draad in mijn leven. Daarom zeg ik altijd, voor mij is God bestaand en de bijbel. Natuurlijk is niet alles waar wat in de bijbel staat, maar ik heb daar wel de rode draad in gevonden. En van daaruit heb ik altijd geleefd’.

Zin of zinbehoeften kan in verschillende gedaanten zichtbaar worden. We zagen verschillende behoeften voorbij komen: de behoeften aan dat het leven een doel heeft; dat het geleefde leven te rechtvaardigen valt; aan eigenwaarde; aan controle en invloed; aan verbondenheid en aan transcendentie. Ondanks de verschillen in leeftijd, problematiek en leefsituaties zijn er overkoepelende zingevingvraagstukken door de geïnterviewden genoemd zoals de dood, de kinderen, het verleden en ‘de betekenisvolle ander’.