• No results found

Hoofdstuk 5. De analyse van de Kanteling: een theoretische interpretatie

7.2 De interventies in de Kanteling

7.2.1 Het materiële domein

Het domein van de materiële hulp- en dienstverlening is wonen, werk, inkomen en

voorzieningen (Witte 2010, p. 34). Het heeft betrekking op de ‘dingmatige wereld die onze materiële bestaansvoorwaarden vormen’ (De Vries 2010, p. 57). Het gaat hier vaak om praktische en sociaal-juridische vragen en problemen. De functie is om materiële voorwaarden te scheppen waardoor mensen volwaardig kunnen deelnemen aan de maatschappij, ook wel sociale participatie genoemd (Witte 2010, p. 36) Onder materiële interventies verstaan we ‘het geven van informatie en advies over voorzieningen; het helpen bij het gebruik van bestaande voorzieningen en regelingen; kortdurende praktische bijstand; het helpen bij het invullen van formulieren en daarbij eventueel bemiddelen’ (zie Van der Laan 1990, p. 27, met aanpassingen door LvdZ). Hierbij vullen we ook nog aan: indicatie afgeven voor een voorziening en doorverwijzen of overdragen aan andere instanties.

Alle geïnterviewden – op één na - ontvingen een interventie vanuit het materiële domein. Dat lijkt logisch, omdat hun eerste hulpvraag aan het Wmo/Sociale Dienst-loket ook in dit domein lag. De heer Peja (65 jaar) is een uitzondering, omdat niet hij, maar zijn vrouw zich meldde bij het Wmo/Sociale Dienst-loket. Bij een ruime meerderheid van de geïnterviewden vond alléén een immateriële interventie plaats, vaak een combinatie van informeren, adviseren, indiceren en doorverwijzen naar andere organisaties. We gaan nu in op een aantal

voorbeelden.

Informeren/adviseren

De helft van de geïnterviewden ontving informatie of advies over diverse onderwerpen. Bij mevrouw Amba (46 jaar) was informeren en adviseren de enige interventie. Zij wilde weten hoeveel uur zij moet werken om boven het bijstandsniveau uit te komen:

‘[Professional] heeft toen op een rijtje gezet hoeveel ik moest werken om uit de bijstand te komen. En ik was eerst een beetje van ‘goh, dat is veel’. Ik wilde liever parttime werken en zij heeft mij over de drempel getrokken. Het is zo snel gegaan. Ik liep naar [schoenenwinkel] en ik zag de advertentie bij [andere schoenenwinkel] en het was in één keer raak’.

Ondanks dat mevrouw Amba in eerste instantie schrok van het advies om fulltime te gaan werken, is ze blij met de uitkomst:

‘Ik vond het moeilijk toen ze dat zei, van “u moet fulltime gaan werken, parttime redt u financieel niet”. Aan de ene kant kwam het zo over, van je moest eens weten hoe zwaar het thuis voor mij is. Maar.. het is juist goed, anders kom je nooit over die drempel heen. En dat was heel moeilijk voor mij’.

De interventie trok mevrouw Amba over de streep om een baan te zoeken:

‘Zij heeft..het heeft mij wel geholpen, Ze heeft geluisterd naar mij, naar mijn verhaal, zij heeft de sollicitatie bekeken, zij vond dat ik goed bezig was. (…)Dat was echt een duwtje. Het was praktisch. Ik zat met die kleine van mij, en het bleek dus te regelen te zijn. Ik heb mazzel dat ik hem naar het logeerhuis [voor kinderen met een beperking] kan brengen. Anders moet hij naar de crèche’.

Niet iedereen is met blij met de informatie of adviezen die men te horen krijgt. De heer Westerfield (78 jaar) wilde graag de aanvullende bijstand voor de begrafenis nu al ontvangen, maar dat kon niet. Deze uitkering wordt pas verstrekt na het overlijden. Hij heeft alle

informatie in bezit en bij zijn overlijden hoeft zijn vrouw alleen nog maar het formulier op de post te doen. Toch is hij niet tevreden met de uitkomst: ik heb er zo weinig vertrouwen in dat

het goed komt’. We zagen eerder dat hij in psychotherapie is vanwege zijn angst voor de

dood. Zijn bezorgdheid over de begrafenis zou hiermee verband kunnen houden. Ook mevrouw Neith (61 jaar) is niet tevreden met het advies dat ze te horen kreeg. Haar eerste vraag betrof de schulden van haar zoon die psychische problemen heeft. Ze vertelt dat ze vaak bang voor hem is. Er is veel ruzie en de suggestie wordt gewekt dat haar zoon

agressief is. De problemen van haar zoon worden haar te veel, maar mevrouw Neith ontvangt nergens de hulp waarop ze hoopt: ‘Hij is niet vriendelijk voor mij toen hij ziek werd. Ik wil

geen aangifte doen tegen hem. Ik ben zijn moeder. Ik wil geen straf voor hem. Ik ben bang voor hem. Maar ik wil een oplossing voor hem. Ik wil dat hij beter wordt!’

Mevrouw Neith klopte meermaals aan bij het maatschappelijk werk en de gemeente, maar die konden haar niet verder helpen. Ook het advies van de professional uit de pilot Kansen en Kantelen hielp niet: ‘Ik kwam bij de gemeente maar vond geen oplossing. Iedereen zegt tegen

mij: je moet aangifte doen’. Uiteindelijk – zo vertelt mevrouw Neith - werd de zoon door de

politie uit huis gehaald en naar een GGZ-instelling gebracht waar hij nu nog steeds verblijft. Indicatie voor een individuele voorziening en doorverwijzing

Alle geïnterviewden hadden ofwel vóór deelname aan de pilot een individuele voorziening van de gemeente ontvangen (huishoudelijke hulp, bijzondere bijstand, een bijstanduitkering, scootmobiel), ofwel tijdens de pilot een aanvraag ingediend en soms de indicatie ontvangen. Kortom, de individuele voorziening blijkt een belangrijke interventie te zijn voor de

geïnterviewden en de professionals.

Slechts bij één geïnterviewde was informatie over de aanvraag voor bijzondere bijstand de enige interventie. Mevrouw Van der Vlist (57 jaar) vroeg om financiële bijstand voor nieuwe vloerbedekking. Door haar ziekte is ze vatbaar voor allergieën. De aanvraag werd afgewezen, het is onduidelijk of dit samenhangt met de bijstandsfraude die mevrouw had gepleegd. De sociale recherche had eerder geconstateerd dat zij samenwoonde op een ander adres. Soms ontving de geïnterviewde op initiatief van de professional een indicatie voor een voorziening, maar bleek deze niet te beantwoorden aan de behoefte. Mevrouw Amina (53 jaar) vroeg om een elektrische fiets, maar die zou ze zelf moeten betalen. In plaats daarvan

werd haar een scootmobiel aangeboden, het aanbod sloeg ze echter af omdat ze zichzelf te jong en gezond vond.

Na de integrale intake is met mevrouw Kwasiba (46 jaar) een aantal materiële interventies afgesproken. Mevrouw Kwasiba heeft een tumor in haar hoofd en is daardoor duizelig. De professional had gekeken naar aanpassingen in huis, maar mevrouw Kwasiba heeft hier geen gebruik van gemaakt. Tijdens het interview kon ze zich niet meer herinneren waarom dat was. Er was gesproken over huishoudelijke hulp, maar omdat ze toen nog een thuiswonende

volwassen zoon had, ging die niet door. De professional had verder geregeld dat mevrouw Kwasiba naar sportlessen kon gaan; dat haar twaalfjarige dochter met Stichting Humanitas mee op vakantiekamp kon gaan en dat er een computer voor de jongste dochter aangeschaft kon worden. Het aanbod van het zomerkamp werd afgeslagen: ‘zowel mijn dochter als ik

vonden het eng om haar met vreemde mensen mee te sturen’. De mail met informatie over de

sportlessen was ze kwijtgeraakt. Uiteindelijk is alleen de computer aangeschaft. Daarnaast had de professional nog gekeken naar een oplossing voor een (andere) zwangere dochter. Deze dochter woont in een flat en volgens mevrouw Kwasiba wonen daar ook veel

drugscriminelen. Het liefst wilden moeder en dochter naast elkaar wonen. Uiteindelijk wilde de dochter toch niet: ‘waarschijnlijk was ze bang dat als ze zo dichtbij zou wonen, dat ik

teveel zou controleren wat ze doet (mevrouw lacht)’. De professional heeft vervolgens de

dochter doorverwezen naar de sociaal raadslieden zodat zij hulp kon krijgen bij het schrijven van een klachtenbrief over de overlast. De brief is nog niet geschreven, maar mevrouw Kwasiba vond het wel een goed idee: ‘ze heeft ons inderdaad ook aan het werk gezet, dat was

het, en het is eigenlijk een hele goeie. Je kan niet compleet afhankelijk zijn’. Er zijn geen

interventies ingezet op mogelijke hulpvragen rondom haar ziekte. In het interview zei ze hierover: ‘er is niets zo moeilijk als je sterfelijkheid onder ogen zien, laten we het zo zeggen’. Overigens bezocht mevrouw Kwasiba al regelmatig een psycholoog.

In de Kanteling beschikten de professionals over een zogeheten ‘geluksbudget’ dat na

gezamenlijk overleg ingezet kon worden voor een interventie die sociale activering stimuleert. Mevrouw Suri (53 jaar) wilde graag de Nederlandse taal beter leren lezen. Daarnaast heeft ze weinig sociale contacten. Als oplossing ontving mevrouw Suri vanuit de Kanteling een lidmaatschap van de bibliotheek. Ze is drie keer naar de bibliotheek gegaan en daarna niet meer, omdat ze – naar eigen zeggen – de boeken te moeilijk vond.

Bij andere geïnterviewden voorzag de indicatie voor een individuele voorziening wel in de behoeften. De heer en mevrouw Van Doorn (resp. 74 en 73 jaar) zijn tevreden met de

scootmobiel. Dankzij de scootmobiel zijn ze minder gebonden aan huis: ‘we zijn bijvoorbeeld

een keertje naar de kinderboerderij gereden en hebben daar heerlijk in het zonnetje gezeten’.

Daarnaast is mevrouw Van Doorn doorverwezen naar een huiskamergroep voor ouderen: ‘Ik

zit nu dus op die club dus, woensdagmiddag, het bevalt me prima. Heel erg gezellig’.

In de vorige paragraaf hebben we gezien dat mevrouw Van Doorn moeite heeft met haar overgewicht en daarom bang is dat anderen haar veroordelen: ‘Dan voel ik me heel onzeker.

Ik heb het gevoel dat ik me opdring’. Desondanks gaat mevrouw nu wel zonder haar

echtgenoot naar de huiskamergroep. Ze vertelt hierover: ‘het is gewoon even gezellig

bijpraten, en op een gegeven ogenblik gaan we ook gewoon spelletjes met elkaar doen en in de tussentijd worden er ook nog wel grapjes gemaakt en gepraat’. Het is voor het eerst dat

‘Ik merk wel dat nu ik ouder ben, dat het makkelijker gaat, maar ik accepteer het nooit. Dat zal ik nooit doen, maar ik ben er wel makkelijker in geworden, ‘bekijken jullie het maar’. Hoe ouder hoe wijzer’.

In bovengenoemde voorbeelden zijn alleen materiële interventies ingezet, dat wil zeggen, er vond geen langdurige psychosociale ondersteuning vanuit de Kanteling plaats. Bij de volgende geïnterviewden was dat wel het geval.