• No results found

Hoofdstuk 2 Drie regio’s met soortgelijke problemen

2.2.1 Sociaal-economische karakteristieken

Demografie

Wij wezen er al op de bevolkingsdichtheid in Twente onder de Nederlandse cijfers ligt. Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn de groeicijfers in Twente altijd positief geweest. Deze groeicijfers hebben tot het begin van de jaren ’80 ook altijd boven de nationale cijfers gelegen. Maar vanaf het begin van de jaren ’80 is de groei van de Twentse bevolking flink afgenomen. Sindsdien groeit de Twentse bevolking minder hard dan de Nederlandse. Daarnaast wordt verwacht dat de Twentse bevolking vanaf 2015 zal gaan krimpen. Deze situatie wordt overigens ook op nationaal niveau verwacht. (Derks et. al, 2006: 14).

Het relatief lage geboortecijfer is terug te voeren op een betrekkelijk zware groene druk en een betrekkelijk zware grijze druk. Het aandeel inwoners ouder dan 64 jaar is groter dan in de rest van het land, wat ook geldt voor het aandeel inwoners jonger dan 20. Dit heeft uiteraard een laag geboortecijfer tot consequentie. Maar het heeft ook een lage arbeidsparticipatie tot gevolg.

De belangrijkste consequentie is dat de potentiële beroepsbevolking, i.e. de groep 20-64 jarigen, vanaf 2008 zal gaan krimpen (Derks et. al, 2006: 16). Het gaat hier allereerst om een krimp in absolute zin. Maar daarnaast gaat het ook om een relatieve zin. De potentiële beroepsbevolking zal in Twente aanzienlijk sterker krimpen dan in de rest van het land. (Derks et. al, 2006: 67).

De arbeidsmarkt

Wij gaven al aan dat de Twentse werkgelegenheid in het verleden een sterk industrieel karakter heeft gehad. Vanaf 1830 werd het toenmalige Koninkrijk geconfronteerd met een sterk toenemende vraag naar niet-gebleekte katoen uit Indie. Voorheen had de katoenindustrie in de Zuidelijke Nederlanden in deze vraag kunnen voorzien. De onafhankelijkheidsverklaring in 1830 maakte het voor de Belgische industrie echter onmogelijk om naar Indie te exporteren.

De Nederlandsche Handelsmaatschappij besloot hierop om een Noord- Nederlandse katoenindustrie te alloceren in Twente. (Van der Woud, 2005: 534). De lonen waren in deze regio relatief laag, en het geboortecijfer in Twente was hoog. Bovendien ging de NHM ervan uit dat de Twentse bevolking fysiek en mentaal

sterker was dan die in de verpauperde steden in de westelijke provincies. Dankzij uitgebreid weef-onderwijs en fiscale voordelen groeide het Nederlandse aandeel op de katoenmarkt al snel naar ongeveer 75%. Het grootste deel van de Nederlandse productie was afkomstig uit Twente.

Met de textielindustrie groeiden ook de aanverwante industrieën, vooral de machine-industrie. Maar ondanks het ontstaan van een cluster aan verwante industrieën behield de regio zijn sterke afhankelijkheid van de textielindustrie. Dit veranderde toen de textielindustrie na de Tweede Wereldoorlog in de problemen kwam. Deze situatie verergerde in de jaren ’60 en ’70 zodanig dat de textielindustrie vrijwel volledig uit de regio verdween. De economische gevolgen van het wegvallen van de voornaamste werkgelegenheid waren groot (Hospers, 2005). Ook nu ligt de werkgelegenheid nog onder de Nederlandse cijfers.

In 2006 waren er in Twente zestien organisaties met meer dan 1000 medewerkers.3 Slechts drie daarvan zijn industriële organisaties; slechts één is actief in de commerciële dienstverlening. De overige grote organisaties zijn over het algemeen overheidsorganisaties of semi-overheidsorganisaties, actief in de niet- commerciële dienstverlening. In 2005 werkte 26% van de Twentse beroepsbevolking in de niet-commerciële dienstverlening. Het aantal banen in deze sector steeg tussen 1993 en 2004 met 40%.4 Slechts één procent van de organisaties in Twente biedt werkgelegenheid aan meer dan 100 mensen. Ruim 64% van de Twentse beroepsbevolking werkt voor organisaties met minder dan 100 medewerkers. Twentse werkgevers zijn relatief weinig actief in de commerciële dienstverlening en zijn betrekkelijk klein in vergelijking met werkgevers elders. De werkgelegenheid in deze sector groeit de laatste jaren overigens wel sterker dan het landelijk gemiddelde.

Maar ook de industrie is nog van belang. Ongeveer 27% van de Twentse beroepsbevolking werkt in de industriële sector.5 Dit percentage ligt aanmerkelijk boven het landelijke gemiddelde.

Vooruitzichten

De Nederlandse Staat ziet zijn rol in de economie over het algemeen als bescheiden. De overheid stelt zich veelal op als een stimulating agent. Aan de andere kant is men aanmerkelijk minder bescheiden als het aankomt op ruimtelijke ontwikkeling. Een voorbeeld hiervan is de Nota Ruimte, Ruimte voor ontwikkeling uit 2004. In dit memorandum heeft het Rijk getracht om te komen tot een veelomvattend plan op het gebied van de ruimtelijke ontwikkeling. Hierbij gaf men ook veel aandacht aan de ruimtelijke economische ontwikkeling.

Dit laatste is vooral voor Twente van belang. De Nota Ruimte bestempelde Twente als één van de belangrijke R&D regio’s in Nederland. Ook werd de regio één van de “nationale stedelijke netwerken” genoemd en één van de dertien “economische kerngebieden” van het land. De Nota vervolgt: “Bevordering van de 3 ROA, Ratio: de Overijsselse arbeidsmarkt tot 2008, Enschede 2005: 153.

4

Zie ook: ROA, Ratio: de Overijsselse arbeidsmarkt tot 2008, Enschede 2005

5

intermediaire functie tussen de Noordvleugel van de Randstad, Berlijn en Oost- Europa ten behoeve van onder meer de ontwikkeling als internationaal kerngebied is essentieel. Versterking van de economische structuur is noodzakelijk. Kansrijk is in dat verband de versterking van de reeds aanwezige combinatie van onderwijs, technologie toegespitst op de medische sector en de zorg. Daarbij is belangrijk dat het nationaal stedelijk netwerk er de komende periode in slaagt om hoger opgeleiden aan zich te binden.”6

In het memorandum wordt Twente geacht de nadruk te leggen op ICT- clustering. Twente is volgens de auteurs van groot belang voor ICT-clustering. Deze belangrijke rol is voornamelijk gebaseerd op de aanwezigheid van de Universiteit Twente en de nabijheid van het Duitse achterland. Deze kenmerken, zo vervolgt de

Nota Ruimte, maken de regio uniek. Het ligt dan ook voor de hand om deze

kenmerken leidend te laten zijn bij de ontwikkeling van de ruimtelijke ordening. Binnen Twente geeft de Nota Ruimte bijzondere aandacht aan Hengelo, Almelo en Enschede. Investeringen in onderwijs zijn in deze steden van groot belang. Bovendien moeten de steden trachten om meer hoger opgeleiden aan zich te binden.

Het is moeilijk om de praktische consequenties van de Nota Ruimte op waarde te schatten. De nota is betrekkelijk jong, en de eigenlijke implicaties zijn nog schaars. Wel mogen wij concluderen dat Twente door het Rijk als een economisch belangrijke regio wordt gezien. De nabijheid van de Duitse grens en de aanwezigheid van de Universiteit Twente en haar onderzoeksinstituten worden gezien als belangrijke kenmerken van de regio.

Tegelijkertijd benadrukt de nota het belang van initiatieven in de regio. De nationale overheid, zo stelt men, schetst alleen de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling. Lagere overheden moeten echter zorg dragen voor lokale en regionale structuren. Het subsidiariteitsbeginsel is ook in de Nota Ruimte van belang.7