• No results found

135 rmo advies

In document Europa als sociale ruimte (pagina 135-137)

Eu ro peani seri ng van he t maatsc happe lijk mi dden vel d in Nederl a nd Bij lag e 3

webacties. Alleen bij Scouting ligt het zwaartepunt van de activiteiten op het versterken van betrokkenheid van de achter- ban bij Europa, vergeleken met de inspanningen die de organisatie doet op het terrein van belangenbehartiging. Bij de andere organisaties ligt het zwaartepunt meer op de belangenbehartiging. Bij deze organisaties vloeit het streven om de achterban te betrekken bij Europa voort uit de behoefte zich voor de Europese inspanningen te verantwoorden bij de achter- ban, publieke steun te krijgen voor de standpunten of de achterban mee te krijgen in het integratieproces.

Verder nog enkele opmerkingen naar aanleiding van de vraag in hoeverre de in de inleiding genoemde eigenschappen van maatschappelijke organisaties (het hebben van een geïnstitutionaliseerde positie in het politieke systeem, een internatio- nale traditie, het deel uitmaken van een internationale beweging) iets zeggen over het vermogen van een organisatie om als brug te functioneren tussen burgers en de Europese Unie. Op beide aspecten van de brugfunctie: belangenbehartiging en vergroten van de betrokkenheid, scoren de organisaties met een geïnstitutionaliseerde positie (het CDA en de FNV) het hoogst. Hun formele positie in het politieke systeem maakt dat de belangen die zij vertegenwoordigen doordringen tot in alle geledingen van het besluitvormingsproces. Het vergroten van de betrokkenheid van de achterban bij Europa is door deze organisaties expliciet tot doel verheven en wordt ook in de praktijk gebracht. Een relatief omvangrijke organisatie en een ruimer budget (in vergelijking tot de andere bestudeerde organisaties) maakt dat mede mogelijk.

Een organisatie zoals de ANBO scoort op beide aspecten van de brugfunctie minder hoog. Zowel op het vlak van belangen- behartiging als op het vlak van het vergroten van de betrokkenheid van de achterban bij Europa, is de ANBO actief. In die zin vervult de ANBO een intermediaire functie tussen burgers en Europa. Echter, een deel van de op Europa gerichte activiteiten die plaatsvinden ten behoeve van de achterban van ouderenorganisaties wordt ondernomen door organisaties zoals het Nederlands Platform Ouderen en Europa en het AGE Platform Nederland. Het feit dat de organisatie geen lange traditie kent van internationale samenwerking, de omstandigheid dat het jaren heeft geduurd voordat ouderenbeleid door de lidstaten als competentie van de Europese Gemeenschap werd gerekend, evenals een kleine organisatie en beperkt budget kunnen een verklaring bieden voor de beperkte brugfunctie.

Organisaties die onderdeel zijn van een internationale beweging of zich inzetten voor internationale belangen (Scouting Nederland en Greenpeace Nederland) nemen een middenpositie in met betrekking tot het vervullen van de brugfunctie. Hoewel ze zelf niet inactief zijn in Brussel, vindt de belangenbehartiging voornamelijk plaats via de Europese bureaus van de internationale organisaties. Daarnaast bieden ook deze organisaties hun achterban en het bredere publiek informatie over Europa. Terwijl Greenpeace Nederland de achterban mogelijkheden biedt om bijvoorbeeld mee te doen aan Europese webacties, biedt Scouting Nederland ruime mogelijkheden actief deel te nemen aan Europese scoutingactiviteiten. Het feit dat deze organisaties internationale belangen c.q. internationale verbondenheid nastreven maakt het voor hen vanzelfspre- kender te functioneren als brug tussen burgers en Europa dan organisaties die geen traditie kennen van internationale oriën- tatie en samenwerking.

Tot slot de vraag in hoeverre de in deze verkenning verkregen gegevens over vijf maatschappelijke organisaties iets zeggen over de stand van de Europeanisering van het Nederlandse maatschappelijk middenveld in het algemeen. In de gesprekken met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties kwam ook de situatie van gelijkgerichte organisaties uit dezelfde ‘branche’ aan de orde. Daaruit ontstond de indruk dat bijvoorbeeld de Europeanisering van het CDA niet erg afwijkt

rmo advies 28

136

raad voo r m aa tsch app e lij k e o ntwi kke lin g

van de Europeanisering van de andere grote Nederlandse politieke partijen. Zij maken op vergelijkbare wijze deel uit van Europese verbanden zoals een Europese partijorganisatie en hebben vertegenwoordiging in het Europees Parlement (Koole 1992: 141). Ook staan de medewerkers voor vergelijkbare problemen en uitdagingen, zoals een lastige financiële situatie, de tendens binnen politieke partijen om binnenlandse politieke ontwikkelingen prioriteit te geven boven Europese ontwikkelin- gen en het afstemmen van de activiteiten en opvattingen van de vertegenwoordigers in het Nederlandse en het Europees Parlement.

Ook voor vakbonden geldt dat de situatie binnen de FNV in aard waarschijnlijk niet erg afwijkt van de situatie in andere Nederlandse vakcentrales zoals het CNV en de UNIE-MHP. Hoewel de laatste twee in ledenaantal en omvang van de staf, ook met betrekking tot Europese zaken, aanzienlijk achterblijven bij de FNV – zo hebben beide vakcentrales geen eigen kan- toor in Brussel – zijn ook deze vakcentrales gericht op Europese ontwikkelingen. Ook zij richten zich met Europese onderwer- pen tot de Nederlandse overheid, maken deel uit van het EVV, en informeren publiek en achterban over Europese sociaal- economische zaken.

Naast Greenpeace Nederland en Scouting Nederland kent het Nederlandse middenveld talloze andere organisaties die deel uit- maken van een internationale beweging, variërend van Amnesty International tot het Nederlandse Rode Kruis. Gezien hun inter- nationale gerichtheid zullen deze organisaties waarschijnlijk relatief snel een zekere mate van Europeanisering doorgemaakt hebben.

Uit de gesprekken met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties is tevens het idee ontstaan dat de situatie binnen de ANBO niet veel verschilt van de situatie in de andere ouderenorganisaties. De mate van Europeanisering in deze organisaties die geen lange traditie kennen van internationale samenwerking is vergelijkbaar. Nederland kent veel andere, qua ledenaantal omvangrijke, organisaties die geen lange traditie kennen van internationale samen-werking, variërend van sportbonden tot (fonds)organisaties op het terrein van gezondheidszorg of omroeporganisaties. De verwachting is dat zij niet voorop zullen lopen bij een proces als Europeanisering. Op het moment dat het voor deze organisaties duidelijk wordt dat Europa een belangrijk middel is om de eigen doelstellingen te bereiken, en wanneer er expertise, menskracht en financiële middelen beschikbaar zijn, zal het proces van Europeanisering een aanvang nemen.

Uit de rol die politieke partijen, vakbonden en organisaties die deel uitmaken van een internationale beweging spelen bij het behartigen van belangen in Europa en het vergroten van betrokkenheid bij Europa, valt op te maken dat het Nederlandse maatschappelijk middenveld potentie heeft verder te groeien als intermediair tussen burgers en Europa. Toch zal Europa niet het ultieme en enige doel zijn van maatschappelijke organisaties. De nationale overheid blijft in het vizier als object van lobby en faciliteerder van de Europeanisering. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen dat de Europeanisering een mondiale blik op ontwikkelingen in de weg zal staan. Omdat maatschappelijke organisaties altijd nagaan via welk gremium men het best de doelen kan bereiken, zullen zij zich naast Europa ook richten op wereldwijde samenwerkingsverbanden en gouvernemen- tele organisaties. Naar welke kant de balans zal uitslaan, hangt af van de winst die organisaties verwachten te behalen door Europese c.q. mondiale samenwerking.

137

In document Europa als sociale ruimte (pagina 135-137)