• No results found

In werkcontexten komen hoe dan ook verbindingen met anderen tot stand en die relatie met 'de ander' heeft weer invloed op de persoonlijke en intrapsychische dimensie van professionals, inclusief de manier waarop ervaringen uit het

verleden de ontwikkeling van de eigen persoon hebben beïnvloed. Binnen het NP- discours heeft deze tweede gedaante van goed gezelschap inclusief de

wisselwerking die erin plaatsvindt tussen het zelf en de ander altijd een

belangrijke plek ingenomen. Een belangrijke inspiratiebron hiervoor is de filosoof Paul Ricoeur die deze dynamiek met behulp van de termen ‘idem’ en ‘ipse’ uitwerkt in zijn boek Oneself as Another (1994). Hiermee duidt hij de twee verschillende manieren aan waarop de identiteit van het individu stabiel blijft 4 Schön was hier overigens niet de eerste in. Dewey sprak in How We Think. A

restatement of the relation of reflective thinking to the educative process (1933) al over een “reflective conversation with the situation”

onder veranderende omstandigheden. Het ‘idem’ gaat over de karaktertrekken waaraan men te herkennen is, het deel van het zelf dat hetzelfde blijft, de stabiele reacties en patronen die men vertoont. Het ‘ipse’ vormt een reactie op de

behoeften en het appel van anderen. In het ‘ipse’ wordt de ander onderdeel van onze identiteit door gehoor te geven aan het appel dat uitgaat van diens

kwetsbaarheid en leed. De stabiliteit van het idem krijgt in de ipse-gedaante een andere vorm, namelijk die van trouw: ik zal er voor je zijn, je kunt op me rekenen. Daarmee kan er tussen beide polen tevens een spanning ontstaan: “bijvoorbeeld doordat het tegemoet komen aan het appel van een ander of het trouw zijn aan een belofte op gespannen voet staat met ingesleten patronen die onze veilige grond uitmaken en ons helpen het voor onszelf te redden in het leven” (Kunneman, 2017a, p. 266).

Juist de ontwikkeling van onze identiteit komt voort uit deze spanning tussen herhaling en stabiliteit van de idem-pool en beweging die voortkomt uit de ipse- pool. We kunnen door het aangaan van die dynamiek ons levensverhaal in beweging brengen en voortdurend hervertellen en verrijken. De ‘relationele verwikkeling’ (Kunneman, 2017a), de manier waarop men zich verhoudt tot de ander en de gesitueerdheid in de omgeving, bepalen daarmee in belangrijke mate het zijn als mens en daarmee ook de manier waarop men werkt en samenwerkt, dan wel tegenwerkt of buitenspel blijft. Andersom beïnvloeden mensen elkaar vanuit hun individuele positie en standpunt. In relatie met elkaar beïnvloedt men elkaars biografie. Dit is waar plekken der moeite, conflicten over de juiste manier van handelen en de noodzaak tot vreedzame vormen van begrenzing (Benjamin, 1998) ontstaan.

Zoals Kunneman in Amor complexitatis omschrijft, is ons eigen omwikkelende ervaren, voelen en duiden, verstrengeld met het omwikkelen van en door anderen: "De omwikkelingen die ze 'zelf' ervaren, voelen en duiden als pijnlijk, beklemmend, gevaarlijk en overmachtig, of juist als veilig, voedend, troostend, blij makend, zijn verwikkeld met het ervarend, voelend en duidend omwikkelen van en door nabije anderen" (Kunneman, 2017a, pp. 354-355). Deze 'voortgaande meervoudige verwikkeling' is voor Kunneman naar eigen zeggen geleidelijk aan het hart geworden van zijn denken over complexiteit. Dergelijke processen zijn zowel in de privésfeer als binnen werkcontexten aan de gang en beïnvloeden daar ook het handelen. In de context van werk, meer specifiek 'waardenwerk', brengt Kunneman het grote belang van de morele bindingen tussen mensen die

voortkomen uit werk dat deugt en deugd doet, terminologisch tot uitdrukking middels het begrip ‘gezelschapsvorming’ en, zoals al eerder aangestipt, stelt hij voor om waardenwerk op te vatten als een ellips met twee brandpunten: werk dat deugt en deugd doet, in goed gezelschap (Kunneman, 2017b). Het gaat om de

4

onder veranderende omstandigheden. Het ‘idem’ gaat over de karaktertrekken waaraan men te herkennen is, het deel van het zelf dat hetzelfde blijft, de stabiele reacties en patronen die men vertoont. Het ‘ipse’ vormt een reactie op de

behoeften en het appel van anderen. In het ‘ipse’ wordt de ander onderdeel van onze identiteit door gehoor te geven aan het appel dat uitgaat van diens

kwetsbaarheid en leed. De stabiliteit van het idem krijgt in de ipse-gedaante een andere vorm, namelijk die van trouw: ik zal er voor je zijn, je kunt op me rekenen. Daarmee kan er tussen beide polen tevens een spanning ontstaan: “bijvoorbeeld doordat het tegemoet komen aan het appel van een ander of het trouw zijn aan een belofte op gespannen voet staat met ingesleten patronen die onze veilige grond uitmaken en ons helpen het voor onszelf te redden in het leven” (Kunneman, 2017a, p. 266).

Juist de ontwikkeling van onze identiteit komt voort uit deze spanning tussen herhaling en stabiliteit van de idem-pool en beweging die voortkomt uit de ipse- pool. We kunnen door het aangaan van die dynamiek ons levensverhaal in beweging brengen en voortdurend hervertellen en verrijken. De ‘relationele verwikkeling’ (Kunneman, 2017a), de manier waarop men zich verhoudt tot de ander en de gesitueerdheid in de omgeving, bepalen daarmee in belangrijke mate het zijn als mens en daarmee ook de manier waarop men werkt en samenwerkt, dan wel tegenwerkt of buitenspel blijft. Andersom beïnvloeden mensen elkaar vanuit hun individuele positie en standpunt. In relatie met elkaar beïnvloedt men elkaars biografie. Dit is waar plekken der moeite, conflicten over de juiste manier van handelen en de noodzaak tot vreedzame vormen van begrenzing (Benjamin, 1998) ontstaan.

Zoals Kunneman in Amor complexitatis omschrijft, is ons eigen omwikkelende ervaren, voelen en duiden, verstrengeld met het omwikkelen van en door anderen: "De omwikkelingen die ze 'zelf' ervaren, voelen en duiden als pijnlijk, beklemmend, gevaarlijk en overmachtig, of juist als veilig, voedend, troostend, blij makend, zijn verwikkeld met het ervarend, voelend en duidend omwikkelen van en door nabije anderen" (Kunneman, 2017a, pp. 354-355). Deze 'voortgaande meervoudige verwikkeling' is voor Kunneman naar eigen zeggen geleidelijk aan het hart geworden van zijn denken over complexiteit. Dergelijke processen zijn zowel in de privésfeer als binnen werkcontexten aan de gang en beïnvloeden daar ook het handelen. In de context van werk, meer specifiek 'waardenwerk', brengt Kunneman het grote belang van de morele bindingen tussen mensen die

voortkomen uit werk dat deugt en deugd doet, terminologisch tot uitdrukking middels het begrip ‘gezelschapsvorming’ en, zoals al eerder aangestipt, stelt hij voor om waardenwerk op te vatten als een ellips met twee brandpunten: werk dat deugt en deugd doet, in goed gezelschap (Kunneman, 2017b). Het gaat om de

interne relatie tussen het ontwikkelen van de eigen ambachtelijkheid en het daarbij leren van het werken met anderen. Maar ook om het vergezellen van elkaar, het metgezel zijn voor elkaar,, de zorgzaamheid, bemoediging en vreedzame begrenzing die dat biedt. Morele bindingen in het kader van 'goed werk' zijn daarmee verwant met, maar verschillen ook van goede relationele banden zoals je die in de privésfeer nastreeft, omdat er een extra morele attractor in het spel is. De inzet van goed werk tegen de horizon van rechtvaardigheid en duurzaamheid, kan in het geval van spanningen en

tegenstellingen stimuleren om elkaar vreedzaam te begrenzen in naam van die horizon5.

Zoals in hoofdstuk een al is omschreven, vormt het bevorderen van een werkgezelschap van samen lerende professionals een kernonderdeel van normatieve professionalisering. Kennisontwikkeling kan het best plaatsvinden in ‘de kritische dialoog met belanghebbenden’ vanuit een gedeelde betrokkenheid op het creëren van een goede en rechtvaardige samenleving (Jacobs, 2010, pp. 22-23). In de ‘dialoog van goed handelen’ die zodoende tot stand komt, staan zowel persoonlijke waarden en identiteiten van de professional, als instrumentele waarden en normatieve kaders van organisaties, maatschappij en instituties centraal. Dit zijn geen gemakkelijke processen. Openstaan voor het oordeel van anderen, het kritisch onder de loep nemen van de eigen waardeoriëntatie en (professionele) identiteit en het kunnen omgaan met ontkenning en afwijzing, dragen allemaal bij aan het ontwikkelen van de eigen identiteit, vakmanschap en goed werk.

Hier stuiten we dan ook op het heen en weer bewegen en de

terugkoppelingslussen tussen de ontwikkeling van de eigen persoon en ambachtelijke gezelschapsvorming aan de ene kant en de vorming en ontwikkeling van een goed werkgezelschap aan de andere kant. Maar ook de terugkoppelingslussen tussen hoge grond dynamiek, ratio, controleerbaarheid en beheersbaarheid en omwikkelende en verwikkelende lichamelijke en

intrapsychische sensaties.