• No results found

Dit sluit aan bij het werk van Sennett. Naast de belangrijke bijdrage die hij met het begrip 'craftsmanship' geeft aan de ontwikkeling van normatieve

professionalisering, is een tweede kernelement dat zijn werk inbrengt de

'morality of cooperation'. In de kern wordt vakmanschap voor een belangrijk deel ontwikkeld in een gezamenlijke werkplaats. Hij refereert daarbij aan de

5 Het begrip vreedzame begrenzing is uitgewerkt door Jessica Benjamin en aan de hand

historische gilden en bijbehorende meester-gezel structuur waarin ‘quality of skill’ boven ‘occupation of a place of honor’ gewaardeerd werd (Sennett, 2009, p. 61). Kwaliteit en beroepsethiek werden in dit soort communities gezamenlijk

ontwikkeld en duurzaam behouden. Ook in zijn werk Together. The Rituals,

Pleasures and Politics of Cooperation (2012), wijst hij op het belang van goed

leren luisteren, de dialoog aangaan in plaats van het debat, wederkerigheid en de werkplaats als plek waar samenwerking die op deze waarden gebaseerd is tot stand kan komen. Ondanks het feit dat er tegenwoordig geen sprake meer is van werkplaatsen in deze middeleeuwse zin, lijken de bijbehorende principes nog steeds op te gaan. Juist door het samen doen van werk, vindt uitwisseling en ontwikkeling plaats tussen mensen rondom hun professionele waarden en

beroepsethiek. Zoals Kunneman het in zijn artikel over ‘Craftsmanship’ omschrijft: learning a craft is also a fertile breeding ground for dialogical forms of cooperation with others, not only with those whom one admires and honours as expert craftsmen and tries to learn from, but also with colleagues who help one to find pathways towards mounds in the swampy lowlands; and, last but not least, with ‘juniors’ who provide one with the joy of helping other persons to learn a craft and develop themselves as a human being in the process. (Kunneman, 2017a, p. 307) Sennett trekt het belang van het onder de knie krijgen van ‘the craft of

cooperation’ nog breder dan alleen de werkcontext, door erop te wijzen dat vormen van interactie met elkaar die gestoeld zijn op deze waarden ons de kans bieden om weer tot meer verbinding en welbevinden te komen in de complexe samenleving waarin we leven en waarin uitsluiting, polarisering en

individualisering heden ten dage sterk voelbaar zijn. Hiermee wijst hij in zekere zin op het resoneren van goed gezelschap in andere registers.

Door het samen werken in gezelschap kunnen er vanuit de gezamenlijke

toewending tot de materialiteit van hun werk in beroepen met een normatief en waardengericht kader verbinding, zorgzaamheid en betrokkenheid tussen professionals ontstaan. Maar de leerzame wrijving en vreedzame begrenzing die kunnen leiden tot de-escalatie in plaats van escalatie van onderlinge

meningsverschillen en conflicten, zijn minstens zo belangrijk voor het aangaan van de gedeelde complexiteit. Het gezelschap breidt zich aldus constant uit en krimpt weer in. Voortbouwend op Nap (2012) die normatieve professionalisering op het vlak van het eigen gezel-zijn ziet als constante 'rekoefening' om de eigen kring te verruimen voor wie je het als mens 'goed' wil doen, is dit beeld aldus ook uit te breiden naar het werkgezelschap. In aansluiting bij het begrip ‘Umwelt' van de bioloog Jacob von Uexkull en het werk van Paul Ricoeur, omschrijft Kunneman dit beeld van NP, in aansluiting bij Jan Nap, als voortdurende ‘rekoefening’: "als

4

historische gilden en bijbehorende meester-gezel structuur waarin ‘quality of skill’ boven ‘occupation of a place of honor’ gewaardeerd werd (Sennett, 2009, p. 61). Kwaliteit en beroepsethiek werden in dit soort communities gezamenlijk

ontwikkeld en duurzaam behouden. Ook in zijn werk Together. The Rituals,

Pleasures and Politics of Cooperation (2012), wijst hij op het belang van goed

leren luisteren, de dialoog aangaan in plaats van het debat, wederkerigheid en de werkplaats als plek waar samenwerking die op deze waarden gebaseerd is tot stand kan komen. Ondanks het feit dat er tegenwoordig geen sprake meer is van werkplaatsen in deze middeleeuwse zin, lijken de bijbehorende principes nog steeds op te gaan. Juist door het samen doen van werk, vindt uitwisseling en ontwikkeling plaats tussen mensen rondom hun professionele waarden en

beroepsethiek. Zoals Kunneman het in zijn artikel over ‘Craftsmanship’ omschrijft: learning a craft is also a fertile breeding ground for dialogical forms of cooperation with others, not only with those whom one admires and honours as expert craftsmen and tries to learn from, but also with colleagues who help one to find pathways towards mounds in the swampy lowlands; and, last but not least, with ‘juniors’ who provide one with the joy of helping other persons to learn a craft and develop themselves as a human being in the process. (Kunneman, 2017a, p. 307) Sennett trekt het belang van het onder de knie krijgen van ‘the craft of

cooperation’ nog breder dan alleen de werkcontext, door erop te wijzen dat vormen van interactie met elkaar die gestoeld zijn op deze waarden ons de kans bieden om weer tot meer verbinding en welbevinden te komen in de complexe samenleving waarin we leven en waarin uitsluiting, polarisering en

individualisering heden ten dage sterk voelbaar zijn. Hiermee wijst hij in zekere zin op het resoneren van goed gezelschap in andere registers.

Door het samen werken in gezelschap kunnen er vanuit de gezamenlijke

toewending tot de materialiteit van hun werk in beroepen met een normatief en waardengericht kader verbinding, zorgzaamheid en betrokkenheid tussen professionals ontstaan. Maar de leerzame wrijving en vreedzame begrenzing die kunnen leiden tot de-escalatie in plaats van escalatie van onderlinge

meningsverschillen en conflicten, zijn minstens zo belangrijk voor het aangaan van de gedeelde complexiteit. Het gezelschap breidt zich aldus constant uit en krimpt weer in. Voortbouwend op Nap (2012) die normatieve professionalisering op het vlak van het eigen gezel-zijn ziet als constante 'rekoefening' om de eigen kring te verruimen voor wie je het als mens 'goed' wil doen, is dit beeld aldus ook uit te breiden naar het werkgezelschap. In aansluiting bij het begrip ‘Umwelt' van de bioloog Jacob von Uexkull en het werk van Paul Ricoeur, omschrijft Kunneman dit beeld van NP, in aansluiting bij Jan Nap, als voortdurende ‘rekoefening’: "als

het oprekken en uitrekken van de eigen ‘morele Umwelt’, via de lijn zelf-anderen- allen en het ‘teruglussen’ naar het zelf van het oplichten van deze lijn in het eigen leven" (Kunneman, 2017b).