• No results found

In deze paragraaf las ik een korte uitstap in naar het naar het third person

perspective van de bredere ontwikkeling. Het is namelijk zo dat ik zeker niet de

enige ben die zich op dat moment bezighoudt met de ‘professionalisering’ van MVO-managers. Iets wat rond die tijd steeds actueler wordt is de vraag naar een officiële beroepsvereniging voor MVO-/duurzaamheidsprofessionals. MVO Nederland wordt gevraagd mee te praten over de voors en tegens. Samen met onder andere toenmalig directeur Willem Lageweg, sluit ik namens onze organisatie aan bij enkele gesprekken. De initiatiefnemer wil middels een

3

Na afloop van de Expeditie:

· Heeft u zich verder ontwikkeld in uw vak als MVO-manager · Kunt u beter richting geven aan de MVO-versnelling in uw bedrijf

· Heeft u uw deskundigheid op het gebied van verandermanagement vergroot en toegepast in de praktijk

· Heeft u een uniek en vertrouwd netwerk opgebouwd van collega MVO- managers

· Heeft u toegang tot relevante tools, documenten, wetenschappelijke en praktijkinzichten die u kunnen ondersteunen

Programma

Elke deelnemer krijgt een individueel intake-gesprek. De Expeditie telt acht bijeenkomsten van een dagdeel. Hierin deelt u met de andere professionals analyses, kennis en ervaring vanuit ieders praktijk. U krijgt de nodige tools en kennis aangereikt, en wordt geïnspireerd door verschillende experts. U doorloopt tijdens de Expeditie de volgende fases:

Uitgangssituatie: u verkent en analyseert uw huidige situatie en rol, inclusief de problemen waar u tegenaan loopt. U formuleert uw eigen persoonlijke

uitdaging(en) waaraan u wilt werken.

Actieplan: u bepaalt met welke verbeteracties u aan de slag gaat en maakt daarvoor een planning. Met behulp van verschillende technieken leert u te monitoren en evalueren of uw verbeteracties effectief zijn. Aan de slag: u gaat actief aan de slag met uw veranderproject(en) in de organisatie. Er is veel gelegenheid voor het inbrengen van cases, kennis en ervaring. Wij zorgen voor experts op het gebied van duurzaamheid en verandermanagement, die u tijdens de sessies ondersteunen en inspireren.

Parallel aan de bijeenkomsten zorgen we voor individuele begeleidingstrajecten, evaluatie-gesprekken en coaching. Zo kunt u uw nieuwe kennis meteen

gebruiken in uw organisatie. Aan het eind van de Expeditie organiseren we een slotbijeenkomst en blikken we gezamenlijk terug op de lessons learned. Iets voor u?

De Expeditie is bedoeld voor managers die verantwoordelijk zijn voor MVO binnen hun bedrijf. We streven naar een mix van grote bedrijven uit

verschillende sectoren, al dan niet beursgenoteerde en familiebedrijven. Deze diversiteit zorgt voor extra innovatie en lerend vermogen.

Meer informatie en aanmelden

Deelname aan de Expeditie kost €4500,-. GBN-partners kunnen hiervoor hun vrije ruimte gebruiken, waardoor de investering €2500,- bedraagt. Neem voor meer informatie en aanmelding contact op met …

Er bestaat interesse in de Expeditie, maar de verwachte startdatum in mei 2015 moet worden uitgesteld. Vanwege de behoorlijke tijdsinvestering die het van de deelnemers vraagt, en de kosten, dient deelname intern goed afgestemd te worden en dit kost tijd. Sowieso blijkt het neerleggen van factsheets op evenementen en het plaatsen van berichten op website en in nieuwsbrief

onvoldoende om mensen zich te doen inschrijven. ‘Verkoop’ van dit product vergt een persoonlijke benadering, maar het blijkt lastig om dit intern goed te

organiseren. Niet alle relatiemanagers nemen dit ‘product’ als vanzelfsprekend mee in hun gesprekken. Er is immers nog veel meer aan te bieden en mensen hebben het druk met ‘eigen’ projecten. Ik baal en raak gefrustreerd omdat ik denk dat er echt behoefte bestaat aan de Expeditie. Gelukkig ben ik niet de enige die hiervoor zoveel energie heeft. Twee collega’s tonen zich sterk gedreven om er ook over in gesprek te gaan met onze partners. Er ontstaat onderling

enthousiasme en uitwisseling over de gevoerde gesprekken. We houden een interesselijst bij die blijft groeien. Ook ik spreek in die tijd verschillende

geïnteresseerden. Dit zijn boeiende gesprekken waarin ik een grote verwantschap voel rondom onze gezamenlijke zoektocht als duurzaamheidsprofessionals. In verschillende gevallen wordt er een sterke wens geuit om met een groep ‘collega’s’ het vakmanschap verder te ontwikkelen. Ik neem in die tijd ook deel aan een ‘collegereeks change-management voor duurzaamheidsprofessionals’ van Impact Academy. Naast interessante sprekers, zijn vooral de ontmoetingen met MVO-managers hier boeiend. Ik knoop verschillende gesprekjes met ze aan tussen de colleges door en krijg bevestiging van mijn gevoel dat er behoefte bestaat aan dit soort activiteiten. Ze geven aan dat ze vooral de ontmoetingen met gelijkgestemden erg waarderen. Ik merk daarbij veel interesse in mijn onderzoek en animo om deel te nemen aan een expert-interview. Ik houd er een geschikte respondent aan over.

3.1.3 Een ontwikkeling die niet op zichzelf staat

In deze paragraaf las ik een korte uitstap in naar het naar het third person

perspective van de bredere ontwikkeling. Het is namelijk zo dat ik zeker niet de

enige ben die zich op dat moment bezighoudt met de ‘professionalisering’ van MVO-managers. Iets wat rond die tijd steeds actueler wordt is de vraag naar een officiële beroepsvereniging voor MVO-/duurzaamheidsprofessionals. MVO Nederland wordt gevraagd mee te praten over de voors en tegens. Samen met onder andere toenmalig directeur Willem Lageweg, sluit ik namens onze organisatie aan bij enkele gesprekken. De initiatiefnemer wil middels een

is de definitie van het beroep: waar liggen de grenzen;Waaraan is bij de

doelgroep behoefte (waar uiteraard andere organisaties niet al in voorzien);Heeft de beroepsvereniging levensvatbaarheid: ben je bereid lid en actief te worden?’. De enquête wordt ingevuld door tachtig duurzaamheidsprofessionals die via LinkedIn zijn opgeroepen. Uit de enquête blijkt dat als belangrijkste taken van een beroepsvereniging worden genoemd: ‘netwerken en kennisuitwisseling’;

‘opleiding en professionalisering’ en ‘verdere inhoudelijke ontwikkeling van het vakgebied’. Ik zie hierin een duidelijke overeenkomst terug met begrippen als vakmanschapsontwikkeling, gezelschapsvorming en normatieve

professionalisering. Als belangrijkste activiteiten waar men behoefte aan heeft, worden genoemd: ‘netwerkbijeenkomsten en social events’; ‘masterclasses en wetenschappelijk onderwijs’ en ‘online uitwisseling van kennis en contacten’. Op de vraag of men ook lid zou worden van een dergelijke vereniging tegen een contributie van 150 euro per jaar antwoordt 35% positief en meer dan de helft dat dit nog onzeker is en afhankelijk van organisatie en invulling.

Na bestudering van de uitkomsten en een gesprek met betrokkenen komen we vanuit MVO Nederland echter tot de conclusie dat er geen aparte

beroepsvereniging opgericht zou moeten worden. Allereerst omdat veel van de geuite wensen al worden aangeboden of opgepakt. Zo zijn wij op dat moment bezig met de bouw van een online kennis- en ontmoetingsplatform, en

ontwikkelen we de Expeditie gericht op professionalisering. Daarbij hebben we net afgesproken met andere organisaties en aanbieders om beter overzichtelijk te maken richting de doelgroep wat er allemaal aan bijeenkomsten, masterclasses en events is. Ten tweede wordt betwijfeld of een specifieke beroepsvereniging voor duurzaamheidsprofessionals wel op z’n plaats is. Ook in andere functies houdt men zich in toenemende mate bezig met deze thematiek. Verdere

professionalisering hiervan zou dus via al bestaande beroepsverenigingen moeten lopen. Tot slot wordt de financiële haalbaarheid betwist. Het organiseren van de beoogde activiteiten kost veel tijd en daarmee geld. Onze reactie roept

teleurstelling op bij de initiatiefnemer, maar bevestigt voor ons tegelijkertijd dat we met goede dingen bezig zijn die we verder moeten uitbouwen en

communiceren.

Eerder heb ik me al eens gebogen over de vraag in hoeverre MVO-managers ‘professionals’ zijn (Klomp, 2011). De lading achter het eerste deel van de term NP, het normatieve, lijkt zonder twijfel aanwezig binnen het bedrijfsleven wanneer het gaat om MVO. Maar bovenstaande ‘professionaliseringstendens’, die ook deels al naar voren kwam in het tweede hoofdstuk, roept de vraag op in hoeverre MVO-managers ook beschouwd kunnen worden als ‘professionals’, dan

3

is de definitie van het beroep: waar liggen de grenzen;Waaraan is bij de

doelgroep behoefte (waar uiteraard andere organisaties niet al in voorzien);Heeft de beroepsvereniging levensvatbaarheid: ben je bereid lid en actief te worden?’. De enquête wordt ingevuld door tachtig duurzaamheidsprofessionals die via LinkedIn zijn opgeroepen. Uit de enquête blijkt dat als belangrijkste taken van een beroepsvereniging worden genoemd: ‘netwerken en kennisuitwisseling’;

‘opleiding en professionalisering’ en ‘verdere inhoudelijke ontwikkeling van het vakgebied’. Ik zie hierin een duidelijke overeenkomst terug met begrippen als vakmanschapsontwikkeling, gezelschapsvorming en normatieve

professionalisering. Als belangrijkste activiteiten waar men behoefte aan heeft, worden genoemd: ‘netwerkbijeenkomsten en social events’; ‘masterclasses en wetenschappelijk onderwijs’ en ‘online uitwisseling van kennis en contacten’. Op de vraag of men ook lid zou worden van een dergelijke vereniging tegen een contributie van 150 euro per jaar antwoordt 35% positief en meer dan de helft dat dit nog onzeker is en afhankelijk van organisatie en invulling.

Na bestudering van de uitkomsten en een gesprek met betrokkenen komen we vanuit MVO Nederland echter tot de conclusie dat er geen aparte

beroepsvereniging opgericht zou moeten worden. Allereerst omdat veel van de geuite wensen al worden aangeboden of opgepakt. Zo zijn wij op dat moment bezig met de bouw van een online kennis- en ontmoetingsplatform, en

ontwikkelen we de Expeditie gericht op professionalisering. Daarbij hebben we net afgesproken met andere organisaties en aanbieders om beter overzichtelijk te maken richting de doelgroep wat er allemaal aan bijeenkomsten, masterclasses en events is. Ten tweede wordt betwijfeld of een specifieke beroepsvereniging voor duurzaamheidsprofessionals wel op z’n plaats is. Ook in andere functies houdt men zich in toenemende mate bezig met deze thematiek. Verdere

professionalisering hiervan zou dus via al bestaande beroepsverenigingen moeten lopen. Tot slot wordt de financiële haalbaarheid betwist. Het organiseren van de beoogde activiteiten kost veel tijd en daarmee geld. Onze reactie roept

teleurstelling op bij de initiatiefnemer, maar bevestigt voor ons tegelijkertijd dat we met goede dingen bezig zijn die we verder moeten uitbouwen en

communiceren.

Eerder heb ik me al eens gebogen over de vraag in hoeverre MVO-managers ‘professionals’ zijn (Klomp, 2011). De lading achter het eerste deel van de term NP, het normatieve, lijkt zonder twijfel aanwezig binnen het bedrijfsleven wanneer het gaat om MVO. Maar bovenstaande ‘professionaliseringstendens’, die ook deels al naar voren kwam in het tweede hoofdstuk, roept de vraag op in hoeverre MVO-managers ook beschouwd kunnen worden als ‘professionals’, dan

wel zichzelf als zodanig ervaren. Samengevat gaat men er in de meeste literatuur in de eerste plaats van uit dat het bij professionals om beroepsbeoefenaren gaat die een specifieke opleiding gevolgd hebben en zich daardoor bekwaamd hebben in specialistische kennis en technieken. Ten tweede gaat het om beroepen die zich op basis van (wetenschappelijke) kennis verzelfstandigd hebben. Verder beschikt de beroepsgroep op basis van deze kennis over een zekere

maatschappelijke autoriteit. Ten vierde is er meestal sprake van een eigen beroepsvereniging met een beroepscode. Hiervan moet men lid zijn om het beroep te mogen uitoefenen. Het beroep is verder omwille van de kwaliteit wettelijk beschermd en, tenslotte, is er vaak sprake van een eigen jargon (van den Ende, 2011, p. 20). Volgens een strikte lezing zouden MVO-managers dus nog geen professionals te noemen zijn. Echter, de hiervoor beschreven behoeften en ontwikkelingen binnen deze beroepsgroep laten zien dat er wel zoiets als ‘professionalisering’ op gang komt. Een strikte toepassing van voorgaande definiëring lijkt ook niet per sé meer nodig om te kunnen spreken van een professional. Professionalisme wordt steeds vaker benaderd vanuit de

attributietheorie. Daarin wordt bekeken waardoor professionalisme wordt

gekenmerkt en niet waardoor het wordt veroorzaakt. Deze theorie over professionalisme is heden ten dage dominant (Van Houten 2006, p. 18-19) en past bij de constatering van Eliot Freidson dat het begrip professional beschouwd moeten worden als aanduiding van een veranderlijk fenomeen. Door middel van een, wat Freidson ‘theory of professions’ noemt, kan in kaart gebracht worden wat men verstaat onder professies op een bepaalde plaats en tijd (Freidson, 1994, pp. 24-26). Waar het volgens Freidson vooral om gaat, is dat in onze complexe, postindustriële samenleving gespecialiseerde kennis en expertise nodig is. Deze expertise moet in herkenbare groepen (professies) worden georganiseerd die een zekere autonomie en exclusiviteit bezitten. Dit onder meer vanwege het feit dat mensen zo verleid worden zich te specialiseren en zich te onderscheiden van de niet-professionals, maar ook bijvoorbeeld om zich te vrijwaren van bemoeienis van derden en om naar consumenten toe duidelijkheid te scheppen over de kwaliteit van de door de professional geleverde dienst (ibid., pp. 166-167). Freidson ziet bovendien een groeiende autoriteit van dergelijke georganiseerde groepen professionals in het verschiet, omdat de macht en autoriteit van algemene managers als gevolg van het hogere opleidingsniveau van de gemiddelde werkende persoon tegenwoordig fors is afgenomen. Het wordt daarom steeds logischer geacht dat de beroepsgroep macht over zichzelf uitoefent vanuit een georganiseerd verband. Maar ook zaken als scholing, toegang tot de arbeidsmarkt en innovaties binnen de professie zouden zo beter vorm kunnen krijgen (ibid., p. 100 en 173). (gebaseerd op Klomp, 2011, pp. 41- 44).

Steeds vaker maakt een opleiding op het gebied van MVO al deel uit van studies als bedrijfskunde en het praktijkaanbod aan training en scholing voor deze professionals is tevens volop in ontwikkeling. Ondernemers en anderen die zich met MVO bezighouden verenigen zich in netwerkorganisaties als MVO Nederland met als doel ontmoeting, kennisdeling en belangenbehartiging. Ook op LinkedIn zijn er diverse netwerken ontstaan rond MVO en duurzaamheidsprofessionals. Verder zijn de afgelopen jaren de verkiezing MVO-manager van het jaar, bovenstaand onderzoek naar de behoefte aan een beroepsvereniging en publicaties komende uit de beroepsgroep zelf, zoals het boek van Carola Wijdoogen (2016), opgekomen. Vanuit de attributietheorie zou je dus op basis van de ontwikkelingsvisie op professionalisme van Freidson kunnen zeggen dat er zoiets aan het ontstaan is als een MVO- of duurzaamheidsprofessional met bijbehorende kenmerken. Op deze visie sluit ik aan, ik wil met mijn onderzoek bijdragen aan de ontwikkeling van de duurzaamheidsprofessional. Echter, niet vanuit een idee van verzelfstandiging en ‘losmaken van’. Door via NP MVO te bevorderen, wil ik juist nieuwe verbindingen tot stand brengen tussen

professionalisme en markt. Vanuit de maatschappelijke horizon van NP is het van belang om die ontwikkeling te bevorderen en het kritisch- reflexieve vermogen van de betrokken professionals te versterken. Dat is de specifieke inzet van normatieve professionalisering.