• No results found

5. Signalering van schendingen

5.3 Kwantitatieve informatie over signalering

5.3.1 Proactieve signalering door de instanties

De twee instanties die vooral betrokken zijn bij de signalering van schendingen zijn de politie en de reclassering. De politie is bij alle zaken betrokken, de reclassering alleen bij zaken waarin een toezicht loopt. Reclasseringstoezicht kan zoals uit de interviews bleek bijdragen aan de signalering van schendingen doordat de verdachte of dader of zijn omgeving dit meldt aan de toezichthouder. Ook mogelijke veranderlijke risicofactoren die tot schendingen kunnen leiden (zoals middelengebruik of opgebouwde woede of frustratie bij de verdachte of dader) kunnen door toezichthouders worden gesignaleerd en dit kan aanleiding zijn de politie te vragen de situatie beter in de gaten te houden.

In tabel 5.1 is daarom weergegeven in welke mate er in onze steekproef sprake is van toezicht. Door de selectie van cases die is toegepast om beschikking te hebben over digitaal doorzoekbare documenten,56 is het percentage zaken met reclasseringstoezicht hoger dan in de uitgangssteekproef (N=550) die voor dit onderzoek was getrokken. In deze steekproef was het percentage zaken met reclasseringstoezicht met 73% flink lager dan in het bestand met compleet gescoorde zaken. De tabel laat zien dat in onze steekproef bij 15% van de zaken geen sprake is van reclasseringstoezicht. Voor het signaleren van schendingen is het slachtoffer dus afhankelijk van zichzelf, zijn of haar omgeving en de politie. Het aandeel zaken zonder toezicht is het grootst bij de vrijheidsbeperkende maatregel (54%) en het kleinst tijdens de schorsing voorlopige hechtenis (1%).

Tabel 5.1 Percentage zaken met toezicht totaal en in modaliteiten en timing start toezicht.

Toezicht kenmerken Totaal

% (aantal) SVH1 % (aantal) VV % (aantal) VM % (aantal) Toezicht aanwezig 85% (361) 99% (216) 77% (126) 46% (19)

Timing toezicht t.o.v. verbod/startzaak:

1. Geen toezicht in zaak 15% (62) 1% (3) 23% (37) 54% (22)

2. Toezicht vanaf of na verbod 66% (278) 79% (172) 58% (95) 27% (11)

3. Toezicht al voor start verbod maar na instroom zaak

6% (26) 3% (7) 9% (15) 10% (4)

4. Toezicht al voor instroom zaak 14% (57) 17% (37) 10% (16) 10% (4)

Totaal aantal zaken 423 219 163 41

Databestand: registratie en dossiers; Verboden opgelegd tussen 1-7-2015 t/m 17-12-2017.

1Deze afkortingen staan voor de modaliteiten waarvoor de zaak in onze steekproef zit. SVH= Schorsing voorlopige hechtenis,

VV= voorwaardelijke veroordeling, VM = vrijheidsbeperkende maatregel.

Het toezicht met EM werd in de interviews vaak genoemd als de belangrijkste en meest effectieve vorm van proactieve signalering van schendingen van de verboden. Deze vorm van toezicht wordt echter slechts in 5% van de zaken (n=20) uit onze steekproef ingezet. Deze

56 Dit waren voor COMPAS de zaken die niet bij het OM beschikbaar waren, maar wel bij 3RO mits er sprake was van een

100 zaken zijn redelijk evenredig verspreid over de modaliteiten en delict typen.57 Het percentage zaken met elektronische monitoring was in de uitgangssteekproef (n=550) even hoog. De inzet van EM is in de hier onderzochte zaken dus maar heel beperkt. Door de beperkte inzet van EM zal deze vorm van signalering dus weinig bijdragen aan de effectiviteit van de contact- en locatieverboden in zijn geheel.

De wijze waarop de signalerende rol van de politie in de praktijk vorm krijgt, kan niet op basis van de registraties en dossiers worden onderzocht. Hierover is wel informatie beschikbaar uit de slachtofferenquête. Daarin is de vraag gesteld welke signalerende activiteiten de politie toegezegd heeft te zullen uitvoeren en van welke activiteiten slachtoffers zeker weten dat ze zijn uitgevoerd (zie tabel 5.2). Uit deze tabel wordt duidelijk dat de betreffende signaleringsactiviteiten volgens de slachtoffers in ongeveer 15 tot 40 procent van de zaken (afhankelijk van de specifieke activiteit) worden gepland en dat in ongeveer 10 tot 30 procent van de zaken het slachtoffer weet dat ze ook daadwerkelijk (soms of altijd) zijn uitgevoerd. Dit betreft dus de minderheid van de zaken uit de steekproef. Van de verschillende activiteiten worden huisbezoeken relatief vaak gepland en uitgevoerd en ongeveer even vaak bij verdachten of daders als bij slachtoffers. De inzet van een gespecialiseerd team komt maar in een klein deel van de zaken voor (10-15%), nadere analyses laten zien dat dat vooral stalking zaken zijn.

Niet alleen het absolute aantal zaken waarin de signaleringsactiviteiten zijn uitgevoerd is van belang maar ook het verschil tussen de aantallen waarin het is toegezegd en waarin het slachtoffer weet dat het ook is uitgevoerd. Dit verschil komt tot stand door 1) zaken waarin de activiteiten ondanks de toezegging inderdaad niet zijn uitgevoerd, en 2) zaken waarin de activiteiten wel zijn uitgevoerd maar het slachtoffer daar niet over is ingelicht. De eerste situatie heeft direct effect op de signaleringskansen, afschrikking en inzicht bij de ketenpartners over de situatie. De tweede situatie zal volgens de literatuur en interviews invloed hebben op het vertrouwen van het slachtoffer in de handhavende instanties.

Tabel 5.2 Geplande proactieve signaleringsactiviteiten door politie volgens slachtoffer (slachtofferenquête) (n=101)

Geplande activiteiten % Gepland (aantal) (A) % Tenminste soms uitgevoerd (aantal) (B) Ratio B/A % Altijd uitgevoerd (aantal) (C) Ratio C/A

Surveilleren in straat slachtoffer of andere plekken uit het verbod

26% (27) 19% (19) ,70 13% (13) ,48

Op huisbezoek gaan bij de verdachte of dader

39% (39) 28% (28) ,72 23% (23) ,59

Op huisbezoek gaan bij het slachtoffer

35% (35) 27% (27) ,77 21% (21) ,60

Betrokkenheid van een gespecialiseerd politieteam

16% (16) 11% (11) ,69 10% (10) ,63

Databestand: slachtofferenquête; Verboden opgelegd tussen 1-7-2015 t/m 17-12-2017.

Behalve reclasseringstoezicht (met of zonder EM) en de hierboven beschreven proactieve signaleringsactiviteiten door de politie, zijn er nog diverse andere maatregelen die met behulp

57 Gezien het klein aantal kunnen we niet zeggen of EM over- of ondervertegenwoordigd is bij bepaalde modaliteiten of

101 van instanties genomen kunnen worden. Veel van deze maatregelen kunnen, zoals beschreven in paragraaf 5.2, direct of indirect bijdragen aan signalering van schendingen of de perceptie bij de dader dat er adequate signalering van schendingen plaatsvindt. De respondenten is een lijst maatregelen voorgelegd waarvoor zij konden aangeven of daarvan voor en/of na de uitspraak van de rechter sprake was (zie tabel 5.3).

Tabel 5.3 Extra maatregelen ter bescherming tegen de verdachte of dader die direct of indirect de signalering kunnen bevorderen (slachtofferenquête)58

Kenmerken Percentage (aantal)

Bevorderen reactiesnelheid

Aandacht vestiging op locatie (n=101) 56% (57)

Rechtstreeks nummer contactpersoon bij de politie (n=101) 35% (35) Alarmknop waarmee de politie gealarmeerd kan worden (n=101) 22% (22)

Bekrachtiging dat contact niet wenselijk is via andere procedures en/of empowerment bij het slachtoffer

Huisverbod door burgemeester en politie (n=101) 15% (15) Oplegging locatie- en/of contactverbod via civiel proces (n=101) 60% (61) Stopbrief naar de verdachte/dader gestuurd (n=101) 35% (35)

Ondersteuning door hulpverlening (n=101) 59% (60)

Databestand: slachtofferenquête; Verboden opgelegd tussen 1-7-2015 t/m 17-12-2017.

De tabel laat zien dat de contact- en locatieverboden in een groot deel van de zaken in combinatie voorkomen met maatregelen die de signalering kunnen verbeteren. In meer dan de helft van de zaken is sprake van een aandacht vestiging op locatie, de andere twee maatregelen die de reactiesnelheid van de politie bij een incident kunnen bevorderen komen bij een veel kleiner deel van de zaken voor. De maatregelen komen overigens ook in combinatie voor. Totaal komt in 63% van de zaken tenminste een van deze maatregelen voor.

Andere maatregelen kunnen tot een betere signalering leiden omdat het voor het slachtoffer zelf of voor de handhavers duidelijker is dat het contact niet wenselijk is en er tegen opgetreden moet worden. In de enquête zijn vragen gesteld over verboden in andere rechtsgebieden, de stopbrief aan verdachte of dader en ondersteuning door hulpverlening. In een opvallend groot aandeel van de zaken is sprake van een verbod in een ander rechtsgebied (civiel- respectievelijk bestuursrechtelijk). Samengenomen blijkt in 65% van de zaken volgens het slachtoffer een verbod in een ander rechtsgebied te zijn opgelegd. Ook is de hulpverlening vaak betrokken (59%) en in ruim een derde van de zaken (35%) is een stopbrief aan de verdachte gestuurd.

Naast het plaatsvinden van deze concrete activiteiten is ook aan de respondenten gevraagd of zij het gevoel hadden dat de politie en het OM tijdens de looptijd van het verbod voldoende op de hoogte waren van hun zaak. Zoals beschreven in paragraaf 5.2, is de kennis over zaken belangrijk voor het goed kunnen inschatten van risico’s en interpreteren van voorkomende incidenten en draagt daarmee bij aan het tijdig signaleren van schendingen. In tabel 5.4 is weergegeven hoe goed politie en OM volgens de slachtoffers op de hoogte waren van hun zaak. Hier blijkt dat in de zaken waarin contact is geweest met de instanties na oplegging van het verbod iets meer dan de helft van de slachtoffers vindt dat de politie

58 Overigens bleek bij deze vraag ook 21 slachtoffers (20,4%) tijdens het verbod op een anonieme locatie verbleven (voor

en/of na de uitspraak van de rechter). Dat zegt niets over de signalering maar wel over de ernst van de zaak en mogelijk ook over het vertrouwen op tijdige signaleren.

102 respectievelijk het OM voldoende op de hoogte is van de betreffende zaak. Wanneer de relatie wordt bekeken tussen de proactieve signaleringsactiviteiten door de politie en de mate waarin politie en OM volgens het slachtoffer op de hoogte zijn van hun zaak dan blijken de verbanden niet significant.

Tabel 5.4 Mate waarin slachtoffers vinden dat politie en OM op de hoogte zijn van hun zaak in de periode na oplegging van het verbod. (n=101)

Politie was voldoende op de hoogte van mijn zaak percentage (aantal)

OM was voldoende op de hoogte van mijn zaak percentage (aantal)

Helemaal oneens/ oneens 29% (21) 18% (7)

Neutraal 18% (13) 24% (9)

Helemaal eens/eens 53% (39) 58% (22)

Totaal aantal zaken met contact politie na oplegging

100% (73) 100% (38)

Databestand: slachtofferenquête, 2018; Verboden opgelegd tussen 1-7-2015 t/m 17-12-2017.