• No results found

Koppeling hypothesen en gegevens over beschermende factoren en risicofactoren voor

7. Verboden en objectieve veiligheid

7.3 Kwantitatieve gegevens: registraties, dossiers en slachtofferenquêtes

7.3.2 Koppeling hypothesen en gegevens over beschermende factoren en risicofactoren voor

In hoofdstuk 2 (theorie) zijn hypothesen geformuleerd over factoren die mogelijk samenhangen met de schendingen en de effectiviteit van verboden. In paragraaf 7.1 en 7.2 is nagegaan of de factoren uit die hypothesen ook worden teruggevonden in de empirische literatuur en in de interviews die voor dit onderzoek zijn uitgevoerd en welke andere factoren daar werden benoemd. Een overzicht van de kenmerken die uit de hypothesen, empirische literatuur en interviews naar voren kwamen, is weergegeven in tabel 7.3. Daar waar de theorie en bevindingen uit de empirische literatuur en de interviews met elkaar corresponderen, staan de kenmerken in dezelfde rij weergegeven. Sommige bevindingen uit de literatuur en de interviews sluiten niet direct aan bij de hypothesen in het theoriehoofdstuk, maar voor zover mogelijk willen we die wel toetsen in de kwantitatieve analyses. Bij die kenmerken is de eerste kolom waarin hypothesen staan benoemd leeg. Bij elke factor die staat opgenomen in de tabel staat aangegeven of deze factor de kans op schending verhoogt (+) of verlaagt (-). In de laatste twee kolommen van deze tabel staat aangegeven welke variabele uit de kwantitatieve bronnen (registraties/dossiers en slachtofferenquête) bij de factor past. Niet voor alle kenmerken die naar voren zijn gekomen in de theorie, empirische literatuur en interviews, waren passende indicatoren beschikbaar in de kwantitatieve bronnen. Het betreft hier een selectie.

Zoals in hoofdstuk 1 al duidelijk werd, kunnen de hypothesen die over de effectiviteit van het verbod op zichzelf gaan (hypothesen 1a en 1b) bij gebrek aan een controlegroep in dit onderzoek niet direct worden getoetst. Wel kunnen we nagaan of en in welke mate de signaleringskenmerken (zoals EM of proactief signaleren door de politie) die naar verwachting tot een grotere afschrikking of tot een verhoogde aantasting van de control balance leiden in de verwachte richting, samenhangen met de uitkomstmaat ‘verandering in geweld / stalking sinds het verbod’ (de derde hierboven genoemde uitkomstmaat). De samenhang van deze kenmerken met de eerste twee uitkomstmaten (geregistreerde en gerapporteerde schendingen) is minder eenduidig te interpreteren omdat in zaken met hogere recidiverisico’s mogelijk meer maatregelen worden ingezet. Indien daar dan een positief verband wordt gevonden, dan is dat mogelijk een schijnverband. Niet de signaleringsmaatregel zelf verhoogt de kans op schending, maar andere risicofactoren die reden waren de maatregel in te zetten.

De andere hypothesen in deze studie betreffen niet de effectiviteit van het verbod zelf maar beschermende factoren en risicofactoren voor de kans op schending en/of factoren die de effectiviteit van de verboden beïnvloeden. Deze hypothesen kunnen wel voor alle drie de uitkomstmaten worden geïnterpreteerd. De hypothesen over beschermende factoren en risicofactoren betreffen vooral daderkenmerken (hypothesen 2 tot en met 5) en daarnaast relatiekenmerken (hypothese 7a) en handhavingskenmerken (hypothese 6a).

155 Tabel 7.3 Hypothesen over en factoren uit empirische literatuur en interviews die samenhangen met schendingen en perceptie van effectiviteit van verboden

Hypothesen theorie hoofdstuk

Factoren uit empirische literatuur

Factoren uit de Interviews Indicatoren in kwantitatieve bronnen

Dossiers/registraties (n=423) Vragenlijst (n=101) Delict kenmerken

Geen hypothese

--- Stalking (+) Stalking (+)

Huiselijk Geweld (+)

Delict type Stalking (+) MK Huiselijk Geweld (+)

Daderkenmerken

--- Dader mannelijk (+) Dader lage leeftijd (+)

Geen info Geen info Mannelijk (+) Jongere dader (+) Hypothese 2: sociale en economische bindingen (-)

Zonder fulltime baan (+) Ontbreken stabiel werk (+)

Ontbreken prosociaal netwerk (+) Nieuwe partner (-)

Kinderen met ander (-)

Tijdelijk/geen werk (+)

Financiële problemen (+)

Relatie met ander dan (-) slachtoffer

Kinderen met andere partner (-) Hypothese 3: tolerantie

(uitgebreider strafblad) (+) Geweld in het verleden (+)

Ongevoeligheid strafdreiging (+):106 - Strafblad (+) - Eerdere interventies (+) Delict geschiedenis OM (+) geschiedenis geweld OM (+) Eerder toezicht (+) Hypothese 4: neutralisatietechnieken (+)

Mate van verzet tijdens zitting (+)

Geen probleem inzicht (+) Ontkenning delict (+)

Hypothese 5: psychische problematiek/problematisch middelengebruik dader (+) Middelengebruik (+) Contact met GGZ (+) Psychische problematiek (+) Verslaving (+) Psychische problemen (+) Middelengebruik (+) Lagere intelligentie (+) LVB (+)

106 Hierbij zijn ook genoemd: psychische problematiek, middelengebruik, problematische agressie-regulatie, lage intelligentie, opgegroeid in probleemgezin, verlaagd zelfinzicht, zorgmijding die

156 Hypothesen theorie

hoofdstuk

Factoren uit empirische literatuur

Factoren uit de Interviews Indicatoren in kwantitatieve bronnen

Dossiers/registraties (n=423) Vragenlijst (n=101)

Slachtofferkenmerken

--- Slachtoffer mannelijk (bij stalkingsdelicten) (+)

Mannelijk (?)

--- Leeftijd indirect: door hogere leeftijd

meer sociale binding met omgeving dus minder (geografisch) mobiel, dit wordt door aanwezigheid van kinderen versterkt (+)

Leeftijd (?)

--- Lage SES (+) Financiële afhankelijkheid partner (+) Geen informatie Financiële afhankelijkheid (+)

--- Middelengebruik (+) Middelengebruik (+)

Verslaving (+)

Geen informatie Geen informatie

--- Minder sociale steun (+) Geen informatie

--- Psychische problemen (+)

Emotionele afhankelijkheid (+)

Zelf contact zoeken door slachtoffer (+)

Geen informatie Geen informatie

Zelf contact gezocht (+) Relatiekenmerken

Hypothese 7a: kleinere relationele afstand slachtoffer

met verdachte/dader (+) Relatie voortzetten / contact opgenomen door slachtoffer (+)

Kleine relationele afstand (+)

Wens tot voorzetten relatie (+)

Type relatie

Wisselende relatiekwaliteit

Relatie tijdens verbod (+)

Kleine woonafstand (+) Woonafstand

Patroon van geweld in verleden in relatie (+)

Geweld in relatie voorafgaand aan delict

Gezamenlijke kinderen (+/0) Gezamenlijke kinderen (+) Kinderen met slachtoffer Gezamenlijke Minderjarige Kinderen

Verbod- en

handhavingskenmerken

Modaliteit

Type verbod (0) Type verbod

157 Hypothesen theorie

hoofdstuk

Factoren uit empirische literatuur

Factoren uit de Interviews Indicatoren in kwantitatieve bronnen

Dossiers/registraties (n=423) Vragenlijst (n=101) Vervolg verbod en

handhavingskenmerken Hypothese 1a: verbod werkt vanwege afschrikking

Proactieve signalering (-)

Voorzieningen voor snelle Alarmering door slachtoffer (-/?)

Zekerheid en tijdigheid van handhavingsreactie (-)

Hoge pakkans (-)

Gebrek aan proactieve signalering (+) Gevoel in de gaten te worden gehouden (-)

Aanwezigheid toezicht (-)

Aanwezigheid reactie schending (-) Tijdigheid reactie schending (-)

EM aanwezig

Reclasseringstoezicht

Geen informatie107

Proactieve signalering politie (surveillance, Huisbezoek of Specialistisch team)

Maatregelen om de reactiesnelheid politie te verhogen (AOL, Alarmknop Direct nummer)

Hypothese 1b: verbod werkt niet vanwege defiance en aantasting control balance

Rekening houden in verbod met gevolgen voor dader (-)

Gevolgen bij dader voor werk, school, vrije tijd, relaties groot (+)

Beleving bij dader dat straf disproportioneel is (+/0)

Uitzonderingen op verbod i.v.m. gevolgen dader

Hypothese 6a: ervaren

procedurele rechtvaardigheid

slachtoffer (-)

Informatie aan slachtoffer (0) Weten wanneer en waar te melden (-) Slachtoffer kon aangeven informatie te willen over verloop zaak

Effectiviteit melden (door aan instanties overdraagbare) kennis over verbod (-)

Duidelijkheid verbod

Voorwaarden verbod niet voldoende specifiek (+)

In signalering wel een rol, niet als risicofactor voor schending

Omschrijving verbod niet naar wens slachtoffer

158