• No results found

Pandgeving van een armband volgens Makassaarsch adatrecht

In document 0093 3000 (pagina 190-193)

( ± 1840)

2

Vertaling van G J. Wolhoff uit de handschriftenverzameling van het Bijbelgenootschap ter Leidsche universiteitsbibliotheek, met opmerkingen.

A d a t v o n n i s s e n v a n i n h e e m s c h e r e c h t b a n k e n v a n G o w a e n B o n e

( 1 9 0 6 — 1 9 3 0 ) 2 5 2

Een 57-tal in kortere en langere uittreksels door mr. W . A. Muller me-6 8 .

6 9 .

70.

71.

S E R I E P 71 (AB-36) 190

No. Biz.

degedeelde beslissingen van genoemde rechtbanken van Gowa (West-Gowa) en Bonê (aangeduid met G. resp. B.), met opmerkingen van inzender, en alfabetisch registertje van de commissie.

I. G. 1910: verlaten sawah vervalt aan kampong na 3 j a a r ; klapperboo-men zijn nimmer k a l o m p o w a n g , al staan zij op kalompowang-grond.

—• 2. G. 1911 : koop van gouden armbanden nietig indien binnen 2 jaar blijkt dat ze niet van goud zijn. — 3. G. 1911 : bij deelwinning van vee blijft risico voor veebezitter. — 4. G. 1911 : opvordering van tuin, welke 30 jaar geleden onrechtmatig tot ornamentsgrond was gemaakt door den vorst, afgewezen als onbewezen; verder nog overwogen, dat „verjaring"

in het adatrecht bekend is uit mondelinge overleveringen van beslissingen uit den vorstentijd (zaken van „vóór de perang Badjeng", „vóór de perang Ballasoeka" ; verder uit een overgelegd stuk : recht van den meester op kind van zijn slaaf, indien hij de m a s k a w i n voor dezen heeft betaald). •—• S. G. 1911: niet-bewerking van gepachte sawahs vormt geen grond voor gedeeltelijke ontheffing der pacht (in padi), wèl misoogst.

— 6. G. 1911: zaak van minstens 65 jaren her om die reden afgewezen. — 7. G. 1911: over de vraag of een sawah in t e s a n g aan gedaagde was gegeven, of diens p o e s a k a is, zooals deze beweerde. — 8. G. 1912:

dagboekaanteekening van erflater betr. recht op sawah als bewijs aange-nomen. —• 9. G. 1914: verstrekken van klapper-bibit voor aanplant op andermans grond, zonder meer, geeft recht op 1/3 van de klapperboomen;

2/3 voor den grondbezitter die de boomen verzorgt. — 10. G. 1917: „ver-jaringstermijn" 20 jaar.

II. G. (sjarat) 1920: poesaka dibagi t i g a : lakilaki memikoel, prampoean mendjindit (mendjindjing?). — 12. G. 1920: sawahpand door bijbetaling-in verkoop overgegaan? — 13. G. 1921: gedaagde wil eischers vrouw niet als erfgename erkennen omdat zij beneden haar stand is getrouwd ; door hadat van ongelijk overtuigd. — 14. G. 1921 : twist over al dan niet ver-panding van sawahs door eed opgelost in verband met lang tijdsverloop.

— 15. G. 1921: b e r k o n g s i tusschen eigenaar van paard en eigenaar van bendy. — 16. G. 1921 : sawahpand-kwestie. —• 17. G. 1921 : status quo tijdens „perang Gowa" gehandhaafd. — 18. G. 1921: ten aanzien van de Rappotjini-sawahs, die bij hadatvonnis van 21 Aug. 1912 tot ornaments-velden waren verklaard (zie no. 55 dezer serie onder I I I ) , was in 1919 tusschen ass. res. Stap en de bewerkers dier sawahs een bewerkingsover-eenkomst gesloten, onderteekend door allen, die „b e r h a k" waren t.o.v.

die sawahs ; tegen één der onderteekenaars wordt thans (1921) bezwaar gemaakt door een der rechthebbenden, omdat gedaagde niet „berhak"

zou zijn, daar hij die sawahs slechts in t ë s a n g bewerkt voor eischer;

mitsdien wordt roya zijner onderteekening geëischt en door de hadat, na onderzoek, bevolen. — 19. G. 1922 : over de kwestie of een tweetal sawah-complexen ornaments- of poesaka-sawahs zijn; t.a.v. één daarvan in eerstgestelden zin beslist ( n i d j a m a k a s o e w i j a n g , n i k o e r o e n g i ) omdat blijkt, dat slechts op eersten oogstdag ( m a p a t a n a i ) van dàt sawahcomplex het gemeenschapshoofd in de voeding der opgeroepen be-volking voorziet. — 20. G. 1924: vroeger verviel bezitrecht op grond door verhuizing; bij terugkeer kon de grond weer worden opgeëischt, behoudens vergelijk met tijdelijken bezitter t.a.v. door hem daarop ge-plaatste gebouwen en geplante boomen ; thans behoudt men bij verhuizing het bezit ; oude pretenties van verhuisden echter niet meer erkend.

21. G. 1925 : schadevergoeding voor vastgebonden karbouw, door ander-mans losloopende karbouw gewond (resp. gedood) ; met aant. voor het geval beide karbouwen los loopen. — 21*. G. 1926: minnelijke schikking;

aant. van afdeelingschef om geen minnelijke schikking uit te lokken, in-dien deze niet spontaan tot stand komt (met verklarende noot-Friedericy).

— 22. G. 1926: sawah, afgestaan als s o e n r a n g s a n r a (voorloopige bruidschat, d.i. als pand voor den te betalen bruidschat), kan steeds tegen betaling der so e n r a n g worden gelost, tenzij door afspraak of lang tijdsverloop lossing uitgesloten raakt, s o e n r a n g m a t é . — 23. G.

! 9 1 Z U I D - S E L E B E S Blz.

1926- een kalf, geworpen door in gebruik afgestaan wijfjeskarbouw, be-hoort voor de helft aan bruikleener. — 24. G. 1927 : verwonding of doo-ding van vastgebonden, bewaakten karbouw door losloopende (verg. no.

21) — 25 G 1926: twist over verpanding of koop van sawah; afgewezen op grond 'dat de zaak dateert van vóór de „prang Gowa" ; herbehandehng

"elast — 26 G. 1925: bij laatste ziekte mag over 1/3 boedel buiten medewerking der waris worden beschikt, óók bij het ten strijde optrek-ken _ 27. G. 1928: kinderen, gesproten uit huwelijk bij welks sluiting de bruigom niet zelf, maar bij gemachtigde aanwezig was, zijn met erf-gerechtigd. — 28. G. (Limboeng) 1906 : afstand van grond ter bewerkingom daarop rustende diensten op bewerkers over te dragen, n i p a t a -l a s s ê , n i k a s o e w i j a n g i . — 29. G. 1906: bij vergaan van hande-ls- handels-prauw draagt eigenaar de schade der handels-prauw, de opvarenden dragen die van de m o d a l . — 30. G. (Limboeng) 1925 : schadevordering wegens omkapping van een t a é n g-boom, afgewezen op gronden overeenkomstig de latere k a j o e - s a la-regeling-1926 (zie nos. 39 en 63 dezer serie;

verg. vonnissen 34 en 36 hieronder).

31 G 1910: verdeeling der jongen bij vee-uitbesteding. — il. U (Lim-boeng) 1925 : verlating van kampong zonder orde op zijn zaken gesteld te hebben doet poesakabezit verloren gaan. — 33. G. (Limboeng) 1925J : sawahvordering door iemand, wiens vader de sawah vier jaren voor de Gowa-expeditie door verhuizing verloren had, toegewezen; herbehande-ling bevolen op grond dat grondbezit in Gowa onzeker zou worden; bij nader vonnis 1926 status quo gehandhaafd en vordering ontzegd (verg.

vonnis no. 20). — 34. G. (Limboeng) 1926: K a j o e - s a 1 a-kwestie ; cfm.

vonnis no. 30. — 35. G. (Limboeng) 1926: geschaakte vrouw eischt haar sawahs o p ; beslist, dat goederen eener geschaakte vrouw vervallen aan de maloe-dragers ( t o m a s i r i ) (verg. no. 39 dezer serie onder I). —

^6 G (Limboeng) 1928: K a j o e - s a 1 a-kwestie, schadevordering voor het kappen van een kajoe-sala-boom ontzegd op grond van regelmg-1926- herbehandeling in 1929: vordering toegewezen op grond van re-sultaat van het onderzoek-Mallinckrodt (zie nos. 39 en 63 dezer serie;

verg vonnissen 30 en 34 hierboven). — 37. G. (Bontonompo) 1929 : ver-wonding met lans; voorwaardelijke veroordeeling tot een jaar gevange-nisstraf met proeftijd van 2 jaren. - 38. G. 1930: Bloedschande tusschen stiefvader en -dochter: verbanning. — 39. G. 1929: Idem tusschen halfbroer en zuster: verbanning voor 10 jaar. — 40. G. 1930: B a t a r a -G o w a-beweging (soort r a t o e - a d i l ) : verbanning.

41 G 1929 • s i 1 a r i a n g, schaking van huwbare vrouw met hare toe-stemming • niet strafbaar (in tegenstelling met n i a l l é m a g a s s i n g , tegen haar zin). — 42. B. 1910: wegvoeren van de ornamenten van Lamoeroe — 43. korte opsomming van zeven „bloedschande gevallen, voTnîssen Bonê 1915-1925. - 44 en 45. Bonê 1918 en 1924: „bloed-schande" tusschen vrouw van aanzienlijken stand met vrijgelaten slaven-zoon resp gewonen kampongman. — 46. B. 1930 : bloedschande tusschen oom en nicht (overzichtje van uit onderzoek gebleken adat m zake

bloedschande", huwelijksluiting en echtscheiding). — 47. B. 1930 : jon-geling van adel heeft op minder nette manier, nl. bij vertegenwoordiging, een kampongmeis j e getrouwd ( d i o p p o k i ; zie vonnis 27) ; met straf-baar 48 B 1927: kinderen uit een „onwettig huwelijk (bij gemach-tigde?) hebben geen erfrecht. — 49. B. 1930: bij echtscheiding ten ver-zoeke der vrouw moet m a s k a w i n steeds teruggegeven worden, de ge-schenken niet (zie sjarat vonnis 11 van no. 31 en vonnis 1 van no. 32 dezer serie). — 50. B. 1930: k a s o e w i j a n g-grond, die verlaten is ( t a n a h k a b o ) en door a n r o n g g o e r o e van gewezen vorst ter be-werking gegeven tegen verplichting tot s i m a-betaling.

51 B 1930- verwerping van een erfenis. — 52. B. 1930: veeverpandmg;

verschillende regelen bij verpanding van een wijfjeskarbouw, wanneer zii kalft wijfje of mannetje, wanneer zij doodgaat voor en na de werping, enz — ' 5 3 B 1928: bezitter van p a 1 a 11 a-grond heeft recht op den

S E R I E P 71—79 1 9 2

No. B l z -aangeslibden grond. — 54. G. 1913 (sjarat) : bekrachtiging van een aan erfgenamen gedane schenking. — 55. G. (sjarat) 1910: verzoek van weduwe tot aanwijzing van erf gerechtigden en verdeeling van boedel van haar overleden man, alsmede tot aanwijzing van haar als voogdes ( p o h , k o e a s a ) over hare onmondige kinderen. — 56. G. (sjarat) 1915: ont-zetting uit de voogdij van weduwe (zie vorig vonnis) wegens verwaar-loozing van kinderen en goederen en onbehoorlijk levensgedrag. — 57.

G. (sjarat) 1916: kinderen uit huwelijk bij volmacht hebben geen erfrecht (verg. vonnissen 27 en 47).

72. Jacht en visscherij in Bonê (1931) 276

Uit de memorie van toelichting bij de „korte verklaring"-1931 van B o n e : hertenjacht; vischrecht op de meren; zeevisscherij.

73. Gegevens over Soppêng (1909) 278 Uit een nota van den civiel gezaghebber W . G. Kooy : bestuur ;

waardig-heden en titels; algemeen; Mario-ri-awa; Lalambata; Patodjo; Liliriadja; Marioriwawo ; T j i t t a ; Lilialaoe; 1 i 1 i's, a n a l i l i ; a n a k a -r o e n g ' s ; geestelijkheid, toestanden.

74. Oogstfeesten en grondenrecht in Soppëngriadja (1932) . 287

Uit een nota van den gezaghebber K. Mantel: beschrijving van het feest, p a d ê n d a ; grondenrecht en grondbezit (g a 1 o e n g a r a d j a n g, — a k a r o e a n g , — w a n o e w a ; t ë s a n g , b a 1 a n g o-contract, pand en deelbouw ; g a 1 o e n g w a t a r a n g). — Zie no. 78.

75. Adatvonnissen van inheemsche rechtbanken in de afdeeling

Parë-Parë (1932) 292

1. Inh. rtb. Maloesetasi : vordering van nalatenschap des vaders door zoon uit eerste huwelijk tegen 2e vrouw des erflaters ; afgewezen omdat de goederen blijken verkregen te zijn gedurende het tweede huwelijk:

w a r a n g p a r a n g r i o l o a n a k r i o l o , w a r a n g p a r a n g r i -m o e n r i a n a k r i -m o e n r i , goederen uit eerste huwelijk ko-men aan de kinderen uit dat huwelijk, die uit het tweede aan de kinderen uit het tweede huwelijk. 2. Inh. rtb. Sawitto: gevorderde goederen blijken t j a k k a r a-goederen te zijn (gemeenverworven) ; daar man en vrouw gestorven zijn zonder nalating van kinderen uit hun huwelijk, valt de helft der tjakkara aan vrouw's dochter uit vroeger huwelijk, de andere helft aan de verdere erfgenamen van den man.

3. Inh. rtb. Kassa : geëischt sawahs uit de nalatenschap van vader ; zij blijken echter door grootvader ontgonnen te zijn en komen toe aan diens erfgenamen, nu vader vóóroverleden was.

76. Apanages in Sidenreng (1920) 298

Nota van het commissielid O. M. Goedhart, toen ass.-resident, 2 Aug.

1920 (zie ook nota's van denzelfde in nos. 2, 57, 64—66, 68 dezer serie) : historisch overzicht dezer gronden.

77. Gegevens over Mandar en andere landschappen van

Zuid-Selebes, verzameld doof dr. J. Mallinckrodt (1928—1929), met

In document 0093 3000 (pagina 190-193)