• No results found

Djambische bovenlanden (1906—1908) 84

In document 0093 3000 (pagina 112-116)

1. Nota controleur Sarolangoen betr. het ini. bestuur in het district Batin Pengambang 1 Maart 1906 ; 2. brief idem 3 Jan. 1908 inzake het

S E R I E I 25—34

112

No. Biz opvolgingsrecht; 3. brief controleur Moearo Boengo 16 Jan. 1908 inzake

het opvolgingsrecht ; 4. nota controleur Moearo Talang 13 Juni 1908 betr. de verkiezing' van een districtshoofd van Batin Pengambang ; 5.

opmerkingen ass. res. naar aanleiding van 4 [onderscheid b a t i n - en p e n g h o e 1 o e-bevolking ; s a n g s e k o - en p e s e k o-goederen ; bij de b a t i n-bevolking vererft het batinschap, gelijk de s a n g s e k o-goederen

(gronden, huizen, enz.), op een vrouw in de mannelijke lijn (dochter, zuster), doch wordt het ambt waargenomen door echtgenoot, broer, zoon, met omwisseling (b a g ê 1 ê r ) in de k e 1 e b o e's ; bij de p e n g h o e l o e -bevolking vererft het ambt op een man in de vrouwelijke lijn (meerderjarige zusters-zoon of p e n a k a n , b r o e r ) ; eenigszins verschillende voorstellin-gen ; concrete gevallen].

26. Adathoofden in de Lampongsche districten (1915) . . . 98

1. Uit nota ass. res. Menggala Maart 1915; 2. uit regeeringsrapport naar aanleiding van deze nota, Maart 1915; 3. aanteekeningen adviseur bestuurszaken buitenbezittingen W . Frijling April 1915: alle handelende over de vraag, hoe te voorkomen, dat de inl. bestuursambtenaren bij adatfeesten niet achtergesteld worden bij de penj imbang adat, naar aan-leiding van een klacht van den demang van Manggala (een o r a n g p o e b i j a n ) ; in 1 en 2 wordt het p e p a d o n- wezen kortelij ks uiteen-gezet met de uitnoodigingsgebruiken bij adatfeesten ; teneinde achterstel-ling daarbij van demangs, ass. demangs en djaksa's te voorkomen, wordt in 1 voorgesteld, den rang van p e n j i m b a n g-d i s t r i c t voor deze ambtenaren in het leven te roepen, welke boven dien van p e n j i -m b a n g -m e r g a, -t i j o e en -s o e k o e is te rangschikken ; dit wordt in 2 en 3 ten sterkste ontraden. — Zie no. 119 dezer serie.

27. Lampongsche adatrechtstermen 108

Samengesteld uit O. L. Helfrich's „Proeve van een Lampongsch-Hol-landsche woordenlijst bepaaldelijk voor het dialect van Kroë", en uit een Lampongsche woordenlijst van dr. H . N. van der Tuuk (in manu-script aanwezig in de Leidsche universiteitsbibliotheek. — Zie verder nos.

28, 53, 60, 94, 153.

28. Midden-Maleische adatrechtstermen 141

Uit O. L. Helfrich's „Bijdragen tot de kennis van het Midden-Maleisch (Besemahsch en Serawajsch dialect)".

29. Mohammedaansche godsdienstambtenaren en beambten in

Palembang (1832) . • 198

Besluit van resident Praetorius ter arresteering van een „Reglement van de Mohammedaansche kerkelijke zaken te Palembang" (reeds medege-deeld door H . T. Damsté in Tijds. B. B., dl. 34, zonder den Neder-landschen of Maleischen tekst zelf) ; het Maleische concept, waarnaar het reglement is opgesteld, is onder het besluit opgenomen. — Zie ook serie Y no. 17 onder Ir. F, en no. 45.

30. Mededeeling over beschikkingsrecht in ï'alembang (1912) 203

S ë w a b o e m i en s ê w a o e t a n in 1912 ook gevorderd van houders van mijnbouwvergunningen en -concessies ingevolge resideuts-circulaire Sept. 1906.

31. Huwelij ksgoederenrecht en erf recht in de Lampongs (1914) 204

Korte aanteekeningen van mr. A. J. C. M. Nelissen : In de m a r g a p e p a d o n alleen d j o e d j oer-huwelijk met leviraat; oudste zoon eenig erfgenaam; bij ontstentenis van zoons kan of een dochter als zoon worden aangenomen, óf kan zij een p i n d j e m - d j a g o-huwelijk slui-ten ; de uit die dochter geboren zoon wordt stamvoortzetter ; krijgt zij geen zoon, zoo is de stamvoortzetting p o e t o e s , en erft de p e n j i m b a n g

113

Z U I D - S U M A T R A

No. Biz (oudste man in de zijlinie); verder schaking door dj oedj oer-huwelij k

gevolgd, en n o e n g g o e - d j o e d j o e r4iuwelijk, dienhuwelijk tot djoedjoer is betaald (verg. serie U no. 35, vonnis 5). — In de m a r g a p e s i s i r (peminggir) óók d j o e d j o e rhuwelijk, schaking, n o e n g -g o e - d j o e d j o e r en verder n -g a b a n -g a n -g (zonder djoedjoer, maar man trekt bij vrouw's ouders in tot hun overlijden of tot mondigheid van hun zoon) ; bij ontstentenis van zoons sluit een dochter, die de familie-poesaka krijgt, een t j a m b o e r - s o e m b a i - huwelijk, waarbij de man uit zijn familie treedt en hun zoon stamvoortzetter van vrouw's familie wordt. Verder over p e n j i m b a n g m e g a , t i j o e h, s o e k o e ; beteekenis van s o e k o e als genealogische groep. — Verg. no. 22 dezer serie.

Bundel XVIII.

32. De a d a t t o e n g g o e t e b a n g in Bengkoelen (1917). . 254

Mededeeling van den fd. controleur Sanders, betrekking hebbend op de Semendo-streek: oudste dochter krijgt bij overlijden van den vader een sawah, een huis, een bijl en een vischnet ; zij is houdster der poesaka, t o e n g g o e t e b a n g (t a b a n g ) ; die goederen vererven in de vrou-welijke lijn, mogen alleen met algemeene toestemming der kinderen vervreemd (?). — Verg. vonnis 10 in no. 12 dezer serie, waar sprake is van t o e n g g o e t o e b a n [is t e b a n g misschien het Minangka-bausch t a b o e ä n g = spaarpot, kas ? verg. t a b o e n g' n a g a r i in AB-20, biz. 187], en no. 101 ( t o e n g g o e t o e b a n g).

33. A d a t t a n g g o e n g m e n a n g g o e n g in Bengkoelen

(1918) . . . . 256

Rondschrijven resident 28 April 1918 [L. C. Westenenk] over misbruik door een rapat besar van deze adat gemaakt (vernielde gewassen, op f 700 geschat, doen vergoeden door drie omliggende doesoens, zonder veel onderzoek); wijst op te ruime omschrijving van art. 21 oendang-oendang Simboer Tjahaja Bengkoelen, vergeleken met a. 47 van gelijk-namige oendang-oendang Palembang (beide ed. Van den Berg), en verder op den inhoud van artt. 54 en 66 van eerstgenoemde oendang-oendang. —• Verg. nos. 2 en 11 dezer serie.

3 4 . A d a t v o n n i s s e n ( 1 9 0 1 — 1 9 1 3 ) . . . . . . 2 5 9 15 (ten vervolge van no. 12 dezer serie) : Proatin Kalianda 23 Nov. 1901 : vier soorten d j o e d j o e r-huwelijk, waarbij vrouw uit haar familie treedt en geenerlei erfrecht kan doen gelden : t o e n a n g t j i n t o k ,

— b a g o e s , — d j a g a l a r a n g a n , — m a l i n g ; verder t j a m b o e r s o e m b a i en t j a m p o e r s . o e m b a i n g i s i h. ..

16. Zelfde proatin 14 Dec. 1901 : eischeres, gehuwd bij schaking ( t o e -n a -n g m a l i -n g ) , ka-n gee-nerlei recht op de -nalate-nschap haars vaders doen gelden.

17—19. Drie p e n j i m b a n g-vonnissen, voorafgegaan door een inleiding van controleur L. Tip (ten onrechte opgegeven Spits, zie no. 52 dezer serie), die de vonnissen inzond: De p r o a t i n a d a t (tegenover p r o a t i n g o e b e r n e m e n , sinds 1916 landraad) samengesteld uit de p a n j i m b a n g s der marga ( b a n d a r ' s — elders- p a s i r a h ' s —, en p a k s i ' s ) ; zitting in de s e s a t ; bij niet nakoming der beslissing k e l o e a r d a r i h a d a t ; bij belangrijke zaken komen verschillende marga's bij elkaar. Vonnissen 17 en 18, van Ketimbang (Kalianda) resp.

Semangka-West, volgen de Paminggir-adat, vonnis no. 19, van Se-mangka-Oost, de a d a t p o e b ë a n . Verder uitlegging der termen p a n g g a l a n g s i l a (wang mëdja), s e r b a n o m (verschillende pangëran-distinctieven, waarvan telkens 6), h a d j a t a n k a p a j a n g (kampong-adatfeest).

17. Proatin adat Ketimbang 16 Oct. 1905 (voorafgegaan door een

40 8

S E R I E I 34—46 1 1 4

No. B I z

s o e r a t p e r s e r a h a n van de partyen, waarbij zij beloven, de be-slissing na te komen) : A en B, tegen C en D, allen „pangkat pangeran kedoedoekan pemakay serba nom" ; de kwestie gaat over het recht van een plaats, „ k e d o e d o e k a n " , in te nemen naast die van gedaagden;

deze plaats was door A en B's vader afgestaan aan het kamponghoofd, dat later de pangkat t e m e g o e n g had gekocht, waardoor die plaats weer openkwam; gedaagden wilden, op chicaneuze gronden, haar niet weer afstaan aan de zoons A en B, die de kwestie voor bandars en paksi's brachten. Eischers wordt de gewenschte kedoedoekan toegewezen tegen betaling van 24 real aan een der gedaagden; gedaagden veroor-deeld tot het aanrichten van zoenmaaltij d, met slachten van een kar-bouw, voor de bandar's en paksi's van merga W a y Orang „boeat mem-bersihkan kekotoran dari pasal maniadakan bandar dan paksipaksi".

18. Proatin adat Padang Ratoe 9 Oct. 1913 (Semangka-West) : gedaagde heeft met eischer afgesproken om met zijn dochter te trouwen (s a -m a n d a ) , -maar op het door eischer aangericht huwelijksfeest verbreekt hij de verloving ( m o e n g k i r ) ; gedaagde wordt veroordeeld om te be-t a l e n : f 16 p a n j i n s i n g a n , f 20 p e n g g a l a n g s i l a , en f 16,50 vergoeding gemaakte kosten.

19. Proatin hadat Lampong Poebian (Semangka-Oost), geen datum op-gegeven : vrouw Liha, die wil scheiden van haar man, moet salaksa pitis (à f 2) betalen voor t h a l a k „boeat ganti dirinja sama lakinja'", maar kan dat niet, zoodat de scheiding niet doorgaat. Zij loopt van haar man weg, die verder niets van haar wil weten (memboeangkan bininja); om deze reden echter „ditinggalkan proatin hadat, tida bisa tjampoer pe-njimbang-penj imbang lagi", totdat hij de proatin hadat f 300 zal hebben betaald en voor hen een zoenmaal aangericht met drie karbouwen, waar-van twee k i b a u w r a m b a n .

35. Mededeeling en verwijzing (1918) 277

Mededeeling van O. L. Helfrich over d j a d j a r a n ( t e n g g a l a w a n , b a d j a k a n ) ; verwijzingen voor gewestelijke regelingen nopens moh.

huwelijken naar Y no. 17 onder D, voor inheemsche rechtspraak naar Z nos. 9 en 11.

Bundel XX.

36. Bestuursinrichting in Boven-Djambi (1903) 194

Gegevens betr. het stroomgebied van de Boengo en de boven-Tebo, uit kort verslag van de excursie naar de Boven-Tebo van 29 Dec. 1902 tot en met 18 Jan. 1903.

3 7 . A d a t i n k o m s t e n d e r v o l k s h o o f d e n ( 1 9 1 7 — 1 9 1 8 ) . . . . 2 0 2 Gegevens uit Palembang (belangrijk in verband met huwelijk, recht-spraak, enz.) en een enkel uit Bengkoelen.

3 8 . H u w e l i j k s r e c h t i n P a l e m b a n g ( 1 9 2 0 ) 2 2 0 Geen huwelijk wordt gesloten, zonder dat beide partijen uitdrukkelijk

verklaard hebben daartoe genegen te zijn; de chatib, die zich niet hier-aan houdt, is „sepandjang adat" ontslagen.

3 9 . A d a t v o n n i s s e n ( 1 9 2 0 ) . . . 2 2 1 20 (ten vervolge van no. 34 dezer serie) : 1920, bestuursadvies aan

na-bestaanden van een, van elders afkomstigen, te Sarolangoen gevestigden en aldaar vermoorden cipier, die regeeringstusschenkomst verzoeken om in het bezit der nalatenschap (2 para-tuinen) te worden gesteld en de b a n g o e n te bekomen : naar de rapat verwezen, onder opmerking dat vreemden (als in dit geval) geen bezitrechten op den grond kunnen ver-krijgen (ook niet door erfgenaamschap); dat de b a n g o e n bij onbe-kendheid der daders vroeger aan de gemeenschap kon worden opgelegd,

In document 0093 3000 (pagina 112-116)