• No results found

OVERZICHT VAN BELANGRIJKSTE CONCLUSIES, AANBEVELINGEN EN TOEZEGGINGEN

In document EU-trendrapport 2007 (pagina 195-198)

Conclusie Aanbeveling Toezegging kabinet Nawoord Algemene Rekenkamer

Met het besluit om in het voorjaar 2007 voor het eerst een «lidstaat-verklaring» over de besteding van EU-gelden naar Brussel te sturen, heeft Nederland een belangrijke stap gezet naar een betere verant-woording over EU-gelden.

Vanaf 2008 wordt de verklaring in het najaar afgegeven. Deze omvat dan behalve landbouw- ook structuurfondsgelden en eigen middelen.

De ministers van Financiën en van Buitenlandse Zaken zouden de overige EU-lidstaten actief moeten blijven informeren over de ervaringen met de Neder-landse lidstaatverklaring.

De ministers van Financiën en Buitenlandse Zaken hebben de overige lidstaten in de voorbe-reidingen voor de invoering van een nationale verklaring geïn-formeerd over het Nederlandse initiatief en zijn voornemens dat te blijven doen. Ook is er samen-gewerkt met de Britse en Deense EU-partners die vergelijkbare initiatieven hebben genomen.

Het kabinet wil deze samenwer-king in de directe toekomst intensiveren om gezamenlijk de overige EU-lidstaten te stimule-ren om vergelijkbare initiatieven te ontplooien.

De Algemene Rekenkamer is content met de toezeggingen van de ministers.

Het begin van de nieuwe struc-tuurfondsperiode 2007–2013 biedt kansen om de inhoud van de Nederlandse verklaring op dit vlak te verankeren in een «single audit»-aanpak. Hiervoor is nodig dat harmonisatie zal plaatsvinden van controlewerkzaamheden en rapportage daarover op het niveau van de programma-autoriteiten.

De minister van Financiën zou moeten bevorderen dat de inhoud van de Nederlandse lidstaatverklaring wordt veran-kerd in een «single audit»-aanpak – een systeem dus waarbij elk controleniveau voortbouwt op het voorgaande – inclusief harmonisatie van controlewerkzaamheden, rapportage en formulering van deelverklaringen.

Bij de ontwikkeling van het rapportagemodel voor de nationale verklaring is zoveel mogelijk uitgegaan van de single-audit-gedachte. Dit sluit aan bij de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer.

De Algemene Rekenkamer stemt in met de reactie van de minister van Financiën.

Het inzicht in en de rechtmatig-heid van de besteding van EU-gelden op EU-niveau is in 2005 niet of nauwelijks verbeterd.

Europese burgers kunnen dus nog niet achterhalen of hun gelden goed worden besteed binnen de EU.

De ministers van Financiën en BuZa moeten de Europese Com-missie blijven vragen de trans-parantie over de besteding van EU-gelden in de lidstaten verder te bevorderen. Het kabinet zou eurocommissaris Kallas kunnen vragen zijn brief over de beste-ding van EU-gelden in de lidsta-ten niet naar de nationale reken-kamers te sturen maar naar de nationale ministers van Finan-ciën (en in afschrift naar de nationale rekenkamers), zodat zij deze informatie kunnen gebrui-ken bij (het ontwikkelen van) hun lidstaatverklaring.

De ministers van Financiën en BuZa zullen er bij de Commissie op blijven aandringen dat zij de transparantie van de uitgaven in de lidstaten blijft bevorderen. Er zal bij de Commissie (DG-Bud-get) op worden aangedrongen dat ook in het vervolg de brief direct aan de ministers van Financiën wordt gestuurd met een afschrift aan de nationale rekenkamers.

De Algemene Rekenkamer is content met de toezeggingen van de ministers.

Er is geringe verbetering zicht-baar in het Europese financieel management op het niveau van de Europese Commissie. Maar de activiteitenverslagen zijn nog steeds beperkt als het gaat om informatie over bijvoorbeeld controles in de lidstaten.

De ministers van Financiën en BuZa zouden de Commissie moeten verzoeken om systema-tischer beschikbare informatie te publiceren over rechtmatigheid op het niveau van individuele lidstaten, de kwaliteit van de informatie van OLAF te verbe-teren en inzicht te geven in de resultaten en benutting van controles van de DG’s in de lidstaten.

De Commissie zal worden verzocht om in het Synthese-rapport de beschikbare informa-tie te publiceren over rechtma-tigheid op het niveau van indi-viduele lidstaten, en inzicht te geven in de resultaten en benut-ting van controles van de DG’s in de lidstaten. Het kabinet deelt de zorg over de kwaliteit van de informatie van OLAF en zal OLAF oproepen de kwaliteit van zijn informatievoorziening te

De Algemene Rekenkamer is content met de toezeggingen van de ministers.

Conclusie Aanbeveling Toezegging kabinet Nawoord Algemene Rekenkamer Door de expliciete verklaring die

de Commissie tegenwoordig geeft bij het overkoepelende Syntheseverslag, is de verant-woordingsketen van de EU aan-gevuld. In de verklaring stelt de Commissie dat de bestaande interne-controlesystemen rede-lijke zekerheid geven over de rechtmatigheid van de besteding van EU-gelden (in de lidstaten), met inachtneming van de geformuleerde voorbehouden, juist die voorbehouden (van de DG’s) zijn echter nog steeds talrijk. Daardoor is de werkelijke betekenis van de verklaring beperkt.

De ministers van Financiën en BuZa moeten bij de Commissie blijven aandringen op verdere versterking van de verantwoor-dingsketen van de EU. Zij moe-ten de Commissie vragen om transparant te maken hoe haar verklaring over redelijke zeker-heid in het Syntheseverslag verankerd is in de onderliggende verklaringen van de DG’s.

De ministers van Financiën en BuZa zullen blijven aandringen op een versterking van de ver-antwoordingsketen van de EU.

Het streven is om de nationale verklaring te verankeren in de verantwoording van de Commis sie. Het Ministerie van Financiën voert hierover overleg met de Commissie.

De Algemene Rekenkamer is content met de toezeggingen van de ministers. Wij ondersteunen het streven om de nationale verklaring te verankeren in de Europese verantwoordingscyclus, waarbij de Nederlandse informatie zowel door de Commissie als de Euro-pese Rekenkamer gebruikt moet kunnen worden.

Er is in Nederland voldoende informatie over de besteding van Europese landbouw- en structuur-fondsgelden om vast te kunnen stellen of de systemen voor finan-cieel management goed werken.

De systemen blijken redelijk te functioneren. Maar: een volledig beeld van de rechtmatigheid van de bestedingen was er in 2005 niet, evenmin als in voorgaande jaren. Ook de zichtbaarheid van EU-gelden in verantwoordingen van ministeries is beperkt.

De ministers van BZK, EZ, SZW, OCW, VenW, Justitie en Finan-ciën moeten – om de transparan-tie van de EU-gelden in Neder-land te vergroten – alle EU-gel-den die bij hun ministerie gead-ministreerd worden als zodanig herkenbaar in de verantwoor-ding opnemen.

Het kabinet meent dat met de invoering van de nationale verklaring de aanwending van de bedoelde EU-fondsen vol-doende transparant wordt gemaakt. Voor deze fondsen, die in gedeeld beheer worden besteed, gelden de Europese verantwoordingsregels en niet de nationale verantwoordings-regels. Daarom is het niet wenselijk om de fondsen op te nemen in het begrotingsver-antwoording van de betrokken departementen.

De fondsen in direct beheer vallen onder de verantwoorde-lijkheid van de Europese Com-missie en het is aan de Commis-sie om aan het vereiste van transparantie over de aanwen-ding daarvan te voldoen.

Als het kabinet in de nationale verklaring een overzicht gaat ge-ven van alle EU-gelden die mini-steries in Nederland jaarlijks ontvangen en waarvoor ze be-stemd zijn, stemmen wij in met de kabinetsreactie. Zo niet, dan blijft de onwenselijke situatie bestaan dat maar een klein deel van de ontvangen EU-gelden herkenbaar is in de rijksjaarverslagen van de ministeries of elders.

Voor fondsen in direct beheer is inderdaad de Commissie verant-woordelijk om voor haar kant van de zaak transparantie te verschaf-fen. Maar vaak dragen deze Euro-pese gelden bij aan Nederlandse projecten waarin ook Nederlands geld wordt besteed. Dit zou de rijksoverheid dan inzichtelijk moeten maken in een totaalbeeld.

Aan de manier waarop in Neder-land wordt omgegaan met onre-gelmatigheden bij EU-program-ma’s kleven financiële risico’s. Dit geldt vooral voor de programma’s die worden gefinancierd vanuit het EFRO. Ook aan het bij de EU declareren van BTW die al gedekt wordt door het BTW-compensa-tiefonds zijn grote financiële risico’s verbonden.

De ministers van EZ, BZK, SZW, LNV en Financiën moeten de opsporing en melding van onregelmatigheden verbeteren, zodat Nederland in de nieuwe structuurfondsperiode (2007–

2013) niet met dezelfde proble-men geconfronteerd wordt. Van belang is dat als onregelmatig-heden worden geconstateerd, deze altijd worden gemeld aan OLAF.

Het kabinet onderschrijft de aanbeveling. Het Actieplan EFRO bevat maatregelen die bijdragen aan betere en eerdere opsporing en vastlegging van onregelma-tigheden. Ook is het draaiboek voor onregelmatigheden aange-past en worden er trainingen verzorgd voor de beheersautori-teiten. De Algemene Rekenka-mer stelt terecht dat onregelma-tigheden te allen tijde gemeld dienen te worden, ook al betreft het nog niet aan de Commissie gedeclareerde bedragen. De vraag is echter of dergelijke meldingen niet bijdragen aan de administratieve lasten en bureaucratie voor de lidstaat en de Commissie.

Melding is in de nieuwe EFRO-periode overigens pas vereist als de onregelmatigheid effect heeft op een reeds bij de Commissie gedeclareerd bedrag.

Wij zijn ingenomen met de toezeg-gingen van het kabinet en zullen de opvolging ervan blijven volgen.

Wij kunnen ons voorstellen dat het kabinet vraagtekens heeft bij de melding van onregelmatigheden die vooraf hersteld en gecorri-geerd zijn. Wij roepen echter in herinnering dat in de periode 2000–2006 gelden die betrokken waren bij een door de lidstaat gemelde en gecorrigeerde onre-gelmatigheid behouden bleven voor het programma, terwijl dit voor onregelmatigheden die niet gemeld waren niet het geval was.

Conclusie Aanbeveling Toezegging kabinet Nawoord Algemene Rekenkamer Dat in één en hetzelfde jaar

enerzijds ESF-gelden zijn gede-committeerd (geschrapt wegens niet-besteding) en anderzijds het ESF-loket vroegtijdig is gesloten, roept vragen op.

De minister van SZW moet het beheer van het ESF-programma verder versterken. Een betere monitoring en de invoering van een subsidieplafond zijn moge-lijke manieren om het beheer te verbeteren.

Na de vroegtijdige sluiting van het ESF-loket zijn direct aanvul-lende maatregelen getroffen. De maandelijkse rapportage over de uitvoering van het ESF-program-ma is geherstructureerd en voor-ziet in verbeterde monitoring, zodat steeds een actueel beeld bestaat van de benutting van de ESF-gelden en de budgettaire risico’s.

In de programmaperiode 2007–2013 worden voor ESF budgetplafonds ingesteld, zodat vroegtijdige loketsluiting kan worden voorkomen.

Overigens is in 2005 tot vroeg-tijdige sluiting van het ESF-loket besloten met het oog op toe-komstige overschrijding van het budget, terwijl de decommitte-ring de resultante was van onvoldoende aanvragen in eerdere jaren.

Wij stemmen in met de genomen maatregelen om herhaling van de in 2005 ontstane situatie in de toekomst te voorkomen. Wij zullen de ontwikkelingen hieromtrent met belangstelling blijven volgen. In ons rechtmatigheidsonderzoek over 2006 zullen we hierop terugkomen.

Gegevens over de doeltreffend-heid van EU-beleid zijn er alleen ter zake van het structuurbeleid.

De kwaliteit daarvan is wisselend.

Zo zijn vraagtekens te plaatsen bij de kwaliteit van de informatie over doelrealisatie. Voor de pro-gramma’s waarover informatie van voldoende kwaliteit beschik-baar is, geldt dat de mate van doelrealisatie medio 2005 redelijk genoemd kan worden.

De ministers van EZ, BZK, SZW, LNV en Financiën moeten in de nieuwe structuurfondsperiode zorgen voor betere aansluiting van beleidsdoelen,- indicatoren en -prestaties. Bovendien moe-ten alle evaluaties gebaseerd zijn op realisatiegegevens, niet op prognoses, en moet er meer belang worden gehecht aan het bruikbaar maken van informatie over (resultaten van) EU-beleid voor de Tweede Kamer.

Het kabinet is verheugd dat de Algemene Rekenkamer de doelrealisatie van het ESF-pro-gramma als redelijk goed beoordeelt, en de evaluatie-aanpak van het ESF-programma als positief voorbeeld noemt.

Ook voor de periode 2007–2013 besteedt het operationeel programma aandacht aan de opzet van de evaluatie.

Voor alle vier de operationele EFRO-programma’s 2007–2013 heeft het Ministerie van EZ in 2006 een ex-ante-evaluatie laten uitvoeren. Op basis van de nega-tieve bevindingen die daaruit naar voren kwamen heeft het ministerie de afgelopen periode energie gestoken in onderzoek naar de echte werkgelegenheids-effecten van de programma’s. In dit verband heeft het ministerie kritiek geleverd op de midterme-valuaties van de beheersautori-teiten van EPD Oost en EPD Zuid. Maar de sanctiemiddelen zijn beperkt. Niettemin zal het ministerie zijn inspanningen opvoeren. Hiermee is al concreet begonnen door de invoering van een nieuw monitorsysteem voor het bruikbaar maken van de resultaten van het EU-beleid.

Wij nemen met instemming kennis van de aandacht die voor de perio-de 2007–2013 bij ESF besteed is aan de opzet van de evaluatie. Wij zijn ook verheugd met de toezeg-ging dat het Ministerie van EZ als beleidsverantwoordelijk ministerie voor de EFRO-structuurfondsen zijn inspanningen zal opvoeren om de realisatie van EU-beleid beter inzichtelijk te maken. Het invoeren van een monitorsysteem zien wij daarbij als een positieve stap. Wij gaan ervan uit dat dit vervolgens bruikbare informatie zal opleveren voor de Tweede Kamer.

BIJLAGE 2 GEBRUIKTE AFKORTINGEN EN VERKLARENDE WOORDENLIJST

In document EU-trendrapport 2007 (pagina 195-198)