• No results found

Notarissen en advocaten

In document Georganiseerde criminaliteit in Nederland (pagina 110-122)

4.1 Een persoon als contactpunt

4.1.2 Notarissen en advocaten

Notarissen en advocaten behoren tot een categorie van dienstverleners waar personen in bepaalde situaties gebruik van moeten maken, omdat dat wette-lijk is voorgeschreven of omdat dat vanwege de benodigde expertise moeiwette-lijk

anders kan. Zo kunnen bepaalde goederen en rechtspersonen alleen van eigenaar wisselen wanneer daar een notaris bij is betrokken. Daarnaast laten verdachten in strafzaken zich doorgaans, hoewel daar geen verplichting voor geldt, vertegenwoordigen door een advocaat.

Notarissen en advocaten leveren om een aantal redenen relevante en/of aan-trekkelijke diensten voor de georganiseerde criminaliteit en zòuden een ide-ale brugfunctie kunnen vervullen.

Advocaten verdedigen verdachten in straf- en ontnemingszaken of kunnen personen adviseren omtrent de juridische toelaatbaarheid van bepaalde han-delingen. Notarissen zijn verder betrokken bij vastgoedtransacties en de oprichting en overdracht van rechtspersonen, handelingen die ook worden uitgevoerd in bepaalde witwasconstructies. Verder genieten beide beroeps-groepen het verschoningsrecht en hebben zij een geheimhoudingsplicht ten aanzien van de informatie die zij met hun clientèle uitwisselen. Bovendien geldt in beginsel dat informatie moet worden vernietigd die met bijzondere opsporingsmethoden is verzameld en onder het verschoningsrecht valt van advocaten, notarissen, artsen of geestelijken. Opgenomen telefoongesprek-ken tussen een verdachte en een advocaat of notaris moeten dan ook worden vernietigd en kunnen niet in een strafzaak worden gebruikt. Een verdachte die de afgeschermde status van deze zogenoemde geheimhoudersgesprek-ken weet te gebruigeheimhoudersgesprek-ken voor criminele doeleinden kan daar groot voordeel uit halen. Verder beschikken zowel advocaten als notarissen over een derdengel-denrekening, die gebruikt wordt om namens een cliënt bepaalde financiële transacties te verrichten, zoals het overmaken van de overeengekomen aan-koopprijs van een huis. Ook deze derdengeldenrekeningen hebben een bij-zondere status en zijn in zekere zin dus afgeschermd, hetgeen gebruiksmoge-lijkheden voor criminelen met zich meebrengt.44 Ten slotte kan ook de respectabiliteit van het notariaat en de advocatuur worden misbruikt door criminelen. De uitstraling van eerbaarheid en betrouwbaarheid die deze beroepsgroepen hebben, kan doorwerken op een cliënt, wanneer deze bij-voorbeeld door een notaris of advocaat wordt geïntroduceerd bij een bank. Een cliënt met criminele bedoelingen zou zichzelf zo van een legitiem voor-komen kunnen voorzien (PEO, Bijlage X, 1996; Lankhorst & Nelen, 2005). Vanwege de genoemde mogelijkheden van deze beroepsgroepen, en in het geval van strafrechtadvocaten ook vanwege de criminele achtergrond van een deel van de klanten, vormen zij in potentie een risicogroep; dat wil zeg-gen dat ze kans lopen om met personen in aanraking te komen die hen voor criminele doeleinden willen gebruiken. Dat is de reden waarom deze beroepsgroepen in dit hoofdstuk worden besproken.

44 Recentelijk is de beschermde status van de derdengeldenrekening van notarissen ingeperkt en is er een beperkte informatieplicht ingevoerd (Wet van 24 november 2011, Staatsblad 2011, 557). Krachtens deze wet moeten notarissen in bepaalde gevallen informatie verstrekken over het betalingsverkeer dat via de derden-geldenrekening verloopt.

Voorgaand onderzoek

Ten behoeve van de Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden heeft Van de Bunt onderzoek gedaan naar de rol van vrije beroepsbeoefena-ren in de georganiseerde criminaliteit. Hij maakte daarbij onderscheid tussen verwijtbare betrokkenheid in enge en verwijtbare betrokkenheid in ruime zin. Van het eerste type is sprake als een notaris of advocaat in strafrechtelijke zin betrokken is bij misdrijven van het criminele samenwerkingsverband. Bij verwijtbare betrokkenheid in ruimere zin is het niet zo dat de notaris of advo-caat welbewust meewerkt aan strafbare handelingen maar heeft hij niet vol-doende zorgvuldigheid in acht genomen om misbruik van zijn diensten te voorkomen.

Voor de periode 1990-1995 kwam Van de Bunt tot in totaal 29 gevallen van verwijtbare betrokkenheid in ruimere zin van advocaten. Daarnaast waren er nog verschillende gevallen naar voren gekomen waarbij de betrokkenheid een sterk ‘zou-karakter’ had en waarbij de juistheid niet aangetoond kon worden. Geïnterviewde rechercheurs meldden verder nog dat het meestal niet komt tot vervolging van advocaten. Het Openbaar Ministerie zou daarin terughoudend zijn. Voor wat betreft de notarissen komt het onderzoek tot dertien gevallen (PEO, Bijlage X, 1996).

Lankhorst en Nelen hebben enige tijd later eveneens onderzoek gedaan naar de betrokkenheid van notarissen en advocaten en bij georganiseerde crimi-naliteit. Zij gebruikten daarbij dezelfde definitie als Van de Bunt. Over de periode 1996-2001 constateerden zij ten aanzien van elf advocaten een ver-moeden van verwijtbaarheid in enge zin. Daarvan zijn er vijf vervolgd, het-geen resulteerde in drie veroordelingen en twee vrijspraken. Bij de notarissen kwamen zij tot acht gevallen waarin vermoedens bestonden van verwijtbaar-heid in enge zin, waarvan vier notarissen zijn vervolgd en veroordeeld. De omvang van verwijtbare betrokkenheid in ruime zin konden de door Lank-horst en Nelen ondervraagde respondenten niet aangeven, hoewel ze wel aangaven met regelmaat zaken tegen te komen waarin notarissen en advoca-ten de zorgvuldigheidsnorm niet in acht nemen (Lankhorst & Nelen, 2005, p. 33-35). De auteurs merkten hierbij op dat het aantal zaken waarschijnlijk niet indicatief is voor de omvang van het probleem. Binnen de opsporing zou nogal terughoudend worden omgegaan met onderzoek naar ‘foute’ notaris-sen en advocaten. Wanneer een vertegenwoordiger van deze beroepsgroepen in een opsporingsonderzoek in beeld komt, wordt hij slechts zelden zelf als verdachte aangemerkt. Deze terughoudendheid zou het gevolg kunnen zijn van de beperkingen die gelden vanwege het verschoningsrecht en de geheim-houdingsplicht die voor notarissen en advocaten gelden en het hoge afbreuk-risico. Verder zou de financiële recherche niet sterk ontwikkeld zijn, hetgeen ook remmend werkt op het aantal zaken dat aan het licht kan komen. Ook kunnen notarissen en advocaten voor verschillende criminele samenwer-kingsverbanden werken, waardoor de diensten van een klein aantal van deze

beroepsbeoefenaren aan relatief veel criminelen ten goede kunnen komen (Lankhorst & Nelen, 2005, p. 47).

Betrokkenheid van notarissen en advocaten in de bestudeerde zaken

In verschillende zaken die voor de eerste tot en met vierde ronde van de monitor zijn bestudeerd, zien we signalen van mogelijke betrokkenheid van notarissen en/of advocaten bij georganiseerde criminaliteit. Het gaat daarbij om notarissen en advocaten die mogelijk op een verwijtbare manier betrok-ken zijn bij het handelen van verdachten, maar ook om gevallen waarin ver-wijtbaar gedrag van deze beroepsbeoefenaren in eerste instantie niet aan de orde is maar waarin zij toch, actief of passief, een opvallende rol hebben gespeeld. Wij hanteren hier dan ook een wat bredere invalshoek dan in het onderzoeksverslag van de Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsme-thoden. Hier gaat het vooral om de functie die een notaris of advocaat, bewust of onbewust, heeft vervuld binnen een crimineel samenwerkingsver-band en niet zozeer om de mate van verwijtbaarheid.

Vaak blijft het overigens bij vermoedens van betrokkenheid, omdat de signa-len niet verder worden uitgezocht of omdat onduidelijk is wat er met de sig-nalen is gedaan.45 Verder geldt dat, zoals ook al in de inleiding van dit hoofd-stuk is opgemerkt, op basis van het casusmateriaal geen uitspraken kunnen worden gedaan over de omvang van de betrokkenheid van de genoemde beroepsgroepen. Dat is ook niet de bedoeling van deze paragraaf; het gaat alleen om het inventariseren van de mogelijke verschijningsvormen van die betrokkenheid.

Notarissen

In relatief weinig van de door ons onderzochte zaken zien we dat een notaris een rol speelt. Zoals gezegd kan het gebruik van de derdengeldenrekening van een notariskantoor aantrekkelijk zijn wanneer een crimineel samenwer-kingsverband geld wil wegsluizen. In een zaak waarin met de aanbesteding en verkoop van vastgoed is gefraudeerd, is dat ook gebeurd. Ook legt de nota-ris afspraken vast die tussen leden van het criminele samenwerkingsverband worden gemaakt.

Notaris J is juridisch adviseur van twee bedrijven van de hoofdverdach-ten. Deze hoofdverdachten plegen miljoenenfraude met vastgoedprojec-ten. Zo worden onder meer bij een te realiseren project veel te hoge kos-ten in rekening gebracht. De overwinskos-ten – de criminele verdienskos-ten – worden in eerste instantie ‘geparkeerd’ bij een vennootschap. Vervolgens wordt het overgemaakt naar de derdengeldenrekening van notaris J. Daar blijft het een half jaar staan, in de hoop dat de geldstroom en uiteindelijk

45 Meer in het in het algemeen geldt dat in de dossiers vaak in het midden wordt gelaten hoe de betrokkenheid van ‘professionals’ uit de reguliere omgeving, zoals notarissen, advocaten, trustkantoren en financiële advi-seurs, moet worden geduid in termen van verwijtbaarheid.

dus de fraude niet ontrafeld wordt. Via de derdengeldenrekening moet het terechtkomen bij de twee bedrijven van de hoofdverdachten, onder meer via valse facturen. Daarnaast heeft de notaris de verdachten onder-steund door onderlinge afspraken vast te leggen (één van de onderzochte casussen).

Bovenstaande casus is echter één van de zeer weinige voorbeelden in de door ons onderzochte zaken waarin een notaris daadwerkelijk als verdachte wordt aangemerkt. In verschillende gevallen gaan de vermoedens niet verder dan ‘twijfels’, is er ‘geen concreet bewijs’ of reiken de ‘verwijten’ jegens de nota-rissen niet verder dan ‘enige gemakzucht’ of een ‘lijdelijke opstelling’. Deze laatste kwalificatie is volgens het Openbaar Ministerie van toepassing op een notaris in een afpersingszaak.

De afpersing behelsde onder meer de voorgenomen gedwongen verpan-ding van aandelen in een recreatiepark ter voldoening van een fictieve schuld. De verpandingsakte werd getekend op een notariskantoor. In die verklaring werd tevens een boetebepaling opgenomen die voorschreef dat A, degene die werd afgeperst, een boeterente moest betalen indien hij voor een bepaalde datum niet aan zijn verplichtingen had voldaan. Die datum was op het moment dat de boetebepaling werd opgenomen echter al verstreken (één van de onderzochte casussen).

Notarissen kunnen behalve door daders ook door slachtoffers van georgani-seerde criminaliteit worden gebruikt. In bovenstaande casus is A namelijk op dezelfde dag dat hij de notariële verpandingsakte ondertekende naar een andere notaris gegaan om daar een verklaring af te geven omtrent de ware toedracht van de verpanding.

A, degene die voor miljoenen euro’s wordt afgeperst, gaat op de dag van het tekenen van de verpandingsakte bij notaris D, naar notaris M om een verklaring af te geven. In die verklaring is onder meer het volgende opge-nomen: ‘(…) Aldaar werd ik gedwongen een onherroepelijke volmacht te geven en te tekenen waarbij de aandelen in Recreatiepark (…) zouden worden verpand aan (…) voor een fictieve schuld van (…) aan (…) en een gefingeerde schuld van (…) aan (…).’ De verklaring eindigt met deze zin: ‘Mocht ik toch worden geliquideerd dan verzoek ik notaris M deze verkla-ring aan de politie te overhandigen.’ Een jaar later wordt A inderdaad ver-moord, waarna notaris M de verklaring aan de politie overhandigt (één van de onderzochte casussen).

Advocaten

Advocaten wordt in vergelijking met notarissen in meer zaaksdossiers een rol toegedicht. Hieronder bespreken we een aantal gevallen waarin een advocaat

door een crimineel samenwerkingsverband mogelijk is gebruikt ten behoeve van criminele activiteiten. Wanneer in dossiers advocaten naar voren komen die mogelijk betrokken zijn bij georganiseerde criminaliteit, dan valt hun (veronderstelde) rol doorgaans onder één van de volgende noemers: advise-ring ten aanzien van de strafrechtelijke grenzen van handelen; het verlenen van een schijn van betrouwbaarheid; afscherming; ondersteuning bij men-senhandel/-smokkel; en witwassen. In verreweg de meeste van de gevallen die we in de dossiers zijn tegengekomen, is geen sprake van strafrechtelijk vastgestelde verwijtbaarheid, dat wil zeggen dat voor zover bekend niet is komen vast te staan dat de advocaat zich strafbaar heeft gedragen. In som-mige zaken was er helemaal geen aanleiding om van strafbare gedragingen uit te gaan. In andere zaken waren er wel reëel bestaande vermoedens van verwijtbaarheid, maar waren deze (op het moment dat de zaak werd bestu-deerd) nog niet onderzocht door het opsporingsteam of was het onduidelijk wat er met de signalen was gedaan.

In een aantal zaken zien we dat advocaten adviezen geven of andere diensten leveren die omschreven zouden kunnen worden als het aangeven van de

strafrechtelijke grenzen van bepaald handelen. Het lijkt daarbij om legitieme

dienstverlening te gaan die door het criminele samenwerkingsverband wordt gebruikt om met zijn (illegale) handelen zo dicht mogelijk binnen de wette-lijke grenzen te blijven.

In één van de onderzochte casussen profiteren verdachten van de winstge-vendheid van drugshandel zonder zelf direct in drugs te handelen. Zij doen dat door drugshandelaren stoffen te verkopen die gebruikt worden om drugs mee te versnijden. Deze stoffen zijn in beginsel niet verboden, maar doelbe-wust meewerken aan drugshandel is dat wel. Voordat zij de handel beginnen, vragen ze een advocaat om advies.

Twee verdachten die versnijdingsmiddelen hebben verkocht aan drugs-handelaren hebben, voordat ze hun ‘bedrijf’ begonnen, overlegd met een advocaat. De advocaat heeft, aldus de verdachten, in een brief uiteenge-zet in hoeverre de handel in bepaalde op zichzelf legale stoffen binnen de grenzen van de wet valt. In de brief geeft, aldus een proces-verbaal, de advocaat aan dat handel in middelen die niet onder de Wet geneesmidde-lenvoorziening, de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en de Waren-wet vallen, in beginsel vrij is en niet strafbaar. Tegelijkertijd wijst hij op ‘het probleem van art. 10a Opiumwet’ en noemt een arrest van de Hoge Raad uit 2002: handel in middelen waarmee harddrugs worden versneden is ingevolge art. 10a Opiumwet wel degelijk strafbaar.46 Als men zou leve-ren aan een bedrijf lijkt er volgens de advocaat geen probleem te zijn, maar ‘leveringen aan natuurlijke personen onder verdachte omstandig-heden blijft evenwel riskant’, aldus de advocaat in de brief. Met die brief als leidraad hebben de verdachten vervolgens hun handel opgezet. De 46 Hoge Raad, 8 oktober 2002, LJN AE5613.

advocaat is in het onderzoek niet aangemerkt als verdachte; het gaat om een legitieme brief aan zijn cliënt, waarin hij op bepaalde feiten en risico’s wijst. De twee verdachten zijn wel veroordeeld (één van de onderzochte casussen).

Ook in een andere zaak zien we dat verdachten een advocaat inschakelen om zoveel als mogelijk de (veronderstelde) wettelijke ruimte voor, in dit geval de productie van nieuwe drugs, te benutten.

Verdachten doen verschillende keren bestellingen voor chemicaliën en laboratoriummateriaal bij een Belgisch chemisch bedrijf. Op enig moment komt verdachte F met het verzoek om voor € 45.000 een product te fabriceren dat op dat moment op de nominatie staat om verboden te worden vanwege de mogelijkheid om er drugs mee te produceren. F over-legt daarbij een door een advocaat opgemaakte brief waarin staat dat de stof legaal is volgens informatie van Volksgezondheid en Justitie. Uitein-delijk durft geen enkel laboratorium de stof te produceren omdat het in diverse stadia van de aanmaak uiterst explosief is (één van de onder-zochte casussen).

In een andere casus verleent een advocaat ook juridische ondersteuning, in dit geval bij contracten, maar wordt hij ook gebruikt om een schijn van

betrouwbaarheid te verlenen aan oplichtingspraktijken.

Het criminele samenwerkingsverband haalde klanten over geld te inves-teren in de valutahandel, om zich deze gelden vervolgens wederrechtelijk toe te eigenen. Na telefonische benadering van klanten en toezending van brochures gingen buitendienstmedewerkers bij de mensen langs met Engelstalige contracten en een goed verhaal. De verhalen stonden haaks op de inhoud van het contract dat door de klant ondertekend moest wor-den. R was advocaat van hoofdverdachte D. R was aanwezig bij bespre-kingen met medewerkers die klanten moesten werven. Hij verklaarde dan tegenover medewerkers dat alles legaal en prima in orde was. Niet alle medewerkers waren op de hoogte van de fraude en sommigen waren best kritisch. R moest ook sommige, naïeve, directeuren van telemarketing-kantoren overtuigen dat alles kon en legaal was. Verder bemoeide hij zich met het doorspreken van de contracten, die heel goed opgesteld waren. Met de tekst van de wurgcontracten in de hand konden ze eventuele las-tige vragen van klanten moeiteloos pareren, want deze hadden ze zelf ondertekend. Het is echter erg moeilijk te bewijzen dat de advocaat niet te goeder trouw was. Hij wordt dan ook niet als verdachte aangemerkt (één van de onderzochte casussen).

In verschillende dossiers zijn er aanwijzingen dat een advocaat, of zijn voor-zieningen, gebruikt wordt ter afscherming van verdachten. Zo wordt in een aantal zaken vermeld dat verdachten via een advocaat inzage hebben in de zaaksdossiers en/of verklaringen van andere verdachten.

A, een verdachte in een drugszaak, vertelt dat advocaat K een vriend-schappelijke relatie heeft met hoofdverdachte R. Verder verklaarde hij: ‘Op een gegeven moment moest ik twee processen-verbaal kopiëren inzake de moord op (…) en de strafzaak tegen (…) en deze stukken heb ik bij K opgehaald.’ Ook verklaart de verdachte dat K hem had gevraagd om een vuurwapen. ‘Dit vuurwapen (…) heb ik (…) naar K gebracht en afge-geven aan K persoonlijk.’ Tijdens huiszoeking in de woning van R werden inderdaad twee zaaksdossiers met betrekking tot de genoemde zaken aangetroffen en in beslag genomen (één van de onderzochte casussen). Kennis van de verklaringen van medeverdachten, vooral wanneer die mede-verdachten weten dat hun verklaringen terecht zullen komen bij bijvoorbeeld de leidende figuur binnen een crimineel samenwerkingsverband, kan wor-den gebruikt ter afscherming van het eigen criminele handelen. Onder-staande casus is daar een voorbeeld van.

De verdachten uit de groep willen wel verklaringen afleggen, maar dan zonder de aanwezigheid van advocaten, want die zijn in dienst bij hoofd-verdachte K (één van de onderzochte casussen).

De voorzieningen van een advocaat kunnen ook op een nog veel directere wijze worden gebruikt voor het afschermen van strafbare gedragingen. In één casus zien we dat een hoofdverdachte in een afpersingszaak het kantoor van de advocaat gebruikt voor de afpersingspraktijken, voor zover bekend geheel buiten medeweten van de advocaat om. Het gebruik van het kantoor zal een overrompelend effect hebben gehad op het slachtoffer, maar het stelde de daders bovendien ook in staat om de afpersing letterlijk buiten beeld en gehoor van de opsporing te houden.

De afgeperste persoon, G, wordt op enig moment gebeld vanuit het advo-catenkantoor en gevraagd om naar het pand van zijn raadsman te komen. Aangekomen in het advocatenkantoor wordt G niet opgewacht door zijn raadsman maar door zijn afpersers, die hem onder meer met een vuurwa-pen bedreigen (één van de onderzochte casussen).

In een aantal dossiers is sprake van mogelijke betrokkenheid van advocaten bij mensenhandel/-smokkel. Hun wordt dan een rol toegedicht bij onder meer het verkrijgen van een verblijfsvergunning, zoals in onderstaande casus.

Advocaat Z was betrokken bij het regelen van schijnhuwelijken, het aan-vragen van vergunningen tot verblijf bij partner, en was tevens bemidde-laar en adviseur van verdachten B en E. Hij wist dat één van de vrouwen die garant stond voor E zich prostitueerde. In verband met het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor E raadde hij aan dat zij een eerbaar beroep moest vermelden en ervoor moest zorgen dat het aantoonbaar was dat ze € 800 per maand aan inkomsten had. Onbekend is hoe deze zaak wat betreft de advocaat is afgehandeld (één van de onderzochte casussen).

Verder worden advocaten in een aantal zaken in verband gebracht met ver-moedens van witwassen. Zo kunnen advocaten worden ingezet om buiten-landse rechtspersonen op te richten die worden gebruikt om vermogens af te schermen, zoals in één van de onderzochte casussen (waarbij het echter niet duidelijk is of de advocaat doelbewust meewerkte aan het verhullen van

In document Georganiseerde criminaliteit in Nederland (pagina 110-122)