• No results found

Het neutraliseren van toezicht

In document Georganiseerde criminaliteit in Nederland (pagina 141-145)

Het gebruik van de reguliere omgeving dat door criminele samenwerkings-verbanden wordt gemaakt, maakt hen ook kwetsbaar. Onder meer oplet-tende derden en zorgvuldig recherchewerk maken het mogelijk om contact-punten tussen de illegaliteit en de legaliteit te ontmantelen. In paragraaf 4.6 zullen daar een aantal voorbeelden van worden gegeven. Tegelijkertijd is het zo dat in verschillende zaken duidelijk wordt dat sommige ‘contactpunten’ langdurig en intensief als zodanig kunnen functioneren. Dat roept de vraag op hoe het komt dat bepaalde personen, ondernemingen, gemeenschappen

61 Over 2009 constateerde de Financial Intelligence Unit (FIU) een gering aantal meldingen van ongebruikelijke en verdachte transacties door trustkantoren; respectievelijk 5 en 1, ter vergelijking: belastingadviseurs deden in dat jaar respectievelijk 92 en 14 meldingen (KLPD, 2010a, p. 61). In 2010 heeft de FIU-Nederland samen met De Nederlandsche Bank (DNB) en de brancheverenigingen Vereniging International Management Servi-ces (VIMS) en Dienstverlening Financiële Administratie (DFA) een relatiedag voor de trustkantoren georgani-seerd. Een belangrijk doel daarvan was om het aantal en de kwaliteit van de meldingen van trustkantoren te verhogen. In 2010 lagen de aantallen voor de trustkantoren ook op een hoger maar nog steeds zeer beschei-den niveau: 13 meldingen van ongebruikelijke transacties en 5 verdachte transacties (KLPD, 2011, p. 70).

of door de overheid gecreëerde situaties zich zo goed laten gebruiken als interface tussen georganiseerde criminaliteit en de legaliteit. In verschillende gevallen ligt het antwoord in het kunnen omzeilen of ontbreken van (effec-tief) toezicht. Dat ontbrekende of falende toezicht kan drie achterliggende oorzaken hebben: criminele samenwerkingsverbanden werken vanuit een afgeschermde omgeving; toezicht ontbreekt feitelijk of is anderszins niet in staat om een drempel op te werpen; en toezicht is soms bewust beperkt van-wege concurrerende belangen.

In sommige gevallen opereren daders vanuit een sterk afgeschermde

omge-ving. Van zogenoemde capable guardians kan dan geen sprake zijn.62 Zojuist noemden we sommige woonwagenkampen en motorclubs als voorbeelden van sterk afgeschermde omgevingen. Zij beschikken over min of meer fysiek afgeschermde locaties (‘kampen’ en clubhuizen) waar buitenstaanders moei-lijk toegang toe hebben. Een sterke sociale cohesie, een code van zwijgzaam-heid richting de buitenwereld en een angstaanjagende reputatie zorgen ook voor een relatief laag risico dat autoriteiten of ‘buitenstaanders’ in het alge-meen zicht krijgen op criminele activiteiten. Ook sectoren of bedrijfstakken waar een zekere ‘ons kent ons’-mentaliteit heerst, zoals de vastgoedsector, bieden een goede uitgangspositie voor afscherming.

Als tweede achterliggende oorzaak werd genoemd een ontbrekend of niet

sterk genoeg functionerend toezicht. Het ontbreken of niet sterk genoeg

func-tioneren van toezicht kan op zijn beurt verschillende achtergronden hebben; een historische of institutionele achtergrond (het is er simpelweg nooit geweest of het toezicht is altijd tot een bepaald niveau beperkt gebleven); een praktisch-functionele achtergrond (het misbruik is moeilijk waar te nemen); een criminele achtergrond (het toezicht is actief door de daders uitgescha-keld); maar er kan ook sprake zijn van (achteraf gezien) argeloosheid of laks-heid. Ook hier kan de vastgoedsector als voorbeeld worden genoemd. De daders in een vastgoedfraudezaak zorgden er zelf voor dat de interne con-trole binnen de benadeelde bedrijven, waar ze hoge functies bekleedden, werd uitgeschakeld (criminele achtergrond). Zo werden posities die verant-woordelijk zijn voor de interne controle deels door de (mede)daders zelf bezet. Verder werd loyaliteit ‘gekocht’ door anderen mee te laten delen in opbrengsten van de fraude en als er toch kritiek van medewerkers was, werd die onschadelijk gemaakt. (Van de Bunt et al., 2011; Van der Boon & Van der Marel, 2009, p. 77-93). Het externe toezicht op de wereld van het commer-ciële vastgoed is eveneens zwak ontwikkeld (historisch-institutionele achter-grond). Externe accountants zullen doorgaans geen verder onderzoek doen als de jaarrekening klopt. Externe accountants die door de benadeelde orga-nisaties aanvullend waren ingehuurd, bleken in de praktijk weinig voor elkaar te krijgen; de bevindingen van het ene bureau bereikten mede door toedoen van een verdachte niet de Raad van Bestuur en het andere bureau zag in zijn bevindingen geen reden voor de benadeelde organisatie om naar het Open-62 Een capable guardian is een actor of omstandigheid die criminaliteit kan tegengaan (Reynald, 2010).

baar Ministerie te stappen (Van de Bunt et al., 2011, p. 49-50). Zeker bij grote vastgoedprojecten spelen verschillende belanghebbenden en potentiële externe toezichthouders een rol. Een dergelijke belanghebbende en poten-tiële toezichthouder is in dit geval een gemeente die in een van de fraudu-leuze vastgoedprojecten een kavel grond heeft uitgegeven. Deze gemeente is voor miljoenen euro’s benadeeld doordat een te lage prijs is ontvangen voor een kavel grond. Onderstaande uitspraak komt van een betrokkene bij het gronduitgiftebeleid van die gemeente en geeft de klaarblijkelijk argeloze hou-ding weer waarmee met de frauderende partijen in zee werd gegaan.

‘We dachten met gegoede partijen als (…) zaken te doen. Die screen je niet. We kijken nu hoe we onze vastgoedpartners voortaan wel kunnen screenen. En ook naar wie zij ontwikkelingsprojecten doorplaatsen. Dat deden we tot nu toe niet’(Financieele Dagblad, 18 april 2008; zie ook Van der Boon & Van der Marel, 2009, p. 193- 204).

Zowel binnen de organisaties waarbij de verdachten in dienst waren als bij externe partijen (externe toezichthouders, de gemeente die een kavel grond uitgaf), was het toezicht dus afwezig, onschadelijk gemaakt of anderszins niet in staat om de langdurige fraude te voorkomen.

Ook in de casus die draait om fraude met olieproducten door onder meer binnenschippers blijkt dat toezicht niet altijd zodanig functioneert dat het een drempel vormt voor kwaadwillenden (argeloosheid?).

Tankschepen vervoeren olie van onder meer de Rotterdamse haven naar Schiphol. Over olie die bestemd is voor de luchtvaart hoeft geen accijns betaald te worden. Indien de bestemming anders is, is wèl accijns ver-schuldigd. In het onderzoek komen twee kerosinetankers naar voren die niet al hun geladen olie op Schiphol losten, maar een gedeelte verduister-den. Op Schiphol werden de geloste hoeveelheden nauwelijks gemeten. De olietanks werden door personeelsleden van de afnemer slechts ‘leeg gekeken’ (casus 39).

Een ander voorbeeld speelt zich af in onder meer de bagagekelder van Schip-hol. Het criminele samenwerkingsverband bestaat vooral uit personen die de mogelijkheden en bevoegdheden van hun functie misbruiken teneinde cocaïne het land binnen te brengen. De criminele activiteiten van de betrok-kenen in de bagagekelder maken onderdeel uit van hun dagelijkse werk-zaamheden, namelijk het lossen van een vliegtuig. De verwevenheid tussen de normale en de criminele activiteiten zorgt er in dit geval voor dat het toe-zicht niet goed in staat is om beide van elkaar te onderscheiden (praktisch-functionele achtergrond). Het toezicht binnen de bagagekelder slaagde er ook in een ander opzicht niet in om een drempel op te werpen tegen het mis-bruik van bevoegdheden. Wanneer bekend was dat er een lading cocaïne zou

binnenkomen, moest de hoofdverdachte, om de lading veilig binnen te halen, er onder meer voor zorgen dat de juiste medewerkers op het juiste moment op de juiste plaats werkzaam waren. Daartoe werd veelvuldig geschoven in dienstroosters. Op dat ruilen van dienstrooster werd geen strak toezicht gehouden; (sommige) medewerkers konden het onderling regelen of er werd door de leiding soepel mee omgegaan.

Het niet verdacht achten van het veelvuldig ruilen van dienstroosters in de bagagekelder zou kunnen worden geschaard onder de noemer argeloosheid. Het kan echter ook worden gezien als illustratie van het feit dat de betrokke-nen, en hetzelfde geldt voor alle bedrijven en personen die bij de vluchtaf-handeling betrokken zijn, opereren in een omgeving waarbinnen veiligheid in het algemeen en voorkoming van drugssmokkel in het bijzonder, slechts

een criterium is en niet noodzakelijkerwijs het belangrijkste. Een snelle en

soepele vluchtafhandeling – voor veel betrokkenen wellicht de core business – is op zijn minst ook een belangrijk uitgangspunt. Scherp toezicht op het mogelijke misbruik van bevoegdheden kan kort gezegd botsen met een effi-ciënte bedrijfsvoering. Daarmee zijn we aangekomen bij de derde oorzaak van ontbrekend of falend toezicht; in sommige gevallen is het toezicht

(bewust) beperkt omdat het veiligheidsbelang concurreert met een ander belang. Dit was bijvoorbeeld (ook) het geval bij de opvang van alleenstaande

minderjarige asielzoekers. De opvang was bewust open. Opvang in een geslo-ten instelling werd vanuit humanitair oogpunt als onwenselijk beschouwd. Het open karakter werd problematisch toen bleek dat mensensmokkela-ren/-handelaren er misbruik van maakten en vele minderjarige asielzoekers uit de opvang verdwenen.63

Ook de fiscaal-juridisch afgeschermde jurisdicties zijn voorbeelden waarin toezicht bewust beperkt is gehouden. Hier lijken echter vooral economische motieven een rol te spelen; een gunstig fiscaal regime en mogelijkheden om bezittingen af te schermen bieden een concurrentievoordeel in de strijd om het aantrekken van buitenlandse (vermogende) partijen.

Ook buiten de voorbeelden van contactpunten tussen de illegaliteit en legali-teit die zijn besproken, vinden we gevallen waarin beperkingen zijn opgelegd aan het toezicht. Dit geldt onder meer voor het toezicht op de financiële markten. De toezichthouder Autoriteit Financiële Markten (AFM) bereikte tot 1 januari 2012 alleen beleggingen onder de € 50.000.64 Een crimineel samen-werkingsverband dat particuliere investeerders heeft opgelicht, maakte van deze grens gebruik. In deze al eerder aangehaalde zaak werden klanten gelokt om met een minimuminleg van € 50.000 deel te nemen in een vastgoedpro-ject in Turkije. De daders ontweken zo het toezicht op hun ‘product’ en bena-deelden vele tientallen beleggers voor in totaal miljoenen euro’s (casus 142).

63 Zoals gezegd zijn er vanaf 2006 maatregelen genomen om dat misbruik tegen te gaan. Alleenstaande minder-jarige asielzoekers die vermoedelijk het slachtoffer zijn van mensenhandel worden ondergebracht in zoge-noemde beschermde opvang (Kromhout et al., 2010).

Ten slotte zijn ook binnen het gevangenisregime bewust beperkingen opge-legd aan het toezicht. Van der Laan stelt in een recentelijk verschenen artikel dat leidende figuren binnen criminele samenwerkingsverbanden in staat zijn om ook vanuit detentie hun criminele activiteiten te regelen. Het uitgangs-punt van re-integratie in de samenleving brengt met zich mee dat hun vol-doende middelen ter beschikking staan om te communiceren met de buiten-wereld (Van der Laan, 2012).

In document Georganiseerde criminaliteit in Nederland (pagina 141-145)