• No results found

Geweld om mensen in het gareel te houden

2.1 Vijf vormen van geweld

2.1.2 Geweld om mensen in het gareel te houden

Eén van de problemen in het samenwerken in de illegaliteit is dat individuen ‘uittreden’(zie hierover: Bovenkerk, 2011, p. 172 e.v.). In de illegaliteit zijn geen concurrentiebedingen en opzegtermijnen. Mededaders kunnen voor zichzelf beginnen en bestaande handelscontacten overnemen zonder de vrees te hebben dat er op grond van een rechterlijke uitspraak een fikse scha-devergoeding moet worden betaald. Ook anderen, zoals facilitators of han-delspartners, kunnen in beginsel van de ene op de andere dag met de samen-werking stoppen. Daarnaast kunnen personen met wie wordt samengewerkt ook nog in andere opzichten ‘opportunistisch gedrag’ gaan vertonen, dat wil zeggen niet langer opereren in dienst van het collectief, maar primair voor het eigen belang. Al eerder gingen wij in op de vraag wat de betrokkenen in de criminele samenwerking bijeenhoudt of weerhoudt van opportunistisch gedrag (Kleemans et al., 1998, p. 99) Wij onderscheidden drie ‘bindings-mechanismen’. Het eerste is dat sterke sociale relaties binnen samenwer-kingsverbanden het gebrek aan formele contracten of vaste aanstellingen compenseren. Personen die elkaar kennen en ook weten dat zij elkaar in de toekomst vaker zullen ontmoeten, zullen zich niet gemakkelijk aan de ver-wachtingen van het collectief onttrekken. Hechte sociale relaties zijn wat dit betreft in de onzekere wereld van de illegaliteit een belangrijke voorwaarde voor duurzame samenwerking.

Een tweede mechanisme dat personen onderling bindt is het financiële voor-deel. De onderlinge binding wordt versterkt als samenwerking meer financi-eel voordfinanci-eel oplevert dan uittreding en voor jezelf beginnen. Financifinanci-eel voor-deel is een belangrijke overweging om bij elkaar te blijven (vergelijk Aviram,

2003)18. Het voorkomt niet alleen uittreding, het bevordert ook toetreding. Het meest overtuigende voorbeeld hiervan zijn enkele fraudezaken (casus 143 en 144). In deze zaken worden werknemers van diverse bedrijven ‘losge-maakt’ van de bedrijven waarbij zij een dienstbetrekking hebben en zij wor-den er goed voor betaald om tegen de belangen van deze bedrijven in mee te werken aan illegale transacties. Eén van de hoofddaders is zich van de aan-trekkingskracht van het geld terdege bewust. Hij spiegelt iedereen extra inkomsten voor en doet er alles aan om overal ‘potjes’ met geld te creëren om de financiële banden levend te houden.

Bij de verdeling van het financiële voordeel worden, om een goede verstand-houding te scheppen en te continueren, simpele principes gehanteerd, zoals ‘eerlijk delen’ tussen gelijkwaardige partners (Van de Bunt & Kleemans, 2007, p. 65). De winstmarges van illegale transacties bieden wat dit betreft vol-doende ruimte. Ongelijkheid in de verdeling kan werken als een splijtzwam in de verhoudingen. Als iemand zich slecht betaald of ondergewaardeerd voelt, bestaat de kans dat hij een andere partner zoekt of zelfs uit rancune naar de politie loopt (Zaitch, 2002, p. 277). Overigens werkt dit mechanisme vooral bij personen/groepen die min of meer op gelijke voet staan. Wanneer de relaties erg ongelijk zijn, bijvoorbeeld tussen een dominante vrouwenhan-delaar en zijn slachtoffers, worden andere verdelingscriteria gehanteerd (zie verder hoofdstuk 5).

Naast hechte sociale relaties en grote financiële belangen is de uitoefening van geweld een derde manier om personen binnen het gareel van de crimi-nele samenwerking te houden (Paoli, 2002, p. 73). In deze paragraaf zal nader op de aard van dit geweld worden ingegaan.

In verschillende zaken oefenen hoofddaders een ware terreur uit over hun mededaders. Wat de groep bijeenhoudt, is louter de angst voor de leider.

Hoofddader L, die handelt in verschillende soorten drugs en in valse merkkleding, wordt door zijn mededaders als zeer gewelddadig omschre-ven. Zij durven geen verklaringen hierover tegenover de politie af te leg-gen, maar uit tapgesprekken blijkt hoe veel angst hij inboezemt. Eén van de medeverdachten vertelt in een telefoongesprek dat één van zijn col-lega’s altijd trilde en zweette als deze alleen maar met L belde. L werd ver-dacht van twee moorden maar uiteindelijk wordt hem maar één moord ten laste gelegd. Deze moord betreft een mededader die op eigen houtje een lading xtc naar Engeland wilde vervoeren (één van de onderzochte casussen).

Het is vrijwel onmogelijk om je zomaar aan een dergelijk samenwerkingsver-band te onttrekken. Eén van de mededaders die erg onder de angst voor L.

18 Aviram onderscheidt mechanismen die kunnen voorkomen dat leden van netwerken opportunistisch gedrag voorkomen. Eén daarvan is het uitsluitingsmechanisme; leden van een netwerk hebben een prikkel om uitslui-ting te voorkomen wanneer lidmaatschap van het netwerk belangrijke voordelen oplevert (Aviram, 2003).

leed, heeft zelfmoord gepleegd. Ook in enkele andere zaken wordt het functi-oneren van de groep sterk bepaald door het agressieve karakter van de leider. Soms brengen de daders tegenover de politie naar voren dat zij niet durfden te stoppen met de criminele activiteiten uit angst voor de repercussies van de leider. De angst heeft niet alleen betrekking op het gevaar voor eigen lijf en leden, maar ook voor die van verwanten. In één van de ondergronds bankie-ren-zaken, waar relatief weinig sprake is van conflicten en geweld tussen de betrokkenen, doet één van de mededaders een opmerkelijke uitspraak. Hij wil uit het samenwerkingsverband treden, maar wordt hiervan weerhouden door grote angst voor een verre baas van hem in Pakistan:

‘Ik heb familie in Pakistan en ik ben bang dat zij problemen krijgen. Ik ben niet bang hier, maar daar kunnen jullie niets doen. Daar ben ik bang voor. Zij hebben macht. Hier macht en daar macht. Hier in Nederland beschermt de politie je, maar ik ben bang dat mijn familie wordt ver-moord in Pakistan als ik hier over hem praat’ (casus 65).

Uittreden is voor een samenwerkingsverband een precaire zaak, omdat het niet alleen een verzwakking kan betekenen voor de groep, maar ook een bedreiging voor zijn voortbestaan. Immers er bestaat de kans dat een uittre-der geheimen verklapt over namen, adressen, recepten, routes, investerin-gen, et cetera (Bovenkerk, 2011, p. 183).

In diverse zaken wordt dan ook getracht om personen die ermee willen stop-pen tot inkeer te brengen, soms met geweld of dreiging met geweld:

In een groot samenwerkingsverband van productie en handel in syntheti-sche drugs wordt één van de laboranten door degenen die de leiding had over de productie van deze drugs bedreigd met een pistool toen hij aangaf er mee te willen stoppen (één van de onderzochte casussen).

Een laborant wil, nadat hij een gevangenisstraf heeft uitgezeten, uit een samenwerkingsverband (amfetamine) stappen. Maar het lukt niet. Hem wordt onder bedreiging van een pistool te verstaan gegeven dat hij nog schulden heeft uitstaan. Hij gaat door en wordt wederom aangehouden (één van de onderzochte casussen).

In één van de onderzochte casussen verricht iemand koeriersdiensten voor cocaïnehandelaren. De man ervaart te veel stress met dat werk en wil ermee stoppen. Een cocaïnehandelaar maakt hem duidelijk: ‘je gaat gewoon door.’ Ook legt deze handelaar samen met iemand anders een bezoek bij hem af.

De ex-koerier vertelt tegenover de politie dat hij het bezoek van de opdrachtgever bij hem thuis zeer intimiderend vond, omdat deze zich liet vergezellen door een man die erom bekend staat dat hij mensen afperst

en liquideert. De koerier verzint naar eigen zeggen een goed verhaaltje. Hij spreekt over de verscherpte veiligheidsvoorzieningen op de luchtha-ven, waardoor zijn koerierswerk niet meer mogelijk is. Hij wordt geloofd en komt met de schrik vrij (één van de onderzochte casussen).

Niet alleen daders kunnen door hun uittreden problemen veroorzaken en geweld over zich afroepen. Ook slachtoffers kunnen voor problemen zorgen wanneer zij bijvoorbeeld zouden besluiten de contacten met de daders te verbreken. De twee belangrijkste voorbeelden hiervan, te weten slachtoffers van afpersing en van mensenhandel, zijn al eerder genoemd. Op deze beide categorieën slachtoffers wordt permanent druk uitgeoefend om hen binnen het gareel te houden. In enkele bordelen waar slachtoffers van mensenhan-del moesten werken, zijn op schrift gestelde huisregels gevonden. Deze regels waren erop gericht om te voorkomen dat de vrouwen konden ontsnappen. Een paar voorbeelden van dergelijke regels:

Innemen van het paspoort; alleen met toestemming de club verlaten; niet met een klant naar buiten gaan; niet te lang met een klant bezig zijn; bui-tendeuren van de club en het slaapappartement zijn op slot (casus 10b, 12, 13 en 14).

Overtredingen van dergelijke regels leidden – zo blijkt uit de dossiers – tot fysiek geweld tegen de vrouwen. Desondanks kwam het enkele malen voor dat vrouwen wisten te ontsnappen, wat tot conflicten leidde tussen de ‘eige-naar’ van de betrokken vrouw en de exploitant bij wie zij werkte. In casus 14 eist de ‘eigenaar’ van twee weggelopen vrouwen € 2.500 per vrouw schade-vergoeding van de uitbater van een seksclub en als dat niet wordt betaald, dreigt hij de club in brand te steken. In een andere zaak wordt de assistent van een mensenhandelaar verantwoordelijk gehouden voor het feit dat één van de vrouwen van de mensenhandelaar is ontsnapt. De assistent moet daarop zijn uitkering afstaan. De mensenhandelaar vermoedt dat een andere persoon weet waar de weggelopen prostituee verblijft en stuurt een aantal mannen op die persoon af. Zij zijn niet alleen met een mes maar ook met een mitrailleur bewapend (casus 10b).