• No results found

Geweld als reactie op bedrog of verraad

2.1 Vijf vormen van geweld

2.1.5 Geweld als reactie op bedrog of verraad

De tot dusverre beschreven geweldsuitingen zijn min of meer instrumenteel van karakter. Deze zijn erop gericht om afspraken te doen nakomen, te voor-komen dat leden van de groep uittreden of te beletten dat zij naar de politie stappen. Het geweld is dus prospectief van aard. Het is ‘min of meer’ instru-menteel, omdat in de toepassing van geweld ook emoties een belangrijke rol spelen. In deze paragraaf wordt het geweld beschreven waarin de emoties op voorhand al de zakelijke overwegingen overschaduwen. Het gaat hier om de toepassing van geweld als reactie op ervaren onrecht, verraad of bedrog. Er kunnen verschillende oorzaken of omstandigheden ten grondslag liggen aan dergelijke reacties. In het casusmateriaal zijn voorbeelden aanwezig van personen die in de perceptie van de daders vuil spel gespeeld hebben, bij-voorbeeld door er met het geld of drugs vandoor te gaan (vier casussen) of door gedetailleerd met de politie te praten (onder andere vijf casussen). In de betrokken zaken leidt dit tot ernstige bedreiging of het daadwerkelijk toepas-sen van fysiek geweld.

Handelaar in illegale producten K bedriegt zijn producent in Litouwen. Enkele personen uit Litouwen komen in Nederland verhaal halen. K wordt bedreigd met de dood (één van de onderzochte casussen). In een drugszaak bespreken twee verdachten de problemen die zij hebben met een derde persoon.

De ene drugshandelaar stelt de andere voor dat ‘we hem een keer opzoe-ken en dan laten we heel zijn knieën kapot slaan. Dan maar niks meer aan verdienen.’ Het dossier biedt geen uitsluitsel over de vraag of het voorne-men ook daadwerkelijk is uitgevoerd (één van de onderzochte casussen). Uit het feit dat het geweld uit emotie (woede, wraak) wordt gepleegd, mag niet worden afgeleid dat er sprake is van impulsief handelen. In enkele zaken blijkt dat de daders bij het opleggen en uitvoeren van de straf niet over één nacht ijs gaan. In een casus wordt een koerier ervan verdacht dat hij de partij cocaïne die hij moest vervoeren achterover heeft gedrukt. De leverancier van de drugs en de organisator van het drugstransport besluiten aanvankelijk om met de koerier af te spreken en hem te doden.

‘We zullen dit recht zetten, wat die vent tegen jou doet met ons, dat kan niet, voor ons allen is dit belangrijk, de vent is een gevaar voor iedereen, laat het aan ons, dit is geen grap, hij gaat dood (…)’ (één van de onder-zochte casussen).

De koerier ontspringt echter de dans. Nadat een lid van de groep nog eens op de luchthaven heeft gekeken of het verhaal van de koerier kan kloppen, con-cluderen de opdrachtgevers dat de koerier inderdaad gewoon een verkeerde route heeft genomen en per ongeluk in handen van de douane is gevallen. Er wordt dus geen verdere actie ondernomen tegen de koerier.

In enkele gevallen (drie casussen) doet zich de bijzondere situatie voor dat onze daders zelf bedrog plegen in transacties met anderen. In deze gevallen laten de slachtoffers zich niet onbetuigd. Zij proberen hun verlies door drei-ging en intimidatie terug te krijgen:

Door beleggingsfraude zijn klanten hun geld kwijt. Nadat de omvang van de fraude tot iedereen is doorgedrongen, proberen enkele bedrogen klan-ten verhaal te halen; zij bedreigen één van de daders. Eén van de verdach-ten verklaart tegenover de politie dat er een prijs op zijn hoofd stond van € 150.000. In een aantal telefoongesprekken werd ook verteld dat de ver-dachte een ‘afkoopsom’ van € 80.000 moest betalen. Deze persoon heeft meerdere keren gebeld maar van een betaling van de afkoopsom is het nooit gekomen (één van de onderzochte casussen).

In een ander geval steekt een dader geld in eigen zak dat door enkele cri-minele klanten aan hem is gegeven om diensten te verrichten. De betrok-kene maakt het helemaal bont als hij enkele tonnen (euro’s) voor de aan-koop van onroerend goed voor eigen doeleinden gebruikt. Het meest opmerkelijke in deze zaak is dat de betrokken dader wel wordt bedreigd en onder druk wordt gezet, maar er geen geweld tegen hem is gebruikt (één van de onderzochte casussen)

Ten slotte kan (voorgenomen) geweld ook het gevolg zijn van ‘verraad’ in de relationele sfeer. In een zaak wilde een dader zijn overspelige vrouw (laten) doden. Door voortijdig ingrijpen van de politie werd dat echter voorkomen.

2.2 Recapitulatie

De reeks liquidaties in de afgelopen tien à vijftien jaar hebben het beeld ver-sterkt dat het plegen van ernstig geweld een intrinsiek onderdeel is van geor-ganiseerde criminaliteit. In tal van definities van georgeor-ganiseerde criminaliteit wordt het toepassen van geweld, of althans het dreigen ermee, genoemd als één van de elementen van georganiseerde criminaliteit. Eén van de verklarin-gen die worden aangevoerd voor de prevalentie van geweld is dat plegers van georganiseerde criminaliteit geen beroep kunnen doen op de overheid of op het recht als het gaat om het beslechten van conflicten die tijdens handels-transacties zijn ontstaan. Daders zullen hun conflicten zelf moeten uitvech-ten. Hiertegenover staat een andere interpretatie van geweldsgebruik.

Volgens deze redenering zouden er weliswaar veel conflicten ontstaan maar zou het toepassen van geweld een duur bedrijfsmiddel zijn. Immers door geweld toe te passen vestigen de actoren de aandacht op zich van politie en justitie. Bovendien zou de reputatie van de geweldpleger er bij potentiële handelspartners niet beter op worden. Op grond van deze laatste overwegin-gen wordt door onderzoekers op het terrein van de georganiseerde criminali-teit vaak gesteld dat de associatie van georganiseerde criminalicriminali-teit met geweld niet terecht is.

Wie alle 150 zaken achter elkaar op geweld en geweldsdreiging naleest, zal tot een andere conclusie moeten komen. In ongeveer de helft van de zaken wordt fysiek geweld toegepast of wordt met de toepassing van (ernstig) geweld gedreigd. Zowel de frequentie van de gewelduitingen als de ernst ervan lopen zeer uiteen. Het merendeel van het geweld richt zich op een betrekkelijk kleine kring van personen: mededaders, illegale handelspartners, directe slachtoffers (slachtoffers van mensenhandel bijvoorbeeld), en in veel mindere mate op onschuldige burgers, wettige handelspartners of dienstver-leners en politie- of justitiefunctionarissen.

De aard en de omvang van het geweld zijn niet te vergelijken met die in Mexico of Italië. Het geweld in Nederland is een afspiegeling van de georgani-seerde criminaliteit die wij in Nederland aantreffen. Het gaat de daders er in Nederland niet om machtsposities te verwerven die tot de vestiging van een soort crypto-staat moeten leiden; het geweld in Nederland heeft vaak te maken met problemen en conflicten die zich in allerlei typen illegale transac-ties voordoen. Bij sommige typen misdrijven is de kans op dergelijke proble-men klein, omdat de neuzen van de betrokkenen alle in dezelfde richting staan. Mensensmokkel en ondergronds bankieren zijn voorbeelden van mis-drijven waarin zich betrekkelijk weinig conflicten voordoen en ook de toepas-sing van geweld(sdreiging) tot de uitzonderingen behoort.

Bij veel andere misdrijven is de kans op het voorkomen van geweld groter. Sommige typen misdrijven, zoals afpersing en mensenhandel, kunnen vaak zelfs niet gepleegd worden zonder (dreiging met) geweld. In de uitvoering van misdrijven waarbij verschillende partijen met elkaar moeten samenwer-ken en complexe logistieke transacties moeten worden uitgevoerd, zoals bij het importeren en exporteren van drugs, ontstaan veel problemen over de levering van de producten (prijs, kwaliteit) en de wijze van betaling (tijdstip, plaats). Vooral bij dergelijke transacties wreekt zich dat zonder de overheid en tegen de overheid moet worden gehandeld. In dit hoofdstuk zijn voorbeel-den genoemd van de vormen van geweld die hieruit voortvloeien.

Op grond van de concrete voorvallen die wij in de zaken aantroffen, is een indeling gemaakt in vijf vormen (of redenen) van geweld. Onderscheiden werd (1) geweld gebruikt om misdrijven te kunnen uitvoeren, zoals bij afper-sing en mensenhandel, (2) geweld gebruikt om personen binnen het gareel van het samenwerkingsverband te houden, (3) geweld om conflicten te beslechten over bijvoorbeeld de levering van illegale waar en de wijze van

financiering, (4) geweld om de onthulling van een misdrijf te voorkomen en (5) geweld als reactie op bedrog of verraad.

beschouwd als een ‘externe dreiging’ en steeds meer als een fenomeen dat sterk is verbonden met de samenleving en de wijze waarop deze functioneert. Deze perspectiefverschuiving sluit aan bij een theoretische benadering in de criminologie, waarin niet de nadruk wordt gelegd op daders en motieven van daders, maar op de factoren en omstandigheden die misdaad mogelijk maken. Deze situationele benadering legt de nadruk op ‘situationele omstan-digheden’ en ‘gelegenheidsstructuren’ die een belangrijke rol spelen bij het ontstaan en voortbestaan van criminaliteit. De laatste jaren is deze benade-ring ook toegepast op het verschijnsel georganiseerde criminaliteit (Bullock et al., 2010; Cornish & Clarke, 2002; Felson, 2006a; Van de Bunt & Kleemans, 2011, Kleemans et al., 2012). Binnen de Nederlandse beleidscontext zien we dat terug in een grotere aandacht voor niet-strafrechtelijke maatregelen ter bestrijding en voorkoming van georganiseerde criminaliteit. Bekende voor-beelden daarvan zijn de Wet BIBOB en de zogenoemde ‘bestuurlijke’ of ‘pro-grammatische’ aanpak. Binnen de programmatische aanpak speelt ook het ‘barrièremodel’ een belangrijke rol (Van der Lugt & Zoetekouw, 2003). Dit model vertoont veel verwantschap met het bekende preventiemodel van Clarke, waarin 25 stappen zijn geformuleerd voor het tegengaan van crimina-liteit (o.a. Cornish & Clarke, 2003).

De perspectiefverschuiving binnen wetenschap en beleid heeft geleid tot een grotere aandacht voor de ondersteunende rol die de omgeving – bewust of onbewust – kan spelen bij verschillende onderdelen van het criminele bedrijfsproces.20/21 In dit hoofdstuk staat die rol van de omgeving centraal. Alle 150 zaken uit de Monitor Georganiseerde Criminaliteit zijn geanalyseerd op de vraag op welke wijze de omgeving dienstbaar is geweest aan het desbe-treffende criminele samenwerkingsverband.22 Die dienstbaarheid vatten wij hier ruim op. Het omvat gevallen waarbij een actor doelbewust goederen of diensten levert die gebruikt worden om georganiseerde criminaliteit tot stand te brengen, maar het kan ook gaan om personen, bedrijven of overheidsar-rangementen die zonder doelbewuste medewerking worden ingezet in het criminele bedrijfsproces.

Dat bedrijfsproces bestaat uit verschillende deeltaken. Vaak zullen criminele samenwerkingsverbanden een deel van de taken niet zelf kunnen of willen uitvoeren (Kleemans & Van de Bunt, 2002, p. 58). In paragraaf 3.1 beschrijven 20 Inmiddels vormt aandacht voor facilitators in verschillende landen een inherent onderdeel van het beleid

tegen georganiseerde criminaliteit. In een Australisch beleidsdocument wordt het gebruik van dienstverleners gezien als onderscheidend kenmerk van georganiseerde criminaliteit: ‘Use of specialists and professional

facili-tators is one of the key attributes of organised crime in Australia’ (Commonwealth of Australia, 2011). Zie ook

een beleidsdocument van de regering in het Verenigd Koninkrijk: ‘A comprehensive but targeted approach to

combating organised crime means going after the criminals and their associates and facilitators’ (Her Majesty’s

Government, 2011, p. 20).

21 Ook in eerdere rapportages op basis van de Monitor Georganiseerde Criminaliteit vormden facilitators en faci-litering van georganiseerde criminaliteit een belangrijk thema (o.a. Kleemans et al., 1998, p. 61-91; 2002, p. 56-62, 65-100).

22 Voorbeelden van studies naar specifieke dienstverleners zijn een onderzoek naar de rol van notarissen en advocaten (Nelen & Lankhorst, 2008) en onderzoeken naar ondergrondse bankiers (Van de Bunt 2008a; Pas-sas, 1999, 2005).

wij dan ook welke onderdelen van het bedrijfsproces vooral door groeperin-gen zelf worden uitgevoerd en welke vooral worden uitbesteed aan derden. In paragraaf 3.2 gaan wij in op mogelijke overwegingen voor een crimineel samenwerkingsverband om taken wel of niet zelf uit te voeren. De inschake-ling van derden wordt verder uitgewerkt in paragraaf 3.3: in hoeverre zijn die derden doelbewust dienstbaar aan een crimineel samenwerkingsverband en wat is de aard van de relatie tussen de crimineel en de dienstverlener? Para-graaf 3.4 bevat een recapitulatie.