• No results found

Etnische gemeenschappen

In document Georganiseerde criminaliteit in Nederland (pagina 132-136)

4.3 Een gemeenschap als contactpunt

4.3.2 Etnische gemeenschappen

In paragraaf 3.1 bespraken wij welke deeltaken binnen een crimineel bedrijfsproces door daders zelf worden uitgevoerd en welke worden uitbe-steed. Daar werd ook duidelijk dat in een aantal gevallen gesproken kan wor-den van ‘universele zelfdoeners’; criminele samenwerkingsverbanwor-den die via eigen bedrijven en voorzieningen zelf in alle of verschillende van de deelta-ken kunnen voorzien. We haalden daarbij vier casussen aan, waarbij het een keer ging om de invoer van cocaïne (casus 128), een keer om de import van

heroïne (casus 57) en een keer om een mensensmokkelcasus (casus 35). Opvallend is dat het in deze drie casussen gaat om criminele samenwerkings-verbanden die wat betreft etnische herkomst in de kern vrij homogeen zijn (respectievelijk Hindoestaans-Surinaams en Turks (Koerdisch)). Bovendien bestaan ze voor een belangrijk deel uit familieleden. Niet alleen zijn deze cri-minele samenwerkingsverbanden dus zelfvoorzienend wat betreft de uitvoe-ring van belangrijke onderdelen van het criminele bedrijfsproces, ook komen de leden van het samenwerkingsverband in belangrijke mate uit ‘eigen’ kring. Het gaat op deze plek niet om de vraag of sterk zelfvoorzienende criminele samenwerkingsverbanden wel of niet vooral uit bepaalde etnische groeperin-gen bestaan; dit zouden de aantallen zaken en de wijze waarop de zaken zijn geselecteerd ook niet toelaten. Wel boden de onderzochte zaken aanleiding om nog eens, zoals ten behoeve van de Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden al eerder is gedaan door Bovenkerk en Fijnaut (PEO, Bijlage VIII, 1996), de economische, sociale en/of logistieke voordelen na te lopen die, in verband met het plegen van georganiseerde criminaliteit, ver-bonden kunnen zijn aan het behoren tot een bepaalde etnische gemeen-schap.

Het feit dat de daders een bepaalde etnische herkomst hebben, en bovendien deels een familieband delen, biedt hun in een aantal opzichten voordelen, wat overigens niet wil zeggen dat deze voordelen zich per definitie ook uiten in oververtegenwoordiging in de (georganiseerde) criminaliteit. Door hun migratieachtergrond hebben zij zowel in het land van herkomst als in Neder-land contacten. Door die contacten kunnen zij enerzijds een schakel vormen in de keten tussen bron- en bestemmingsland bij bijvoorbeeld drugshandel of mensensmokkel. Anderzijds stellen die contacten hen beter in staat om het transport tussen beide gebieden te (laten) verzorgen en om geld weg te slui-zen (van Nederland naar het land van herkomst).

Behalve dat sommige migrantengroeperingen vanwege hun internationale contacten het economische voordeel hebben dat zij, bijvoorbeeld in het geval van drugs, een lucratieve schakel kunnen vormen tussen een brongebied (Zuid-Amerika en Azië) en een bestemmingsgebied (West-Europa), kan nog een ander aspect worden genoemd. Zo geldt voor enkele delicten, vooral mensensmokkel en ondergronds bankieren, dat deze in sommige gemeen-schappen niet altijd als misdrijf worden gezien maar eerder als dienstverle-ning.52 Bij mensensmokkel helpt, weliswaar tegen betaling, de smokkelaar mensen ((ex-)landgenoten) aan een ticket naar een verondersteld betere toe-komst. Ondergronds bankieren is in verschillende culturen een oude en gebruikelijke manier om geld over te maken. Het feit dat deze gedragingen ook of vooral als dienstverlening worden gezien, maakt de drempel om in de genoemde activiteiten te participeren lager en zal de kans op verontwaardi-ging bij anderen in de omgeving verkleinen (Kleemans & Brienen, 2001;

mans et al., 2002, p. 68-72). In onderstaande casus komt naar voren hoe leden van een gemeenschap elkaar helpen bij illegale migratie.

Uit het dossier blijkt een sterke betrokkenheid van de legaal in Nederland verblijvende personen uit de desbetreffende herkomstgroepering. Fami-lieleden en/of vrienden van de gesmokkelden stellen zich niet alleen veel-vuldig financieel garant voor de smokkel van hun familielid, ook leveren zij soms paspoorten om de reis te faciliteren en bieden zij in voorko-mende gevallen een voorlopig onderdak aan hun gesmokkelde familie-leden en/of vrienden (casus 107).

4.3.3 Bedrijfstakken

Ook reguliere bedrijfstakken of sectoren kunnen in sommige gevallen funge-ren als ‘gemeenschap’ die voorziet in afgeschermde mogelijkheden voor georganiseerde criminaliteit. Een voorbeeld is de vastgoedsector. De wereld van het commercieel vastgoed is relatief kwetsbaar voor fraude. Daar zijn zowel marktkenmerken als ook een zekere ‘cultuur’ debet aan. Zo ontbreekt gespecialiseerd toezicht. Verder gaan er grote bedragen om in de sector en waren er zeker in de periode vanaf grofweg de jaren negentig van de 20e eeuw tot aan ‘de crisis’ in het eerste decennium van de 21e eeuw enorme winst-mogelijkheden. De grote prijsstijgingen zullen de toch al ondoorzichtige prijsvorming eerder hebben vergroot dan verkleind (zie ook Nelen, 2008). Naast deze kenmerken wordt de vastgoedsector zoals gezegd ook gekenmerkt door een zekere ‘cultuur’, een cultuur waarop onder meer de uitdrukkingen ‘ons kent ons’ en ‘voor wat hoort wat’ van toepassing zijn (Van de Bunt et al., 2011; zie ook Van Gestel, 2010).53 In formele zin is de vastgoedsector een open sector; er zijn weinig of geen drempels om als belegger of ontwikkelaar toe te treden. In sociologische termen is er echter sprake van een betrekkelijk gesloten wereld. De vastgoedsector vormt een kleine wereld waarin samen-werkingsverbanden van bedrijven elkaar goed kennen en waarin onderling vertrouwen en goede relaties belangrijk zijn bij het tot stand komen van transacties. ‘Geslotenheid’ betekent in dit verband ook dat de partijen binnen de sector, ondanks dat er geruchten en roddels zijn, zich afzijdig houden van elkaars reilen en zeilen. Naar buiten toe brengt de geslotenheid met zich mee dat bijvoorbeeld toezichthoudende actoren slecht zicht hebben op wat er binnen de sector gaande is (Van de Bunt et al., 2011, p. 58). Ook hier geldt dus dat er gunstige voorwaarden zijn voor afscherming van eventuele criminele activiteiten.

53 In paragraaf 4.1 zijn onder meer advocaten, notarissen en luchthavenpersoneel besproken als voorbeelden van personen die soms als contactpunt kunnen dienen tussen illegaliteit en legaliteit. Het verschil tussen hen enerzijds en de vastgoedsector anderzijds, is dat het bij de eerstgenoemden gaat om individuen die door hun beroep bepaalde bevoegdheden of privileges hebben, terwijl bij de laatstgenoemde vooral markt- en cultuur-kenmerken van een bedrijfstak relevant zijn.

Een ander belangrijk kenmerk van de marktverhoudingen èn de cultuur bin-nen de sector is de wederkerigheid. De verhoudingen in de vastgoedsector worden meer getypeerd door wederkerigheid dan door concurrentie. Daarbij geldt dat partijen elkaar wat ‘gunnen’. De grenzen tussen ‘gunnen’ en ‘omko-pen’ kunnen echter vaag zijn (Van de Bunt et al., 2011, p. 13). Verder is behalve de prijsvorming ook de werkwijze in het algemeen relatief intrans-parant: afspraken worden vaak mondeling gemaakt, veel vergoedingen worden mondeling toegezegd en op een veel later moment uitbetaald (‘heren-akkoorden’), opdrachten worden onderhands aanbesteed en opdrachtbeves-tigingen en facturen zijn weinig specifiek opgesteld (Van de Bunt et al., 2011, p. 11). Ook dit maakt het plegen van fraude gemakkelijker en het ontdekken ervan moeilijker.

Al met al hebben leden van deze ‘gemeenschap’ dus relatief goede mogelijk-heden om fraude te plegen, zeker als zij goede posities innemen, hetgeen in een grote fraudezaak ook het geval was.

De hoofdverdachten van een omvangrijke fraude nemen centrale, legale posities in binnen de vastgoedsector. Zij misbruiken die posities om zich-zelf met vele miljoenen euro’s te verrijken ten koste van de organisaties waarvoor zij werkzaam zijn. De criminele winsten worden via valse factu-ren van eigen ondernemingen en/of een derdengeldenrekening van een notaris over de verdachten verdeeld (casus 143 en 144).

Soms is er sprake van een gedeeltelijke overlap tussen sterk cohesieve gemeenschappen. Dit is het geval in een casus waarin accijnsfraude wordt gepleegd met olieproducten. In de casus zien we een crimineel samenwer-kingsverband dat voor een belangrijk deel afkomstig is uit een specifieke bedrijfstak. Daarnaast bestaan er binnen het criminele samenwerkingsver-band verschillende familiesamenwerkingsver-banden en zijn de leden deels afkomstig van een woonwagenkamp.

Een handelsketen van organisaties is betrokken bij fraude met oliepro-ducten. Schippers die olieproducten vervoeren houden accijnsvrije brandstof achter en verkopen deze aan een afnemer die deze vervolgens weer zwart doorverkoopt aan partijen die normaal gesproken alleen brandstof mogen gebruiken die wèl met accijns is belast. Het ging daarbij om legale ondernemingen die naast hun reguliere activiteiten in de trans-port-/oliebranche ook fraude pleegden. De teamleider in deze zaak bena-drukt dat in het ‘schipperswereldje’ iedereen elkaar kent. Vaak gaat het beroep ook over van vader op zoon. Binnen de groep verdachten uit dit onderzoek komen dan ook verschillende familiebanden voor. Verder is een aantal verdachten afkomstig van een woonwagenkamp. De teamlei-der merkt verteamlei-der op dat mensen die in dienst waren van het bedrijf bij hun sollicitatie al te horen kregen dat ‘zij mee moesten doen met

romme-len’, anders werden zij niet aangenomen. En een verdachte verklaart: ‘Al het personeel werd eigenlijk gedwongen mee te draaien in een soort com-plot’ (één van de onderzochte casussen).

In document Georganiseerde criminaliteit in Nederland (pagina 132-136)