• No results found

Hoe wordt het geld verdiend?

In document Georganiseerde criminaliteit in Nederland (pagina 153-159)

5.1 Verdiensten van georganiseerde criminaliteit

5.1.1 Hoe wordt het geld verdiend?

Wat is de basis onder de verdiensten van een crimineel samenwerkingsver-band; wat is met andere woorden het ‘verdienmodel’ van de verschillende groeperingen?

Enerzijds bestaan er vormen van georganiseerde criminaliteit die markt-georiënteerd zijn en met de levering van een goed of dienst inspelen op een vraag. Voorbeelden van symbiotische vormen van georganiseerde criminali-teit zijn onder meer wapen- en drugshandel. Anderzijds zijn er vormen die niet marktgeoriënteerd zijn maar waarbij voordeel wordt genoten door ande-ren iets af te nemen of te onthouden (of op andere wijze leed te berokkenen). Dergelijke parasitaire georganiseerde criminaliteit bestaat uit bijvoorbeeld

65 Naast financiële zijn er natuurlijk ook andere drijfveren te onderkennen achter georganiseerde criminaliteit, zoals een verlangen naar spanning of de drang om te imponeren (Naylor, 1999, p. 11). Verder gelden voor terrorisme weer heel andere motieven.

afpersing, fraude, diefstal en mensenhandel (Kleemans et al., 2002, p. 67; ver-gelijk Naylor, 2003).66 Beide vormen worden hieronder behandeld.

Symbiotische vormen van georganiseerde criminaliteit

Bij symbiotische georganiseerde criminaliteit gaat het dus om het leveren van een goed of dienst waarnaar een vraag bestaat en is er dus een duidelijke eco-nomische voedingsbodem. Zoals in eerdere rapportages is opgemerkt, gaat het bij georganiseerde criminaliteit in Nederland vaak om transitcriminali-teit. Daarbij gaat het om internationale handel waarin Nederland fungeert als productieland, doorvoerland of bestemmingsland van bijvoorbeeld illegale goederen als drugs en wapens (Van de Bunt & Kleemans, 2007, p. 15; Klee-mans et al., 2002). Maar het kan ook gaan om het leveren van een dienst, zoals het illegaal binnenloodsen van mensen in Nederland (Bureau Nationaal Rapporteur Mensenhandel, 2002, p. 3-4).

Bij de handel in illegale goederen kan winst gemaakt worden door (een deel van) de afstand te overbruggen tussen het land waar een goed wordt gepro-duceerd en het land waar een afzetmarkt zich bevindt. Wordt deze afstand overbrugd en slaagt de criminele ondernemer erin om veilig grenzen te pas-seren en andere risico’s het hoofd te bieden, dan kan geprofiteerd worden van het grote verschil tussen de productiekosten of aankoopprijs in het pro-ductieland enerzijds en de verkoopprijs van het goed op de afzetmarkt ander-zijds. De verdiencapaciteit van een crimineel samenwerkingsverband is dan vooral gelegen in het feit dat de daders beschikken over contacten die hen in staat stellen om alle delen of een deel van de logistieke keten uit te voeren: de aankoop of eventueel productie van het goed in het productieland; het trans-port; en de verkoop in het afzetland. Zo zien we in de onderzochte zaken een aantal criminele samenwerkingsverbanden die, via hun netwerk, wapens vanuit de Balkan weten te importeren (bijvoorbeeld casus 48, 61 en 77).67 Vaker gaat het echter om drugs, waarbij de handel een grotere winstmarge kent.68 Bij drugs brengt het grote verschil tussen productiekosten en de ver-koopprijs die verderop in de keten kan worden gevraagd, een enorm

winst-66 Op winst gerichte georganiseerde criminaliteit kan zowel symbiotische als parasitaire kenmerken hebben. Een mensenhandelaar die een prostituee met behulp van dwang of misleiding uitbuit, valt vanwege de uitbuiting onder de parasitaire vorm. Omdat er ook een vraag is naar prostitutie zou hij, ietwat cynisch, ook gezien kun-nen worden als een bemiddelaar in seksuele dienstverlening. In die zin is deze vorm van mensenhandel tevens een symbiotische vorm van criminaliteit. Omdat in dit geval de uitbuiting echter een veel kenmerkender eigenschap voor de mensenhandel is dan de prostitutie zelf – prostitutie vindt immers ook plaats zonder dat er sprake is van mensenhandel en is bovendien geen misdrijf – scharen we mensenhandel onder parasitaire criminaliteit. Bij mensensmokkel is het symbiotische kenmerk veel sterker.

67 Bij casus 61 en casus 77 is het niet zeker waar de wapens precies geproduceerd worden. Wel is duidelijk dat de wapentransporten hun herkomst in de Balkan hebben. In casus 48 is de fabriek waar de wapens werden geproduceerd wel gelokaliseerd, namelijk in voormalig Joegoslavië.

68 Illegale vuurwapenhandel zou in Nederland dan ook vooral een neven- en geen hoofdactiviteit zijn van crimi-nelen (De Vries, 2008, p. 78).

potentieel met zich mee.69 Van dit winstpotentieel kan op verschillende wij-zen worden geprofiteerd, afhankelijk van de specifieke achtergrond en kwali-ficaties van een crimineel samenwerkingsverband.

Er zijn criminele samenwerkingsverbanden die door onder meer een uitge-breid netwerk van betrokken personen en gevestigde posities in de reguliere samenleving, in staat zijn om zowel de inkoop van cocaïne, het transport naar Nederland, de afzet, als ook het witwassen van de opbrengsten zelf te verzorgen. Een voorbeeld is een crimineel samenwerkingsverband dat zelf cocaïne inkoopt bij leveranciers in Colombia. Vervolgens worden de drugs door fruitbedrijven vanuit Zuid-Amerika verstuurd naar Nederland, waar ze eveneens door fruitbedrijven worden ingevoerd. Zowel de fruitbedrijven in Zuid-Amerika als die in Nederland zijn in handen van de organisatie. Om het transport van drugs te vergemakkelijken heeft het criminele samenwerkings-verband een bedrijf op een Zuid-Amerikaanse luchthaven gekocht. Ook heeft het eigen vliegtuigen. Witwassen gebeurt onder meer via onroerend goed en bedrijven die in handen zijn van de groepering (casus 131; casus 128 is soort-gelijk). Omdat de groepering zo veel deeltaken in eigen beheer heeft, kan ze ook een groot deel van de totale winst in eigen zak houden. Een groepering die in dergelijke mate ‘zelfvoorzienend’ is en toegerust is met bedrijfs- en ver-voersfaciliteiten, komt niet in veel zaken voor. Wel zijn er natuurlijk andere voorbeelden waarin een crimineel samenwerkingsverband zowel de inkoop in de bronregio, het vervoer naar Nederland als ook de lokale afzet en door-voer voor zijn rekening neemt. We zien bijvoorbeeld een groepering die in verband staat met leveranciers van heroïne in Turkije, de drugs per auto naar Nederland vervoert en hier een deel op de lokale markt afzet en een ander deel doorvoert naar andere landen. Zo wordt heroïne verkocht aan handela-ren uit Ierland, een land waar de prijs voor deze drugs veel hoger ligt dan in Nederland (casus 137).

Er zijn echter ook criminele samenwerkingsverbanden die hun winst niet halen uit de overbrugging van de totale route tussen productie- en afzetregio, maar zich toeleggen op een deel van die route. Zo concentreert een groepe-ring zich op de inkoop van cocaïne in Zuid-Amerika en het vervoer ervan naar West-Afrika. Landen in West-Afrika fungeren daarbij als doorvoerland in de smokkel van de drugs naar uiteindelijk Europa. Het criminele samenwer-kingsverband in kwestie is echter niet betrokken bij die doorvoer en beperkt zich tot de route Zuid-Amerika - West-Afrika (casus 124).

Tot nu toe betroffen de voorbeelden buitenlandse drugs die (uiteindelijk) in Nederland zelf worden geïmporteerd. Hennep, amfetamine en xtc zijn drugs die op grote schaal in Nederland worden geproduceerd en worden

geëxpor-69 Het UNODC meldt dat voor een gram zuivere heroïne in West-Europa op groothandels- en gebruikersniveau respectievelijk een ongeveer 30 en 100 maal hogere prijs wordt betaald dan de groothandelsprijs in produc-tieland Afghanistan (UNODC, 2011, p. 77-78). ‘Exacte’ cijfermatige informatie over criminele markten moet met een groot voorbehoud worden gehanteerd. Een gemiddelde prijs van drugs is niet goed te bepalen omdat je weliswaar kunt meten wat de prijs op een bepaalde plek op een bepaald moment is, maar niet weet hoe-veel transacties tegen een bepaalde prijs worden uitgevoerd (Bushway & Reuter, 2008).

teerd naar afzetmarkten in andere landen. Ook voor een crimineel samen-werkingsverband dat hennep in Nederland opkoopt en het, al dan niet via tussenschakels, verkoopt aan afnemers in België, Duitland of Polen, geldt dat het direct profiteert van het prijsverschil tussen productie en afzet (casus 138). Groeperingen die zich daarmee bezighouden, zijn in dat opzicht dan ook gebaseerd op hetzelfde verdienmodel als criminele samenwerkingsver-banden die exotische drugs importeren.70 Bij de handel in buiten- respectie-velijk binnenlandse drugs gelden echter deels wel verschillende, specifieke problemen en daardoor ook verschillende verdienmogelijkheden. Zo is het bij de import van cocaïne vooral ‘de kunst’ om (onder meer) goede aankoop-contacten te hebben en een efficiënte vervoer- en smokkelmethode. Daaren-tegen geldt voor de handel in een binnenlandse drug als xtc dat een crimineel samenwerkingsverband een manier moet zien te vinden om drempels die tegen de productie van deze drug zijn opgeworpen te omzeilen. De productie van de oorspronkelijke xtc, dat wil zeggen de chemische samenstelling MDMA, is namelijk bemoeilijkt doordat de grondstof PMK veel lastiger is te verkrijgen sinds een aanscherping van de regulering van PMK-productie in China. Winstpotentieel kan dan gelegen zijn in het aanboren van alternatieve stoffen. Zo maakt een groepering, na toevoeging van een antibraakmiddel, pillen van de stof mCPP en verkoopt deze als ‘xtc’ (casus 132).71

Net als voor internationale drugshandel geldt ook voor mensensmokkel dat de plegers ervan geld kunnen verdienen omdat zij in staat zijn een afstand te overbruggen, in dit geval de afstand tussen het vertrekland en het bestem-mingsland. De dienst die mensensmokkelaren leveren bestaat uit het vol-doen aan de vraag van personen uit het vertrekland om buiten de reguliere kanalen om het land te verlaten en een ander land binnen te komen.72 De verdiencapaciteit van smokkelorganisaties is vooral gelegen in het kunnen beschikken over een netwerk dat zowel het vertrekland als het bestemmings-land maar vaak ook tussenliggende bestemmings-landen beslaat. Dat netwerk voorziet in contacten met klanten, transportfaciliteiten, personen die de klanten opvan-gen en doorgeleiden en eventueel reisdocumenten.

Een andere groep van spelers op de criminele markt zijn de facilitators. De verdiencapaciteit van facilitators komt voort uit het gegeven dat zij, vaak door een specialistische, al dan niet beroepsmatige achtergrond, aan een crimi-neel samenwerkingsverband een dienst of goed kunnen leveren dat essenti-eel is voor het criminele bedrijfsproces maar waarin het criminele samenwer-70 Ook groeperingen die drugs alleen op de binnenlandse markt afzetten profiteren van het verschil tussen

pro-ductiekosten of inkoopprijs enerzijds en de verkoopprijs voor afzetkanalen anderzijds. Wel gaat het daarbij om een kleinere winstmarge dan wanneer de handel internationaal is. Overigens is de term ‘transitcriminaliteit’ niet meer van toepassing wanneer alleen van binnenlandse handel sprake is.

71 De stof mCPP staat niet op de Opiumlijst maar valt onder de Wet op de geneesmiddelenvoorziening. Deze stof heeft een uitwerking die (deels) vergelijkbaar is met MDMA maar kan onder meer braken veroorzaken. Een voordeel voor drugsproducenten is dat het een kant-en-klare stof is, terwijl MDMA via een vrij complex pro-cedé gemaakt moet worden.

72 Dat bij mensensmokkel gesmokkelden zelf (of hun familieleden) ervoor kiezen om van de diensten van de smokkelaren gebruik te maken, wil niet zeggen dat altijd van een gelijkwaardige relatie sprake is. Zo worden gesmokkelden soms onder (zeer) slechte omstandigheden gesmokkeld of gehuisvest en wordt in bepaalde gevallen door de smokkelaren ook geweld toegepast (Staring et al., 2005, p. 112-116).

kingsverband moeilijk of niet zelf kan voorzien (Kleemans et al., 2002, p. 56-62). Het fenomeen facilitering van georganiseerde criminaliteit is verder uitgewerkt in hoofdstuk 3 (zie paragraaf 3.3.1 voor een bespreking van ‘pro-fessionele facilitators’). Op deze plek noemen we kort enkele voorbeelden. Er zijn verschillende facilitators die weliswaar niet direct zelf drugs produceren of verhandelen, maar wel sterk zijn verbonden aan dat criminele segment. Zo is er een aantal zaken waarin personen die werkzaam zijn op of rondom Schiphol hun bevoegdheden misbruiken om de smokkel van cocaïne via deze luchthaven te faciliteren (bijvoorbeeld casus 126; zie paragraaf 4.1.3). Een ander voorbeeld van een drugsgerelateerde facilitator is het criminele samenwerkingsverband dat middelen verhandelt voor versnijding van drugs, zoals paracetamol en cafeïne (casus 133). Daarnaast zijn er facilitators die meer algemene, niet direct aan drugs gekoppelde diensten leveren. Voorbeel-den zijn verschillende dienstverleners waarvan de diensten onder de noemer witwassen vallen: ondergrondse bankiers die diensten leveren aan criminele klanten (zie paragraaf 6.3.2); de autoverhuurder die criminelen in staat stelt om ‘anoniem’ auto te rijden, dat wil zeggen zonder dat de auto tot de per-soon te herleiden is (casus 148); en de woningbemiddelaar die criminelen ‘anoniem’ laat wonen (casus 147).

Parasitaire vormen van georganiseerde criminaliteit

Waar wederkerigheid een kenmerk is van symbiotische vormen van georga-niseerde criminaliteit, ontbreekt deze grotendeels bij parasitaire vormen. Het verdienmodel van een crimineel samenwerkingsverband is hier dan ook van een heel andere soort.

Bij mensenhandel worden mensen uitgebuit, zoals vrouwen die onder dwang of na misleiding als prostituee te werk worden gesteld terwijl de verdiensten daarvan voor een groot deel (of vrijwel volledig) aan de dader, de pooier, ten goede komen. In sommige mensenhandelzaken worden slachtoffers in het buitenland gerekruteerd. In die gevallen bestaat één aspect van de verdienca-paciteit van plegers van mensenhandel uit het beschikken over een interna-tionaal netwerk dat hen in staat stelt slachtoffers in het vertrekland te ‘wer-ven’, die naar het bestemmingsland te vervoeren en ze daar vervolgens te werk te stellen. Niet alle slachtoffers zijn echter uit het buitenland afkomstig en het overbruggen van afstand is waarschijnlijk ook niet de meest kenmer-kende capaciteit van plegers van mensenhandel. Een meer kenmerkenmer-kende voorwaarde voor het bedrijven van mensenhandel is dominantie; de moge-lijkheid van daders om slachtoffers in hun macht te krijgen en te houden.73 Die machtsbasis kan onder meer worden gevormd door geweld, dreiging, chantage, opsluiting, controles en/of misleiding. Zo is er een casus waarin de

73 Bij mensenhandel in de prostitutie bestaat de rol van vrouwelijke slachtoffers soms uit meer dan uitsluitend slachtofferschap. Een aantal vrouwen stapt (min of meer) uit eigen beweging in de prostitutie (maar komt ver-volgens wel in een uitbuitingsrelatie terecht), sommige slachtoffers hebben ook een ondersteunende rol voor hun pooier (bijvoorbeeld door andere prostituees in de gaten te houden of door geld te incasseren); en een aantal heeft een liefdesrelatie met hun pooier.

hoofdverdachten zowel in termen van dreiging als in daden zeer gewelddadig zijn, waardoor slachtoffers het wel uit hun hoofd laten om tegen de wil van hun pooiers in te gaan. Controle op en over ‘hun’ vrouwen is er verder door bodyguards, chauffeurs en telefoontjes, doordat de vrouwen via of bij de pooiers hun woonruimte en werkruimte hebben, en ook doordat sommige vrouwen een liefdesrelatie hebben met hun pooier. Misleiding vindt plaats om de vrouwen de prostitutie in te laten gaan en/of om hen hun inkomsten af te laten staan, bijvoorbeeld door hen te laten geloven dat het geld wordt bewaard om later samen een huis te kopen (casus 123; Verhoeven et al., 2011, p. 42-58; vergelijk Staring, 2007, p. 57-63).74 De machtsbasis kan echter (deels) ook een andere zijn. Zo is er een zaak waarbij Nigeriaanse meisjes door een crimineel samenwerkingsverband naar Nederland worden gesmok-keld om vervolgens in andere landen als prostituee te gaan werken. De macht die de daders over de meisjes hebben, heeft vooral een geestelijke, cultureel-religieuze basis; in Nigeria sluiten de meisjes een met voodoorituelen bekrachtigd contract af waarin zij beloven hun ‘schuld’ jegens de daders, tus-sen de € 30.000 en € 60.000, te voldoen (casus 129).

Ook bij afpersing is bijna volledige macht over het slachtoffer de kern van het verdienmodel. Daarbij speelt geweldsdreiging een belangrijke rol. Maar ook andere vaardigheden van de dader kunnen van groot belang zijn. Zo zien we in een zaak dat een dader volgens verschillende personen een sympathieke, sociale kant heeft. Aanvankelijk hebben hij en het latere slachtoffer een (ogenschijnlijk) vriendschappelijke relatie. Maar dan meldt hij het slachtoffer dat er een serieuze dreiging is van derden, die hij wel, tegen betaling, onge-daan kan maken. Later ontdekt het slachtoffer dat zijn beschermer de dreiger is, waarna de laatste ook openlijk zelf de bedreiging voor zijn rekening neemt (casus 121).

Bij plegers van oplichting en fraude is sprake van een ander verdienmodel. Hier zijn verleiding en misleiding belangrijke kernwoorden. Een voorbeeld daarvan is (een bepaalde vorm van) beleggingsfraude, waarbij de daders het doen voorkomen alsof geld wordt belegd terwijl de ingelegde gelden in wer-kelijkheid in eigen zak verdwijnen. De ‘kunst’ is dan dat de daders een mooi, aantrekkelijk én geloofwaardig verhaal weten te creëren waardoor mensen bereid zijn om hun geld aan de ‘beleggers’ toe te vertrouwen. Zo richten in een zaak vijf hoofdverdachten een onderneming op waarvan zij voorwenden dat deze zou investeren in vakantieresorts in Turkije. Via mooi ogend promo-tiemateriaal en professioneel uitziende prospectussen weten ze beleggers te trekken om te investeren in de projecten (verleiding). De ingelegde gelden worden deels gebruikt om rendement uit te betalen aan eerdere inleggers, maar voor het grootste gedeelte wordt het weggesluisd (misleiding) (casus 142).

Bij een andere fraudezaak zie we deels een soortgelijke en deels een andere basis onder, in dit geval, valsheid in geschrifte en oplichting. In de zaak wordt 74 De dominantie blijkt in deze casus ook uit het feit dat de daders vrouwen van andere pooiers ‘afpakken’.

ten nadele van een financiële instelling een criminele winst gemaakt van vele miljoenen euro’s. Zo zijn aanneemsommen voor vastgoedprojecten met oneigenlijke kostenposten verhoogd (misleiding). Verschillende betrokkenen wordt een deel van de buit toegeschoven (verleiding). Een ander essentieel element van de modus operandi was hier echter dat de hoofdrolspelers cen-trale posities innamen binnen de legale organisaties ten nadele waarvan de fraude werd gepleegd. Mede dankzij het misbruik dat zij maakten van die posities konden (plannen voor) vastgoedprojecten tot stand komen die zeer ongunstig waren voor de financiële instelling en via welke de daders zich konden verrijken (casus 143 en 144).

In document Georganiseerde criminaliteit in Nederland (pagina 153-159)