• No results found

Doelbewuste facilitering?

3.3 Inschakeling van derden

3.3.1 Doelbewuste facilitering?

Het is weinig zinvol om voor iedere vorm van dienstverlening door een derde na te willen gaan in hoeverre die derde zich bewust was van de criminele doeleinden waarvoor hij werd ingeschakeld. De onderzochte zaken voorzien vaak niet in de daarvoor benodigde informatie. Wanneer we er niet naar stre-ven om voor alle zaken hieromtrent duidelijkheid te krijgen, kan echter wel in

grote lijnen een spectrum worden aangegeven. Dat spectrum omvat onwe-tende derden, dienstverleners die ‘geen vragen stellen’, derden die doelbe-wust meewerken en professionele facilitators.

Onwetendheid en standaarddienstverlening

In verschillende gevallen is het duidelijk dat een ondernemer niets meer doet dan het leveren van een gewone, ‘standaard’-dienst, dat wil zeggen een dienst die onder normale omstandigheden wordt geleverd en waarbij geen afwijkende voorwaarden van toepassing zijn. Er is voor de desbetreffende ondernemers dan over het algemeen geen reden om argwaan te krijgen. Enerzijds gaat het hier om ondernemers die in alle openheid worden inge-schakeld maar dan wel zonder door hun klant – het criminele samenwer-kingsverband – geïnformeerd te zijn over zijn bedoelingen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake in twee zaken waarin voor de opslag van respectievelijk versnijdingsmiddelen en drugs gebruik wordt gemaakt van opslagbedrijven. We geven hier een fragment uit één van die zaken.

Een crimineel samenwerkingsverband dat zich toelegt op de handel in versnijdingsmiddelen voor harddrugs gebruikt voor opslag van de midde-len zowel eigen voorzieningen als ruimtes van een transportbedrijf en van een bekend opslagbedrijf. Beide bedrijven zijn niet op de hoogte van de bedoelingen van hun klanten (één van de onderzochte casussen).33 Dezelfde ‘openheid’ zien we in een zaak die draait om handel in gestolen auto’s. Een verdachte neemt kentekenplaten af bij een regulier bedrijf. Dit bevreemdde dat bedrijf niet omdat de desbetreffende verdachte al langer in de autohandel actief was (één van de onderzochte casussen). In andere gevallen benadert het criminele samenwerkingsverband een dienstverlener eveneens openlijk, maar moet de waarheid meer actief – en letterlijk – wor-den verborgen. Dit is onder meer het geval wanneer reguliere koeriers- of transportbedrijven worden ingeschakeld door drugsorganisaties. Casus 26 en 91 zijn voorbeelden van zaken waarin de drugs onder of in andere producten worden verborgen en de deklading vervolgens voor transport wordt aangebo-den aan nietsvermoeaangebo-dende transporteurs.

Het criminele samenwerkingsverband exporteert hasj, xtc en BMK (grondstof voor synthetische drugs) naar Engeland. De daders verbergen de handelswaar onder reguliere goederen zoals zeep, handdoeken, auto-was en dierenvoer. In Engeland zijn bedrijven opgezet die louter dienden om de dekladingen in ontvangst te nemen. Per fax wordt aan een groot ferrybedrijf opdracht gegeven de lading te verschepen. Dit bedrijf komt de zending ophalen en levert deze af bij de daarvoor opgezette bedrijven. Na ontvangst van de drugs wordt de deklading weer retour naar Nederland 33 In Put (2010) wordt verder ingegaan op het gebruik van opslagbedrijven door criminelen.

gestuurd, waar het tegen dumpprijzen op de markt wordt gebracht (casus 26).

Werd in het voorgaande voorbeeld het transportbedrijf nog openlijk gevraagd om een vracht te vervoeren, hoewel het belangrijkste deel van de lading dus verborgen bleef, in een andere casus werd de smokkelwaar gewoonweg als verstekeling aan boord gebracht. In dit geval is dus sprake van ‘dienstverle-ning’ zonder dat het desbetreffende bedrijf weet dat een klant van hem gebruikmaakt.

Verschillende transportbedrijven die op Engeland rijden zijn zonder hun medeweten gebruikt om gesmokkelde Chinezen naar dit land te transpor-teren. De te smokkelen personen worden op parkeerplaatsen die voor iedereen toegankelijk zijn op huiftrailers geplaatst. Het zeil wordt openge-maakt waarna ongeveer 10 personen tussen de lading plaatsnemen (casus 111).

‘Geen vragen stellen’

In andere zaken kan niet worden gezegd dat de ingeschakelde derde bewust meewerkte, maar vond de dienstverlening wel plaats onder omstandigheden of binnen een context die vragen had kunnen oproepen – vragen die echter niet werden gesteld. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij een notaris die wordt ingeschakeld bij de (voorgenomen) gedwongen overdracht van aandelen. Volgens de officier van justitie in deze zaak had de notaris een ‘lijdelijke opstelling’. Een soortgelijke opstelling zien we, volgens het Openbaar Minis-terie althans, ook bij een trustkantoor dat in een zaak betrokken is bij het witwassen van geld, een betrokkenheid waarvan de strafrechtelijke verwijt-baarheid overigens niet is aangetoond.34 Het kantoor manipuleert de adminis-tratie van een vennootschap waarover zij het beheer voert waardoor het zicht op het aandeelhouderschap wordt vertroebeld. In het requisitoir in de deze zaak wordt de houding van de trustkantoren gekenschetst als ‘geen vragen stellen’.35 Het ‘geen vragen stellen’ zien we ook in een drugszaak, waarin drugsproducenten relatief makkelijk bij een chemisch bedrijf stoffen en apparatuur konden aanschaffen.

Bij het bedrijf K in België werd weliswaar volgens de regels gewerkt, maar er werden wel erg weinig vragen gesteld aan particulieren (waaronder veel Nederlanders) die regelmatig chemicaliën en laboratoriummateriaal

34 Trustkantoren zijn zakelijke dienstverleners die tegen betaling het beheer voeren over het eigendom, bijvoor-beeld een vennootschap, van iemand anders. Zij worden nogal eens ingeschakeld door personen die ven-nootschappen in andere landen hebben opgericht of willen oprichten.

35 Christensen heeft het, wanneer hij schrijft over de rol van financieel-juridische dienstverleners, over de

‘will-fully blind professional’ (2012, p. 333). Daarmee gaat hij uit van een professional die willens en wetens diensten

verleent aan personen met criminele bedoelingen. In de hier besproken voorbeelden kan zoals gezegd niet worden gesproken over doelbewuste betrokkenheid.

bestelden en contant afrekenden. Verschillende verdachten in deze zaak deden er bestellingen (één van de onderzochte casussen).

Doelbewust meewerken?

In sommige zaken zijn de omstandigheden waaronder of de wijze waarop een dienst wordt geleverd of de aard van dienst zelf zodanig dat sprake lijkt van doelbewust meewerken. Onderstaande casus is daar een voorbeeld van. In de zaak fingeert een verdachte een legaal inkomen door ‘salaris’ te laten storten door een bedrijf. Dat ‘salaris’ wordt echter door hemzelf contant betaald.

A heeft gewerkt in (…). A blijkt daar al enige tijd niet meer te werken en zou dus geen salaris meer moeten ontvangen. Toch ontvangt hij salaris op zijn rekening van (…). A geeft zijn voormalige baas contant geld en deze stort het vervolgens als salaris op zijn rekening (één van de onderzochte casussen).

In veel zaken is niet met zekerheid te zeggen of de dienstverlener doelbewust heeft gefaciliteerd, maar vormt de ‘ongebruikelijke manier van zakendoen’ daar wel een aanwijzing voor. Dit is het geval in onderstaande casus.

S is jurist en werkzaam bij een juridisch en fiscaal adviesbureau. Via de Stichting Derdengelden van dat bureau verricht hij betalingen voor A. A fungeert op zijn beurt als facilitator van drugsproducenten, waarvoor hij bij legale bedrijven apparatuur en grondstoffen koopt. A geeft contant geld dat hij krijgt van zijn criminele afnemers aan S. S betaalt vervolgens via de derdengeldenrekening de rekeningen van A. Gedurende het onder-zoek is het vermoeden ontstaan dat S deze constructie heeft bedacht (één van de onderzochte casussen).

Hoewel dus in veel gevallen niet is vast te stellen of van doelbewuste mede-werking sprake is, is er ook een categorie dienstverleners waarbij daar geen twijfel over bestaat. Deze categorie, de professionele facilitators, komt hier-onder aan bod.

Professionele facilitators

Onder professionele facilitators verstaan wij hier actoren die bewust diensten verlenen aan verschillende criminele groeperingen en waarbij de dienstverle-ning aan criminele clientèle, blijkend uit de frequentie of de verdiensten, een belangrijk deel uitmaakt van hun totale werkzaamheden. Het casusmateriaal bevat verschillende voorbeelden van dergelijke professionele facilitators. Een aantal van hen richt zich volledig op criminele klanten, anderen opereren op een in beginsel legale markt.

Sommige goederen of diensten zijn feitelijk alleen toepasbaar voor criminele doeleinden. Facilitators die op dergelijke terreinen actief zijn, richten zich exclusief op personen in het criminele milieu. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het criminele samenwerkingsverband dat bestaat uit personen die hun func-tie op Schiphol misbruiken om drugssmokkel mogelijk te maken. In verschil-lende zaken zien we deze werkwijze terug. Voor in ieder geval één van die zaken geldt dat het criminele samenwerkingsverband als professionele facili-tator bestempeld kan worden. Medewerkers van onder meer de bagagekelder op de luchthaven Schiphol zorgden dat cocaïne veilig Nederland binnen-kwam. Het dossier laat zien dat dit ook met grote regelmaat gebeurde (of dat daar pogingen toe werden ondernomen). Volgens de officier van justitie werkten de daders voor verschillende opdrachtgevers in Zuid-Amerika (casus 126). Ook voor paspoortvervalsers geldt dat hun dienst feitelijk vooral door personen met illegale bedoelingen wordt afgenomen. Bovendien is ook de dienst zelf – het vervalsen van paspoorten – bij hen inherent illegaal. Soms zijn de diensten of goederen zelf niet illegaal, maar zijn er toch facilita-tors die zich gespecialiseerd hebben in het leveren ervan aan het criminele milieu. Een voorbeeld hiervan is een facilitator die stoffen als paracetamol bij de industrie inkocht en vervolgens verkocht aan drugshandelaren, die de stoffen gebruikten als versnijdingsmiddel (één van de onderzochte casussen). Een ander voorbeeld is een crimineel samenwerkingsverband dat zich had toegelegd op het leveren van apparatuur en stoffen die weliswaar grotendeels legaal zijn, maar, zeker in combinatie, ook zeer interessant zijn voor produ-centen van synthetische drugs.

De verdachten kopen bij tientallen legale bedrijven, waarvan de meeste niet op de hoogte waren van het uiteindelijke doel, verschillende appara-tuur en stoffen in. Vervolgens verkopen zij, al dan niet na bewerking, de apparatuur en stoffen door aan criminele afnemers. Deze afnemers gebruiken de geleverde waar voor het produceren van synthetische drugs. Het blijkt dat onder meer het volgende is aangeschaft: roestvrij stalen ketels, mengers, autoclaven, mengtrommels, een mengtank, dubbelwan-dige ketels, destillatieketels, frequentieregelaars, honderden kilo’s talkpoeder, salpeterzuur, ammoniumchloride, microcellulose, (water-stof)generatoren, platinasnippers, kleurstoffen, bindingsmiddelen, elek-tromotoren, kogelkranen, tapkranen, een zinkvonkmachine, rondbodem-kolven, teflonringen, siliconenringen, tabletteermachines, gaas, een gra-veermachine, een slijpmachine, een diamantschijf en een meetloep (één van de onderzochte casussen).

Lang niet alle actoren die als professionele facilitator zijn te kenschetsen, richten zich echter exclusief op criminele klanten. Verschillende facilitators bedienen bijvoorbeeld zowel criminele als reguliere klanten. Dit hoeft ook niet te verbazen aangezien juist de verbondenheid met de reguliere

omge-ving een facilitator tot een waardevolle partner maakt voor een crimineel samenwerkingsverband. Een voorbeeld van een onderneming met een legale bedrijfsvoering die ook levert aan criminelen zien we in één van de onder-zochte casussen. De zaak draait om een ambachtsman die vrij exclusieve vaardigheden bezit; de hoofdverdachte is namelijk glasblazer. Zijn criminele clientèle voorziet hij van rondbodemkolven en verwarmingsmantels – appa-ratuur die van groot belang is voor de productie van synthetische drugs.

Glasblazer J voorziet personen van materiaal dat zij gebruiken om drugs te produceren. Omdat glasblazen een vakmanschap is dat weinigen beheersen, heeft hij een belangrijke rol voor deze criminele samenwer-kingsverbanden. Rondbodemkolven worden standaard met één hals gele-verd, maar voor de productie van synthetische drugs heb je kolven met drie halzen nodig. Die maakt J voor deze afnemers. Ook levert hij hun andere materialen, zoals verwarmingsmantels (één van de onderzochte casussen).36

In het geval van de glasblazer werd de dienstverlener benaderd door de cri-minelen – in dit geval drugsproducenten. Er zijn verder ook geen aanwijzin-gen dat de bediening van criminele klanten bij hem voortkwam uit een wel-overwogen, marketingtechnische strategie.

Van een dergelijke strategie lijkt bij sommige andere facilitators wel sprake. De desbetreffende professionele facilitators opereren vanuit een in beginsel legitiem bedrijf en leveren een in beginsel legitieme dienst. Zij leveren die dienst echter onder voorwaarden die vooral voor personen met criminele bedoelingen zeer aantrekkelijk zijn, wat dan ook de reden is dat hun klanten voor een belangrijk deel uit criminele kringen afkomstig zijn. De voorwaar-den waaronder klanten bij hen terecht kunnen, vormen wat hen van andere partijen op de markt onderscheidt; het zijn hun unique selling points. Zij wer-ken met andere woorden binnen een criminele niche in een overigens legale markt. Voorbeelden zijn onder meer facilitators die opereren vanuit officiële bedrijven, die het mogelijk maken om over woningen of auto’s te beschikken die niet tot de gebruiker te herleiden zijn (vier casussen); een ideale dienst-verlening voor daders die bijvoorbeeld contant geld willen kunnen besteden aan een woning of een auto en/of die bijvoorbeeld een auto gebruiken voor criminele activiteiten.37 Weer een ander bedrijf verhuurt mobiele telefoons aan figuren uit het criminele milieu. Het laat de telefoons op naam van het bedrijf zelf staan, waardoor het moeilijk is om erachter te komen wie er met welk nummer belt. Op het moment dat bij het bedrijf door autoriteiten 36 Gerichte maatregelen tegen facilitering van drugsproductie door glasblazers lijken overigens resultaat te

heb-ben gehad. Er is een aantal opsporingsonderzoeken uitgevoerd tegen glasblazers en de leden van deze beroepsgroep zijn via een brief gewezen op de strafrechtelijke risico’s van het leveren van het desbetreffende glaswerk. Uit ander opsporingsonderzoek is vervolgens gebleken dat drugsproducenten moeite hadden om aan het benodigde glaswerk te komen (in Nederland althans).

37 Naylor bespreekt autohandelaren die auto’s verkopen voor cash geld en nalaten om een melding te doen ter-wijl dat gezien het bedrag wel zou moeten (Naylor, 2002, p. 138).

navraag wordt gedaan naar een nummer, wordt dat gemeld aan de desbetref-fende persoon, die vervolgens een ander nummer neemt (één van de onder-zochte casussen). In onderstaand fragment komt duidelijk naar voren dat in dit geval een autoverhuurbedrijf zich wel bewust op het criminele deel van de markt richt.

‘Een goede klant is een betalende klant. Hoe hun aan het geld komen kan je zelf wel invullen.’ En: ‘Ik heb zeer sterke vermoedens dat een groot deel van mijn klantenbestand werk doen die het daglicht niet kunnen verdra-gen. Ik maak dat op uit het feit dat ik regelmatig de politie op de zaak krijg in verband met onderzoeken. Tevens zijn veel van mijn klanten vaak overdag niet te bereiken. Ik doe gewoon mijn werk, ik verdien hier mijn geld mee en dit is gewoon handel.’ Een andere betrokkene vindt het ook geen probleem dat er criminele klanten tussen zitten, sterker het bedie-nen van criminelen is een niche in de markt waarop het bedrijf zich bewust richt: ‘Er zijn natuurlijk mensen met zwart geld. We kunnen er wel omheen draaien maar dat is het natuurlijk. De mogelijkheid om bij ons contant te huren is wat ons onderscheidt ten opzichte van een Europcar of Hertz’ (één van de onderzochte casussen).

Ten slotte is er nog een categorie van professionele facilitators waarbij de geleverde dienst weliswaar inherent illegaal is, maar de klantenkring naast criminele ook uit niet-criminele personen bestaat. Het gaat hier om onder-grondse bankiers. Ze opereren per definitie illegaal omdat ze geen bankver-gunning hebben. Toch hebben zij ook vele legitieme klanten. Ondergronds bankieren is dan ook een dienst die historisch en cultureel geworteld is bin-nen bepaalde gemeenschappen (zie paragraaf 6.3).