• No results found

Nergens is voorgeschreven, dat in eene acte van koop en verkoop de prijs van het verkochte moet worden opgegeven

In document Vv"v,Tt î • (pagina 112-119)

Is in eene acte van koop en verkoop van een orderbiljet met cessie van de daaruit voortspruitende rechten, vermeld, dat partijen ter zake van den cessieprijs volkomen met elkander hebben afgerekend, met verleening van kwijting door den verkooper aan den kooper, dan gaat niet op de bewering dat die acte, omdat geen bepaalde koop-prijs erin vermeld zou zijn, nietig is.

H G H o f 4 April 1901. T. 77, blz. 371, bekr. RvJ. Soerabaia 29 Augs. 1900. W . 1968.

2. Het wezen eener koopovereenkomst brengt mede, dat de ver-kooper, waar niet anders is overeengekomen, het verkochte aan den kooper moet leveren.

Indien de verkooper het verkochte niet levert aan den kooper (of diens gemachtigde) maar, zonder dat dit is bedongen, aan een derde, dan is de verkooper niet gerechtigd de koopsom van den kooper te vorderen.

L a n d r . Soekaboemi 18 Juni 1901. W . 1986.

3. Het Gouvernement treedt, volgens de bepalingen op de publieke verkoopingen, op als tusschenpersoon tusschen kooper en verkooper ten aanzien van de betaling van den koopprijs, zonder daarin partij te zijn bij het koopcontract.

H G H o f 31 Oct. 1901. T . 79, blz. 54. W . 2003.

4. Al voert eene notariëele acte tot opschrift de woorden „koop en verkoop van sawahs", al worden partijen daarbij „verkoopster en kooper" genoemd en ook andere uitdrukkingen gebruikt, welke wijzen op verkoop met recht van wederinkoop, dan maakt dit alles de over-eenkomst nog niet tot een koopcontract, als daarin bedingen voor-komen, welke ten eenenmale onvereenigbaar zijn met de natuur van een dergelijke overeenkomst.

HGHof 31 Oct. 1901. T . 79, blz. 54. W . 2003.

5. Overeenkomsten van koop en verkoop van eens anders goed zijn van rechtswege nietig. De nietigverklaring van de notarieele acten, waarbij zij zijn aangegaan, kan niet afzonderlijk in rechte worden gevorderd.

RvJ. Batavia 31 Mei 1898. W . 1824.

6. De omstandigheid, dat de verkoop van eens anders goed nietig is sluit niet onvoorwaardelijk de mogelijkheid uit, dat de eigenaar door den verkoop schade heeft geleden.

De actie tot schadevergoeding, in artikel 1471 B.W. aan den kooper toegekend is niet eene actie uit onrechtmatige daad, maar eene bij-zondere schadeactie.

Door den verkoop van eens anders goed is alléén dan, zonder verder bewijs het bestaan van schade door den eigenaar aan te nemen, indien de verkoop roerend goed betreft en in het openbaar heeft plaats gehad, daar dan dadelijk levering volgt en den eigendom doet overgaan.

RvJ. Batavia 14 Oct. 1898. T. 72. biz. 16. W . 1846.

7. De vordering tot nietigverklaring van de koopovereenkomst, waarbij eens anders (onroerend) goed is verkocht, komt niet toe aan den eigenaar voor wien die rechtshandeling is eene r e s i n t e r a l i o s a c t a en die bij deze actie ook geen belang heeft, omdat hij door die overeenkomst zijn eigendom niet verliezen kon.

RvJ. Soerabaia 1 Febr. 1899. T. 72, biz. 416.

8. Eene volmacht, verleend om een aan de lastgeefster behoorende sawah te verkoopen, eindigt, al werd zij door partijen ook genoemd onherroepelijk, bij den dood van de lastgeefster. De zoogenaamd onherroepelijk gemachtigde, de sawah verkoopende na den dood der lastgeefster, toen zij reeds in eigendom was overgegaan op hare erf-genamen, verkocht, zonder recht, eens anders goed, waarvan nietigheid van den verkoop het gevolg is.

Landr. Soekaboemi 17 Maart 1900. T . 74, blz. 492.

9. Artikel 1471 B. W. bedoelt alléén, dat verkoop van eens anders zaak niet kan leiden tot eene levering, welke eigendomsovergang tengevolge heeft. Ware die verkoop i p s o j u r e nietig, dan zou de verplichting tot vrijwaring wegens uitwinning geen zin hebben.

RvJ. Soerabaia 3 April 1901. W . 1984.

10. Alhoewel de openbare verkoop van een erf, geschied buiten

I02 Burgerlijk Wetboek, Derde boek (Artt. 1457—1541).

medeweten van den eigenaar, voor dezen een r e s i n t e r alios is, welke hem niet bindt, kan zijn belang medebrengen de nietig- en van onwaardeverklaring van dien verkoop door den rechter te doen constateeren, al ware het alléén reeds op grond hiervan, dat anders bij authentieke acte is en blijft geconstateerd, dat de rechten op dat erf zijn verkocht.

H G H o f 9 Maart 1905. T 84, blz. 486. W . 2188.

11. Indien het onderwerp der verbintenis uitmaakt de te leveren zaak en niet het te leveren werk, moet worden aangenomen, dat het voor-werp dat geleverd is, krachtens koop en verkoop is geleverd en niet krachtens huur van diensten (aanneming van werk). Dit is het geval bij eene overeenkomst tot levering van nog aan te maken meubelen door een meubelmaker tegen een vastgestelde geldsom.

RvJ. Semarang 19 April 1899. T. 72, blz. 469. W . 1876.

12. Onder de in artikel 1505 B.W. bedoelde zichtbare gebreken, waarvoor de verkooper niet gehouden is in te staan, zijn in wette-lijken zin ook begrepen die, welke, hoewel niet direct waarneembaar, voor den kooper waarneembaar hadden kunnen worden.

RvJ. Batavia 16 Augs. 1901. W . 1992. H G H o f 10 Juli 1902. T. 79, blz. 248. W . 2041.

13. Indien de verkooper herhaaldelijk op een voorafgaand onderzoek der zaak door den kooper of door een van zijnentwege aan te wijzen deskundige heeft aangedrongen en dat onderzoek ook inderdaad heeft plaats gehad, daar moet de kooper, die daarna de koopovereenkomst sloot, geacht worden met de zaak genoegen te hebben genomen, zoo-als ze was, wat te meer klemt, indien de kooper zelf deskundige is.

RvJ. Batavia 16 Augs. 1901. W . 1992. Bekr. H G H o f 10 Juli 1902. T. 79, blz. 248. W . 2041.

14. Een executoriale verkoop, welke plaats heeft ten overstaan van het vendukantoor, op vordering en ten bate van een schuldeischer, geschiedt niet door dezen, maar door het daartoe bij de wet bevoegd verklaarde openbaar gezag. Er bestaat dus geen koopovereenkomst tusschen executant en kooper. Uit het feit, dat de wet, de gevolgen van dergelijken verkoop regelende, daarbij in sommige opzichten afwijkt van het burgerlijk wetboek (art. 526 Rv. en art. 1512 B.W.) mag niet worden afgeleid, dat, bij het stilzwijgen der wet omtrent de toepasselijkheid van andere verplichtingen, bij het B.W. den ver-kooper opgelegd, deze ook bij executorialen verkoop zouden gelden, waar zij niet kunnen gelden voor den executant, die niet de verkooper is.

HGHof 12 Juni 1902. T . 79, blz. 230. W . 2031.

Van dit arrest kwam de eischer in revisie. Bij arr. van 18 Juni 1903, besliste het HGHof aldus:

Het karakter van executorialen verkoop gaat niet verloren door de opneming, in het proces-verbaal daarvan, van bepalingen of

ver-klaringen, welke daarmede niet zijn overeen te brengen.

De o-erechtelijke tenuitvoerlegging van vonnissen en daarvoor wet-telijk vatbare acten geschiedde van oudsher door het hoogste gezag in den Staat of, waar dit ondoenlijk werd, door autoriteiten op last en in naam van dit gezag. Dit beginsel vindt men terug in de artt.

435 en 440 Rv. Deze opvatting is niet in strijd met de artikelen 439, 464, 519 al. 3, 460, 535, 536, 494 en 496 Rv. met de artikelen 1216 en 1512 B.W. en met art. 11 Vendureglement, waarop de eischer in revisie zich beroept.

T . 81, blz. 90. W . 2086.

15. De kooper behoeft niet te betalen, als de verkooper hem niet levert of bereid is te leveren datgene, waarop hij recht heeft.

RvJ. Batavia 22 Maart 1907- W. 2282.

16 Aan het sluiten eener overeenkomst van koop en verkoop be-treffende bepaalde en afgepaste hoeveelheden producten, welke de

verkooper zelf nog moest inkoopen en op dat oogenblik dus nog niet

•in zijn bezit had, staat niets in den weg, terwijl verder eene derge-lijke overeenkomst zeer wel bestaanbaar is met de verplichting tot

contante betaling voor den kooper, zoomede met het door dezen, zelfs vóórdat de te leveren producten door den verkooper zijn in-gekocht, verkenen van een voorschot op den koopprijs.

H G H o f 17 Augs. 1905- T- 85, blz. 384- W . 2209.

17 Indien in de maand Juli de verkoop van aandeden plaats heeft met de bepaling „September levering in verkoopers keuze," is de verkooper verplicht de aandeelen te leveren met de op het oogenblik van den verkoop daaraan gehechte dividendbewijzen.

Arbitrale beslissing dd. 18 Sept. 1899. T . 73. blz. 300.

18. Eene bij de koopovereenkomst aan den verkooper opgelegde verplichting om het door hem verkochte terug te koopen is nietig.

Evenzeer is nietig, als zonder oorzaak of althans strijdig met de goede zeden, de overeenkomst, waarbij is bedongen, dat de verkooper behouden zal zijn tot terugbetaling van den koopprijs en tot

bijpas-sing bij wanbetaling, van het door hem nog niet terugbetaalde

I04 Burgerlijk Wetboek, Derde boek (Artt. 1457—1540).

gedeelte van dien prijs, terwijl de kooper als dan eigenaar van het gekochte blijft.

RvJ. Batavia 11 April 1902. W. 2059.

19. Eerst wanneer de kooper van een vast goed den verkooper aanmaant om zijn medewerking te verleenen tot de overschrijving en deze in gebreke blijft, is hij verantwoordelijk voor daardoor geleden schade.

H G H o f 17 Juli 1902. T. 79, blz. 251.

2 0 . Wanneer partijen zijn overeengekomen voor gezamenlijke reke-ning een stuk grond te koopen, heeft, na het tot stand komen der koopovereenkomst, ieder der koopers het recht de levering van den verkooper te vorderen, doch hij kan zijne medekoopers niet dwingen aan die levering mede te werken.

H G H o f 28 Augs. 1902. T. 79, blz. 351. W . 2128.

21. Wanneer een der partijen zich nog slechts heeft verbonden om te zullen koopen, is er van eene voltooide koopovereenkomst geen sprake en is op dien grond de koopsom nog niet verschuldigd.

H G H o f 15 J a n u a r i 1903. T . 80, blz. 234. W . 2063.

2 2 . Aangezien niet is gesteld, dat gedaagde eene zekere en bepaald aangewezen partij goeniezakken heeft gekocht, maar er blijkbaar tusschen partijen een genuskoop is gesloten, daar behoort eischer te leveren goederen van de soort, hoedanigheid en grootte, welke waren gestipuleerd en dus kan hij, waar hij goederen van andere, mindere soort, hoedanigheid en grootte levert, niet gezegd worden de ver-kochte zaak te hebben geleverd.

RvJ. Batavia 22 Maart 1907. W. 2282.

23. Waar tusschen partijen is overeengekomen, dat bij wanpraestatie des koopers, i. c. in de aanwijzing van een losplaats van eene verkochte lading petroleum, de verkooper gerechtigd zal zijn tot herverkoop der lading, kan den kooper, door den verkooper aangesproken tot betaling der schade (nadeelig verschil in koopprijs, makelaarscourtage en overligdagen) door den herkoop geleden, niet baten een beroep op artikel 1266 B.W., dat bij het contract niet zou zijn in acht ge-nomen, omdat onderhavig slechts sprake is van nakoming der over-eenkomst.

De bewering, dat met de openbare orde en de goede zeden en ook met den aard der koopovereenkomst in strijd zou zijn het beding

dat alle winst op den herverkoop behaald, den verkooper ten goede komt en alle verlies door den kooper moet worden gedragen, is evenzeer ongegrond.

RvJ. Soerabaia 12 Oct. 1898. W . 1907.

2 4 . Hoezeer in de bij de wet voorziene gevallen, waar voor rekening van derden verkocht wordt, openbare verkoop is voorgeschreven, kan daaruit niet worden afgeleid, dat ook in de niet bij de wet voorziene gevallen van verkoop voor rekening van derden, deze steeds in het openbaar zou moeten plaats hebben.

RvJ. Soerabaia 12 Oct. 1898. W . 1907.

25. Wanneer overeengekomen is levering van zeker product op de onderneming, moet de eisch tot levering op een door den rechter aan te wijzen plaats niet-ontvankelijk worden verklaard, ook al is levering op de onderneming niet meer mogelijk.

RvJ. Soerabaia 4 Dec. 1902. W . 2035.

2 6 . Indien overeengekomen is levering van suikerrietstekken voor den aanplant van 1902 en daarmede bedoeld is de termijn van Mei tot Augustus, binnen welken geplant wordt, eindigde zoowel de ver-plichting tot levering als de verbintenis tot het aannemen der stekken vanzelf met het verstrijken van den termijn, d. i. met ultimo Augustus.

H G H o f 27 Juli 1905. T. 86, blz. 394.. W . 2199.

27. Waar de eene partij pertinent geweigerd had om de suiker-rietstekken aan te nemen, op grond dat in de tuinen der tegenpartij serehziekte voorkwam en daarmede tevens was beweerd, dat levering van serehvrije rietstekken niet mogelijk was, kon de laatste volstaan met eene bereidverklaring tot levering, zonder verplicht te zijn tot een aanbod der te leveren bibit, daar dit eene geheel nuttelooze handeling zou zijn geweest.

HGHof 27 J u i 1905. T. 86, blz. 394.

28. Bij o-ebreke van aanwijzing bij de koopovereenkomst van den tijd van betaling, moet worden betaald op het tijdstip, waarop de levering moet geschieden.

Hiertegen doet niet af, dat de verkooper de verkochte goederen heeft geleverd zonder betaling te erlangen.

RvJ. Batavia 10 Maart 1899. W . 1867.

2 9 . Uit artikel 1514 jcto 1393 B.W. vloeit voort, dat, bijaldien kooper en verkooper tezelfder plaatse wonen, de levering van het

io6 Burgerlijk Wetboek, Derde boek (Artt. 1457—1540).

verkochte op die plaats geschied is en omtrent de plaats der betaling niets is overeengekomen, de betaling moet geschieden ter woonplaats van den verkooper.

RvJ. P a d a n g . . . 1902. T. 98, biz. 503.

3 0 . Wanneer bedongen is betaling van een deel van den koopprijs na in ontvangstneming der goederen door den kooper, is deze ver-plicht het gekochte te ontvangen en maakt hij zich, bij weigering daarvan, schuldig aan wanpraestatie.

RvJ. Semarang 4 Febr. 1903. W . 2070.

31. Wanneer goederen van slechtere kwaliteit zijn geleverd dan gekocht, heeft de kooper verschillende middelen van verhaal, doch niet het recht om, met behoud en gebruik van het gekochte, de betaling te weigeren.

RvJ. Batavia 10 Juni 1904. W . 2141.

32. De kooper, die zich heeft verbonden te betalen op een vast-gestelden tijd, moet betalen, ook als er niet geleverd is.

RvJ. Batavia 10 Juni 1904. W . 2141.

33. De kooper die het gekochte heeft ontvangen en zonder eenig protest den termijn heeft betaald, welke na de levering voldaan moest worden, kan niet de verdere betaling weigeren, op grond dat de verkooper niet geleverd heeft wat hij volgens de overeenkomst te leveren had.

RvJ. Batavia 10 J u n i 1904. W . 2141.

34. De overeenkomst, waarbij iemand van een ander een sawah koopt, onder beding, dat de verkooper v e r p l i c h t zal zijn haar terug te koopen voor denzelfden prijs en ook verplicht zal zijn om jaarlijks een zeker bedrag van den koopprijs terug te betalen, met bepaling verder, dat bij gebreke van betaling van een der jaarlijksche termijnen, het recht van wederinkoop zal zijn vervallen, is geen overeenkomst van koop met recht van wederinkoop, daar de wet wel kent eene der-gelijke bevoegdheid, maar niet eene verplichting van den verkooper.

Landr. Soekaboemi 17 Maart 1900. T . 74, blz. 492.

35. Als verkocht is met beding van wederinkoop en de verkooper als huurder op het goed is gebleven, onder verbeurte van het recht van wederinkoop bij wanbetaling der huurpenningen, dan kan, op grond dier wanbetaling, wel ontbinding der huurovereenkomst gevraagd worden, doch niet van het koopcontract, daar, na verval van het recht

van wederinkoop, de kooper reeds definitief eigenaar van het goed is geworden en het contract is te niet gegaan.

RvJ. Batavia 8 April 1904. W . 2137.

3 6 . Indien partijen eene overeenkomst van geldleening met inpand-o-evincr hebben gegoten in den vorm van eene van koop met recht van wederinkoop, dan behoort dit contract te worden uitgelegd vol-gens de reo-elen, geldende voor koop met recht van wederinkoop, voor zoover de bepalingen van dit contract daarmede zijn overeen t e brengen.

RvJ. Batavia 7 Nov. 1902. W . 2059.

Z e s d e t i t e l (Artt. 1541 — 1546).

Z e v e n d e t i t e l . (Artt. 1547—1617).

Huur en verhuur.

1. Eene huurovereenkomst doet slechts persoonlijke verbintenissen

In document Vv"v,Tt î • (pagina 112-119)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN