• No results found

Hij, die met eene credietinstelling onderhandelende over het sluiten van een consignatiecontract, te kennen geeft, dat de te verbinden

In document Vv"v,Tt î • (pagina 92-112)

producten behooren tot de onverdeelde nalatenschap zijns vaders en

mitsdien aan diens gezamenlijke erven, d a t hij geen v o l m a c h t heeft om over die p r o d u c t e n t e b e s c h i k k e n , doch dit toch zal doen en d a a r m e d e zal v o o r t g a a n , zoolang de n a l a t e n s c h a p n o g niet zal zijn o-escheiden en gedeeld, in elk geval zoolang zijne m e d e è r f g e n a m e n h e m de vrije beschikking over de p r o d u c t e n zullen laten, geeft d a a r -d o o r tevens te kennen, -dat hij h a n -d e l t en zal han-delen als n e g o t i o r u m g e s t o r der gezamenlijke erfgenamen.

E r blijkt tevens uit, dat hij de overeenkomst, waarbij de p r o d u c t e n w o r d e n verbonden, heeft gesloten voor en n a m e n s die gezamenlijke erfgenamen, waaruit volgt, dat hij in privé aan die o v e r e e n k o m s t

g-eene actie k a n o n t k e n e n .

RvJ. Makassar 7 April 1897. W . 1812.

2 . H e m die zijne vordering g r o n d t op z a a k w a a r n e m i n g zonder last, terwijl hij terzake h a d k u n n e n ageeren uit lastgeving, m o e t zoodanige v o r d e r i n g w o r d e n ontzegd.

RvJ. Makassar 8 Juni 1898. W .

1843-3 . Geen z a a k w a a r n e m i n g buiten last bestaat, w a a r die w a a r n e m i n g oeschiedt teoen den uitdrukkelijk, aan den w a a r n e m e r k e n b a a r g e m a a k t e n wil van den tot die wilsuiting b e v o e g d e n eigenaar, den d o -m i n u s negotii.

RvJ. Makassar 8 Juni 1898. W . 1843.

4 . H e t g e e n k r a c h t e n s het rooireglement van P a s o e r o e a n aan den r o o i m e e s t e r is betaald, kan niet w o r d e n t e r u g g e v o r d e r d als onver-schuldigd betaald, op g r o n d dat dit r e g l e m e n t in strijd zou zijn m e t artikel 58 R . R . en artikel 570 B . W .

Residentierechier Bangil n Oct. 1898. T . 71, biz. 404.

5. E e n fiscale wet is s t r i c t a e i n t e r p r e t a t i o n i s . Bij twijfel m o e t e n h a r e bepalingen worden uitgelegd ten nadeele van den fiscus.

W a a r alleen tin is belast met uitvoerrecht, kan van tinerts geen uitvoerrecht worden g e h e v e n en moet, h e t g e e n d a a r v o o r is betaald, als onverschuldigd worden t e r u g g e g e v e n .

RvJ. Batavia 16 Febr. 1900. T . 74, biz. 118. Bekr. H Ü H o f 6 Sept. 1900. T. 75, biz. 261.

W . 1951.

H e t Hof overwoog, dat wèl bij invoerrechten, doch niet bij uitvoer-r e c h t e n doouitvoer-r de wet ondeuitvoer-rscheid w o uitvoer-r d t g e m a a k t tusschen g e n u s en s p e c i e s der aan die rechten o n d e r h e v i g e g o e d e r e n ; d a t de meening, d a t artikel 2 der Tariefwet (Stblad 1886 n°. 107) o n d e r h e t woord t i n ook zou verstaan tin in mechanisch v e r m e n g d e n of in chemisch g e b o n d e n toestand, noch steun vindt in den maatstaf, w a a r n a a r , volgens

ó

82 Burgerlijk W e t b o e k , D e r d e boek ( A r t t . 1 3 5 2 — 1 3 8 0 ) . h e t tarief van 1886, evenals naar d a t van 1872 (Stblad 1873 n°. 35), van tin u i t v o e r r e c h t werd geheven, — namelijk n a a r het gewicht, — noch in de o m s t a n d i g h e i d , dat, tijdens de invoering van het tarief, de uitvoer van tinerts niet plaats vond en nooit plaats g e v o n d e n h a d en h e t de bedoeling van den w e t g e v e r van 1886 derhalve alléén w a s om te belasten den uitvoer van tin en niet van tin in mechanisch v e r m e n g d e n of in chemisch g e b o n d e n t o e s t a n d , zooals d a t v o o r k o m t in tinerts, d a t ook niet is een soort van tin.

6 . D e appellant, die o n d e r overlegging van een, door h e m en d e W e e s k a m e r te S o e r a b a i a voor eene schriftelijke v o l m a c h t van zekeren gewezen pupil dier K a m e r aangezien stuk, van dit College r e k e n i n g en v e r a n t w o o r d i n g g e v r a a g d en d a a r n a de aan dezen pupil als saldo t o e k o m e n d e gelden o n t v a n g e n heeft, k a n niet gezegd w o r d e n t e h e b b e n g e h a n d e l d als l a s t h e b b e r van den pupil, als de v o l m a c h t blijkt valsch te zijn en evenmin als l a s t h e b b e r van een d e r d e . E v e n m i n kan, w a a r hij h e t door h e m o n t v a n g e n geld niet afdroeg aan den pupil, m a a r aan een d e r d e , s p r a k e zijn van n e g o t i o r u m g e s t i o ten b e h o e v e van den pupil 'of van dien d e r d e .

Ook kan geen b e r o e p w o r d e n g e d a a n op artikel 1363 t w e e d e lid B.W., d a a r appellant aan dien d e r d e het o n t v a n g e n geld niet heeft geschonken, m a a r , zooals hijzelf heeft beweerd, heeft afgedragen volgens de instructiën van zijn lastgever.

A p p e l l a n t , die derhalve niet in eenige hoedanigheid, m a a r o n b e -voegdelijk h e t saldo van de W e e s k a m e r heeft ontvangen, is g e h o u d e n het, als onverschuldigd aan h e m uitbetaald, t e r u g te geven.

HGHof 6 Augs. 1903. T. 81, bU. 200.

7. O m te k u n n e n slagen m e t h a r e c o n d i c t i o i n d e b i t i , h a d a p -pellante moeten bewijzen: i°. eene b e t a l i n g ; 2D. h e t niet verschuldigd zijn van het betaalde, waarbij het woord „ b e t a l e n " kan worden o p g e v a t in den ruimeren zin van h e t voldoen eener v e r m o g e n s r e c h t e -lijke verplichting.

W a a r appellante m e e n d e slechts g e h o u d e n t e zijn t o t h e t bewijs, d a t geen rechtsband tusschen h a a r en g e ï n t i m e e r d e bestond, zag zij h e t eerste dier vereischten over het hoofd.

H G H o f 26 April 1906. T. 86, blz. 504. W . 2238.

8. E l k e k r e n k i n g van het eigendomsrecht is een o n r e c h t m a t i g e d a a d en doet schade onderstellen.

RvJ. Makasser 16 Maart 1898. W . 1831.

9. Rechthebbenden op een onverdeelden boedel, gezamenlijk ageerende ter zake van aan den boedel toegebrachte schade, behoeven niet te stellen, hoe groot het aandeel is van elk hunner.

RvJ. Makasser 16 Maart 1898. W . 1831.

10. Waar geen nadeel is geleden, kan ook geen sprake zijn van eenige vergoeding, tenzij de wet het tegendeel bepaalt.

RvJ. Batavia 29 April 1898. W . 1819.

11. Indien drie personen bij hetzelfde gewijsde zijn schuldig verklaard, twee aan valschheid in een geschrift van koophandel en de derde aan medeplichtigheid daaraan, door het middel daartoe te verschaffen, wetende, dat dit tot het plegen van het misdrijf moest dienen, moeten de handelingen van allen worden beschouwd als een ondeelbaar geheel en is bepaaldelijk de daad van den medeplichtige aan te merken als de oorzaak van de door het misdrijf toegebrachte schade.

H G H o f 26 Mei 1898. T. 70, blz. 374. W . 1824.

12. De schadevergoeding, waarop aanspraak kan worden gemaakt wegens de betaling van een valsche chèque, bepaalt zich tot de uit-betaalde som. Kosten gemaakt of nog te maken om die som terug te krijgen, kunnen niet op de delinquenten worden verhaald dan voorzoover die kosten veroorzaakt zijn door het schadeproces.

H G H o f 26 Mei 1898. T. 70, blz, 374. W . 1824.

13. De ontvangst der opbrengst van een executorialen verkoop, waarvan beweerd wordt, dat hij heeft plaats gehad, zonder opvolging der wettelijke formaliteiten, kan niet worden beschouwd als een onrechtmatige daad, indien daardoor de prijs der verkochte goederen zou zijn gedrukt, maar alleen dan, indien de executant het recht had gemist de geëxecuteerde goederen uit te winnen.

H G H o f i s Sept. 1898. T. 71, blz. 245. W . 1839.

14. Een onrechtmatig gelegd beslag doet schade veronderstellen.

RvJ. Soerabaia 23 Nov. 1898. W . 1861.

15. Het dooden zonder noodzaak op eigen erf van eens anders hond is, als strafbaar gesteld bij art. 5 n°. 9 van het Algemeen politie-reglement voor Europeanen, eene onrechtmatige daad, welke ver-plicht tot schadevergoeding aan den eigenaar van den gedooden hond.

RvJ. Batavia 2 Dec. 1898. T. 72, blz. 22. Met Naschrift van Mr. J. Duparc. \V. 1854.

16. Verzet tegen eene executie, als deze belemmerende, levert schade op.

RvJ. Semarang 10 Januari 1899. W . 1866.

m

84 Burgerlijk Wetboek, Derde boek (Artt. 1352 —1380).

17. Waar een beslag onder alle omstandigheden den eigenaar in de vrije beschikking over zijn eigendom belemmert en hem op den duur schade kan berokkenen, wordt, voor de ontvankelijkheid van een eisch tot vergoeding der schade, niet gevorderd, dat uitdrukkelijk gesteld wordt, dat door het beslag schade is geleden. De nadere aanduiding en het bewijs der geleden schade maken het onderwerp uit van de later te voeren vereffeningsprocedure.

H G H o f 23 Maart 1899. T . 72, blz. 240. W . 1867.

18. Op grond van artikel 1365 B.W. kan van den ambtenaar, die op eigen verantwoordelijkheid eenige onrechtmatige daad, in zijne betrekking als zoodanig, heeft verricht, de vergoeding der daardoor toegebrachte schade gevorderd worden.

RvJ. Makasser 21 Juni 1899. W . 1891.

19. Bij de interpretatie van artikel 1365 B.W., valt, in verband met artikel 1366 ibid., de nadruk op het woord s c h u l d , waarbij het onverschillig is door wien de daad is verricht, als van die ver-richting een ander de verantwoordelijkheid draagt, wijl zij, zonder zijn onrechtmatig toedoen, niet zou hebben plaats gehad.

H G H o f 6 Juli 1899. T . 73, blz. 40. W . 1883.

2 0 . Uit de verklaring dat een beslag, als gelegd in strijd met de wet, onrechtmatig is, volgt niet altijd, dat de geëxecuteerde daardoor schade heeft geleden.

RvJ. Soerabaia 25 Oct 1899. T . 73, blz. 483.

21. Eene wettige handeling — het op de bij de wet voorgeschreven wijze ten uitvoer leggen van een verkregen vonnis, tengevolge waar-van een succombeerende partij in gijzeling is gesteld — kan niet worden genoemd het uitoefenen van dwang of geweld, doch is slechts het doen gelden van, het uitvoering geven aan een verkregen recht.

HGHof. 22 Febr. 1900. T . 74, blz. 238.

2 2 . In het algemeen moet worden aangenomen, dat door een beslag schade wordt berokkend, zoodat eene op onrechtmatigheid van een beslag steunende vordering toegewezen moet worden.

RvJ. Batavia 30 Maart 1900. T . 74, blz. 310. W . 1924

2 3 . De wet heeft de verplichting tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad afhankelijk gesteld van de directe schuld van den dader of diens ondergeschikte, d. i. van een rechtstreeksche handeling dan wel nalatigheid hunnerzijds.

Eene toevallige daad, niet het rechtstreeksch gevolg van 'eenige handeling of nalatigheid, schept dergelijke verplichting niet.

RvJ. Soerabaia 26 Sept. 1900. W . 1967.

2 4 . Aangezien niet bewezen is, dat de slechte kwaliteit van het door eene partij aan theeondernemingen geleverde theezaad aan hare schuld of laakbare nalatigheid is te wijten, is zij ter zake niet tot schade-vergoeding gehouden.

HGHof 20 Dec. 1900. T. 76, biz. 38. Vgl. T . 74, biz. 513. W . 1959, i 96°

-25. Eene onrechtmatig gelegd beslag is een onrechtmatige daad ; aan zoodanige daad wordt steeds geacht schade te zijn verbonden voor hem, ten wiens laste zij wordt gepleegd.

RvJ. Semarang 6 Maart 1901. W .

i97°-2 6 . Hoewel, op grond van artikel 570 B.W., aan den eigenaar van een huis zeer zeker op zichzelf niet het recht kan worden ontzegd de pannen daarvan te doen afnemen, zoo heeft hij zich, op grond van datzelfde artikel, in acht te nemen, dat daardoor aan de rechten van anderen geen hinder worde toegebracht, onder welke rechten ook die moeten worden begrepen, uitgeoefend door hem, die in dat huis woont, daarin eene winkelnering drijft en daarin goederen bezit, m.a.w. bezitter dan wel houder van dat huis en eigenaar van de zich daarin bevindende goederen is, of wel als zoodanig is aan te merken.

Eene uitoefening van het eigendomsrecht, waardoor aan laatst-genoemde hinder wordt toegebracht, moet in ons wetsysteem als een onrechtmatige daad worden aangemerkt.

RvJ. Batavia 29 Maart 1901. W .

1973-27. De actie uit onrechtmatige daad komt, ingevolge de wet, toe aan ieder, die door eens anders onrechtmatige daad schade heeft geleden en dit zonder eenige restrictie, zoodat dan ook geen het minste directe verband bestaat tusschen de onderwerpelijk ingestelde actie tot vergoeding der schade, geleden door onrechtmatige inbeslag-neming en verkoop zijner goederen en het in artikel 460 Rv. aan hem, die beweert eigenaar te zijn, toegekende recht van verzet tegen den verkoop van zijne ten onrechte in beslag genomen goederen.

RvJ. Batavia s April 1901. W . I972

-28. Elke afwijking door eene naamlooze vennootschap van hare goedgekeurde statuten is in strijd met de rechtsorde endus onrechtmatig.

RvJ. Batavia 9 Augs. 190t. W . 2001.

v'gl. H G H o f 9 Oct. 1902. W . 2050.

86 Burgerlijk Wetboek, Derde boek (Artt. 1352—1380).

2 9 . Een onrechtmatig gelegd beslag onder derden, waardoor degeen, ten wiens laste het gelegd is, de beschikking over hem verschuldigde gelden mist, levert een onrechtmatige daad op, welke tot schade-vergoeding verplicht.

RvJ. Batavia 16 Augs. 1901. \V. 1999.

3 0 . In artikel 1365 B.W. wordt geen onderscheid gemaakt omtrent de persoon, door wie de onrechtmatige daad wordt gepleegd, zoodat het voor de toepassing van dat artikel onverschillig is of de onrecht-matige daad is uitgegaan van een privaat persoon dan wel van een ambtenaar in de uitoefening zijner bediening.

RvJ. Soerabaia 14 Augs. 1901. W . 2033.

31. Voor de ontvankelijkheid eener vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad behoort gesteld te worden, dat in strijd met eenig recht van den eischer is gehandeld, eenig recht van dezen is gekrenkt.

H G H o f 12 Dec. 1901. T . 78, biz. 405. W. 2031.

32. De meening der ambtenaren, belast met de overschrijving van onroerende goederen, dat overschrijvingsrecht verschuldigd is, recht-vaardigt hunne weigering om hun ministerie te verleenen, zoolang die belasting niet is voldaan.

Die weigering levert dus niet op een onrechtmatige daad.

RvJ. Soerabaia 22 Mei 1901. W. 1986. Bekr. HGHof 14 Augs. 1902. T. 79, bl. 328. W . 2046.

33. De vordering tot schadevergoeding wegens nietigverklarina-der gijzeling, op grond van niet-inachtneming nietigverklarina-der bij de wet voor-geschreven formaliteiten, kan niet worden toegewezen over den tijd, dat de gegijzelde naliet zijne vordering tot nietigverklaring in te stellen en dus door eigen schuld gegijzeld bleef.

H G H o f 1 Mei 1902. T. 79, blz. 112. W. 2026.

34. De gegijzelde, die eerst twee jaren nadat hij is gevangen gezet, tegen de gijzeling opkomt op grond van informaliteiten, heeft den langen duur daarvan aan zichzelven te wijten en daarin bestaat aan-leiding de hem toe te kennen schadevergoeding te doen ingaan met den dag der dagvaarding en niet met dien der gevangenzetting.

RvJ. Batavia 23 Mei 1902. W . 2028.

35. De omstandigheid, dat de toegepaste gijzeling op wettige gronden was gebaseerd, doet niet af aan de verplichting tot schadevergoeding

als de gijzeling nietig is wegens h e t niet in acht nemen der v o o r g e -schreven v o r m e n .

D e schadeloosstelling kan alléén w o r d e n t o e g e k e n d v a n den d a g af, w a a r o p de gegijzelde g e t o o n d heeft geen g e n o e g e n te n e m e n m e t de tegen h e m , op onwettige wijze, ten uitvoer gelegde gijzeling, d.i.

van den d a g af, w a a r o p de d a g v a a r d i n g t o t nietigverklaring der gij-zeling is u i t g e b r a c h t tot en m e t dien, w a a r o p de gegijzelde uit de gijzeling zal zijn ontslagen.

RvJ. Batavia 4 Juli 1902. T. 79. blz. 202.

3 6 . S c h a d e v e r g o e d i n g wegens een o n r e c h t m a t i g beslag m a g zich niet v e r d e r u i t s t r e k k e n dan t o t den d a t u m , w a a r o p d a t beslag van r e c h t s w e g e is vervallen, tenzij m o c h t blijken, d a t door de schuld van h e m , ten wiens verzoeke h e t gelegd werd, de door het beslag in het leven g e r o e p e n t o e s t a n d is b e s t e n d i g d g e w o r d e n .

RvJ. Batavia 8 Aug. 1902. W . 2045.

3 7 A a n g e z i e n de eer, de g o e d e n a a m en h e t crediet van den g e -d a a g -d e niet g e s c h a a -d kunnen zijn -door h e t op zijne goe-deren geleg-d conservatoir beslag, dat weliswaar formeel o n r e c h t m a t i g was, m a a r w a a r v o o r overigens wettelijke redenen bestonden, zijn er geen t e r m e n deze factor in a a n m e r k i n g te n e m e n bij de t o e k e n n i n g van s c h a d e -vergoeding.

RvJ. Batavia 1 Mei 1903 W . 2080.

3 8 . E e n o-erechtelijk beslag, als b e l e m m e r e n d e de beschikking over.

de in b e s l a s genomen goederen, v e r o o r z a a k t in het algemeen schade.

HGHof 7 Mei 1903 T. 80, blz. 511. W . 2080.

3 9 . E e n e daad, welke in privaatrechtelijken zin niets o n r e c h t m a t i g s heeft en alleen o n r e c h t m a t i g is, o m d a t zij gepleegd werd m e t over-t r e d i n g van een publiekrechover-telijk voorschrifover-t, heefover-t nieover-t de in arover-tikel

1365 B . W . bedoelde verbintenis tengevolge.

Residentierechter Batavia 29 Augs. 1903. T. 81. blz. 347 W . a i o * Met Naschrift van Mr. Ed. H W .

N a a r aanleiding hiervan : Mr. D . W . S. Publiek recht. W. 2105.

4 0 . T e g e n weigering der R e g e e r i n g t o t afgifte van passen voor h e t vervoer van h o u t s t a a t in het algemeen de weg van rechten niet open. Indien echter die weigering blijkt te zijn geschied om voor zich t e r e s e r v e e r e n het hout, waarover de g e d a a g d e de vrije beschikking h a d

88 Burgerlijk W e t b o e k , D e r d e boek ( A r t t . 1 3 5 2 — 1 3 8 0 ) . en om d a t h o u t buiten zijn bereik te houden, is zij eene o n r e c h t -m a t i g e d a a d van eigen richting.

H G H o f 28 J a n u a r i 1904. T . 82, blz. 229. W . 2118.

4 1 . D e R e g e e r i n g , h o u t van den g e d a a g d e , h o u t c o n t r a c t a n t , op zijn stapelplaats door h a r e politie d o e n d e b e w a k e n , h a n d e l t o n r e c h t m a t i g , als zij dit doet, niet ter b e s c h e r m i n g van de persoon en de g o e d e r e n van den g e d a a g d e , doch ter b e s c h e r m i n g en h a n d h a v i n g van h a r e eigen, v e r m e e n d e , p r i v a t e belangen.

T e r bereiking van dit doel, h a d zij het bij de wet a a n g e w e z e n middel van conservatoir beslag b e h o o r e n aan te wenden.

H G H o f 28 Januari 1904. T. 82, blz. 229. W . 2120.

4 2 . E e n d a a d is alléén dan o n r e c h t m a t i g in den zin van a r t i k e l 1365 B . W . , w a n n e e r zij is v e r b o d e n door h e t stellig recht, door de wet, in de ruime beteekenis van een a l g e m e e n voorschrift, a f k o m s t i g van een m a c h t , welke bevoegd is de h a n d e l i n g t e verbieden. H e t a a n g a a n eener overeenkomst, welke de b o y c o t van een h a n d e l s h u i s beoogt, is evenmin een o n r e c h t m a t i g e d a a d als het nalaten van m a a t -regelen, teneinde te v o o r k o m e n d a t d a a r d o o r schade geleden w o r d t , een o n r e c h t m a t i g verzuim is.

RvJ. Soerabaia 18 Mei 1904. W . 2177.

4 3 . H e t besluit om a p p e l l a n t vervallen te verklaren als lid e e n e r vereeniging, g e n o m e n in strijd m e t de bepalingen van het r e g l e m e n t dier vereeniging, is o n w e t t i g en als zoodanig niet b i n d e n d en z o n d e r gevolg. Bijgevolg k a n op dit besluit geene vordering t o t s c h a d e v e r -g o e d i n -g w e -g e n s o n r e c h t m a t i -g e d a a d w o r d e n -g e -g r o n d . D i t zou eerst het geval k u n n e n zijn, indien aan dit besluit op eenigerlei wijze uit-voering ware gegeven, hetzij door d a d e n hetzij door o n t h o u d i n g van r e c h t e n .

H G H o f 18 Augs. 1904. T . 83, blz. 271. W . 2148.

4 4 . D e omstandigheid, d a t reeds te voren op zekere gelden beslag was gelegd, n e e m t niet weg, d a t door h e t nieuwe, d a a r o p gelegde beslag de g e a r r e s t e e r d e in de beschikking over die gelden werd b e -l e m m e r d en derha-lve ook d a a r d o o r het t e w e e g b r e n g e n van schade aannemelijk is.

H G H o f 8 Sept. 1904. T. 83, blz. 363. W . 2151.

4 5 . W a a r partijen door o v e r e e n k o m s t aan elkaar v e r b o n d e n zijn, m a a k t eene anti-contractueele b e h a n d e l i n g van eene der partijen, w a a r d o o r van de wederpartij het e i g e n d o m s r e c h t of eenig a n d e r recht,

afgescheiden van eiken contractueelen band, geschonden wordt, deze laatste ook gerechtigd de actie uit artikel 1365 B.W. in te stellen.

HGHof 22 Juni 1905. T. 85, blz. 178. W . 2195.

4 6 . Een onrechtmatig gelegd beslag doet uit den aard der zaak het lijden van schade door den beslagene veronderstellen.

H G H o f 20 Juli 1905. T . 85, blz. 212. W . 2195.

4 7 . Daden, welke het eigendomsrecht aantasten, geven den bena-deelde eene vordering uit onrechtmatige daad, afgescheiden van en ongezien eiken tusschen partijen bestaanden rechtsband.

H G H o f 20 Juli 1905. W. 2196.

48. Als door een onrechtmatige handeling geen op eenig geldelijk bedrao- te taxeeren schade is toegebracht, kan de rechter in zijn vonnis geene veroordeeling tot schadevergoeding uitspreken.

HGHof 27 Juli 1905. T. 85, blz. 203. W . 2198.

4 9 . Waar de wet de vergoedingsplicht oplegt voor, door eenige onrechtmatige daad veroorzaakte, schade, daar wordt geen onderscheid o-emaakt tusschen de schade, welke al dan niet rechtstreeks een o-evolg is van de daad, zoodat de dader geacht moet worden voor elk o-evolo- van zijne handeling, hetwelk schade heeft veroorzaakt, aansprakelijk te zijn, ook al waren die gevolgen niet te overzien.

RvJ. Batavia 13 Oct. 1905. W . 2211.

5 0 . Hij, die van een ander schadevergoeding vordert op grond van diens tegenover hem, gepleegde onrechtmatige handelingen, heeft feiten te stellen waaruit blijkt, hetzij dat een hem toekomend recht door dien ander is geschonden, hetzij dat die ander tegenover hem heeft,

gehandeld in strijd met zijn rechtsplicht.

RvJ. Batavia 9 Febr. 1906. W . 2226.

51. Het provoceeren van een onwettig beslag (waartoe i. c. de Landraadpresident bevel had gegeven) is eene onrechtmatige daad, welke, indien daardoor schade is veroorzaakt, hem, op wiens verzoek het bevel tot beslag is gegeven, verplicht tot vergoeding dier schade.

H G H o f 26 April 1906. T. 86, blz. 472. W . 223S.

52. Mededeelingen als de ten processe bedoelde, welke bloot op-leveren kwaadsprekerij, doch geen hoon, laster of beleediging, zijn bij de wet niet verboden en leveren dus niet op onrechtmatige daden, ook al mocht daardoor schade zijn toegebracht.

RvJ. Makasser 30 Mei 1906. W. 2248.

go Burgerlijk Wetboek, Derde boek (Artt. 1352—1380).

5 3 . Niet-nakoming door de opgezetenen van een particulier land bewesten de Tjimanoek van hunne verplichting tot het verrichten van heerendiensten lost zich op in de verplichting tot schadevergoeding.

H G H o f s Juli 190Ó. T. 87, blz. 136. W. 2250.

54. De actie van artikel 1372 j<*o T373 B.W. kan alleen opgaan ter zake van aantijgingen of beschuldigingen, welke volgens de straf-wet als laster, hoon of beleediging worden aangemerkt.

Het tegen beter weten in iemand aanklagen van een zoo ernstig feit als moedwillige verwonding, waarbij bloedstorting heeft plaats gehad, draagt een beleedigend karakter, wanneer de aangeklaagde onschuldig is.

RvJ. Batavia 19 Oct. 1906. W . 2263.

55. De opheffing van een onrechtmatig gelegd beslag maakt de eenmaal gepleegde daad niet ongedaan.

De schadevergoeding beperkt zich niet tot aan de opheffing van het beslag, doch tot aan de beteekening dier opheffing, waardoor de geëxecuteerde weder de beschikking over de in beslag genomen goe-deren erlangde.

RvJ. Semarang 12 Dec. 1906. W . 2268.

56. Het provoceeien van een onwettig beslag is een onrechtmatige daad, welke, indien daardoor schade mocht zijn teweeggebracht, hem, aan wiens schuld die schade te wijten is, — dat is in casu hij, op wiens verzoek bevel gegeven is beslag te leggen,— verplicht deze te vergoeden.

Een beslag schaadt ongetwijfeld een koopman in zijn crediet even-als het ontnemen van de beschikking over zijn goed schade teweeg-brengt.

H G H o f 13 Dec. 1906. W . 2267.

57. Eene aanrijding met eenig voertuig van een telefoonpaal — zijnde een vaststaand en permanent toestel, behoorende bij den voort-durenden toestand van den weg en dat als zoodanig behoort te worden geëerbiedigd, onverschillig waar het zich op dien weg bevindt — stelt daar eene ongeoorloofde afwijking van dien weg, welke bereden mag worden, zoodat, waar gesteld is, dat die aanrijding door gedaagde is geschied, daarmede ook gesteld is, dat gedaagde eene ongeoor-loofde handeling heeft verricht.

RvJ. Semarang 2 Januari 1907. W . 2279.

58. Hij' die, niet gerechtigd een huis geheel of gedeeltelijk af te breken of te vernielen, daartoe toch overgaat, tast de rechten van

een ander opzettelijk aan, handelt dus onrechtmatig en is daardoor, ingevolge artikel 1365 B.W., aansprakelijk voor de, als gevolg daar-van, aan wien ook toegebrachte schade.

H G H o f 10 Januari 1907. T. 88. blz. 126. W . 2275.

59. Waar onrechtmatig beslag is gelegd, waardoor schade is geleden, heeft de beslaglegger bij het opheffen van het beslag de geleden schade te vergoeden. Indien dit niet is geschied, kan degene, te wiens laste het beslag is gelegd, zijne aanspraak in rechten geldend maken, zonder verplicht te zijn om vooraf in der minne te trachten schade-vergoeding te erlangen.

H G H o f 7 Febr. 1907. T. 88, biz. 484. W . 2279.

6 0 . De opheffing van een onrechtmatig gelegd beslag maakt de eenmaal gepleegde onrechtmatige daad niet ongedaan.

RvJ. Semarang 13 M a i r t 1907. . 2283.

61. Verkoop door de Weeskamer, als curatrice over den boedel van een in staat van kennelijk onvermogen verkeerende persoon, van an-dermans goederen, met de wetenschap dat die goederen, welke zich bevonden in dien boedel, door misdrijf waren verkregen, levert op eene onrechtmatige daad, welke haar verplicht tot schadevergoeding aan den eigenaar dier goederen.

H G H o f 28 Maart 1907. T. 89, blz. 108.

6 2 . Mr. A. L. E. Gastmann. De burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor onrechtmatige handelingen van ambtenaren volgens de Neder-landsch-Indische jurisprudentie. Proeve eener studie.

T. 74, blz. 59, 383.

6 3 . Slechts de deurwaarder, en niet zijn principaal, is aansprakelijk voor het, in strijd met artikel 45 1 Rv., leggen van beslag op gereed-schappen, behoorende tot het persoonlijk bedrijf van den geëxecu-teerde.

RvJ. Semarang 2 Maart 1898 W . 1814.

6 4 . De hoofdelijke aansprakelijkheid voor de vergoeding van kosten, schaden en interessen van hen, die bij hetzelfde vonnis wegens het-zelfde misdrijf veroordeeld worden, betreft zoowel de hoofddaders als de medeplichtigen. Krachtens artikel 1280 B.W. bevrijdt de voldoening door een der veroordeelden de anderen.

HGHof 26 Mei 1S98. T. 70, blz 374- W . 1824.

6 5 . Door geïntimeerden te veroordeelen tot vergoeding der schade,

92 Burgerlijk Wetboek, Derde boek (Artt. 1352—1380).

veroorzaakt door het misdrijf, door hem gemeenschappelijk met zijne

veroorzaakt door het misdrijf, door hem gemeenschappelijk met zijne

In document Vv"v,Tt î • (pagina 92-112)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN