• No results found

Narrative Christus Victor in bevrijdingstheologisch perspectief

In document VU Research Portal (pagina 57-67)

J. Denny Weaver’s kritiek op de christologie van Nicea en Chalcedon

2.7. Narrative Christus Victor in bevrijdingstheologisch perspectief

Na de presentatie van zijn narrative Christus Victor model en zijn dogmen-histo-rische analyse en vergelijking van het model met het Anselmiaanse model van ver-zoening door genoegdoening gaat Weaver in op drie verschillende benaderingen uit de bevrijdingstheologie. In drie hoofdstukken behandelt hij achtereenvolgens

de ‘black theology’ of ‘zwarte theologie’, de feministische theologie en de ‘womanist

303 Weaver, The Nonviolent Atonement, 306. 304 Weaver, The Nonviolent Atonement, 307.

305 “Narrative Christus Victor restores to the equation the devil that Anselm removed.” Weaver, The

Nonviolent Atonement, 306.

306 Weaver, The Nonviolent Atonement, 307.

307 “If Revelation’s imagery displays the cosmic significance of that confrontation, the Gospels portray the

theology’. We zullen hier niet uitvoerig alle verschillende denkbeelden, die Weaver

naar voren brengt, bespreken en analyseren, maar zullen ons aan de hand van enkele voorbeelden buigen over de vraag, hoe Weaver deze denkbeelden inpast in zijn betoog. Deze analyse verbindt het narrative Christus Victor model met een bredere beweging van kritiek op het model van verzoening door genoegdoening. Tegelijk zullen we zien dat Weaver nieuwe inzichten meeneemt met betrekking tot de vraag wat we onder de definitie van geweld moeten scharen.

Narrative Christus Victor en de ‘zwarte theologie’

Als belangrijkste vertegenwoordiger van de ‘zwarte theologie’308 bespreekt Weaver James H. Cone, die als een van de grondleggers van deze stroming mag worden aangemerkt.309 Weaver ziet een aantal overeenkomsten tussen zijn eigen benade-ring en het werk van Cone.

Allereerst is Cone’s theologie, net als de theologie vanuit het perspectief van de vredeskerken, een theologie vanuit de marge: “[B]oth have roots in religious

traditi-ons that were marginal with respect to the supposed normative, mainstream European theological tradition.” 310 In zijn werk ‘God of the Oppressed’ laat Cone zien dat de zwarte bevolking van Amerika een eigen manier heeft van theologie bedrijven en een eigen perceptie van de Bijbel.311 Zijn theologie is aan te merken als een kritiek van onderop: “Cone’s black theology is a reconstruction of Christian theology that

emerged from the ‘underside’, the side of the oppressed, and that offers a critique of the tradition received from the dominant side.” 312 Daarin is de theologie van Cone naar de mening van Weaver vergelijkbaar met die van de vroege dopers.313

Een volgende overeenkomst tussen het werk van Cone en narrative Christus Victor betreft de kritiek op het christologisch ontwerp van Nicea en Chalcedon. 308 De ‘black theology’ of ‘zwarte theologie’ ontstond in Afro-Amerikaanse kerken in de Verenigde Staten. De beweging sloot aan bij de strijd voor gelijkberechtiging van zwarten in de Verenigde Staten door de veronderstelde superioriteit van de blanken op theologische gronden te bekritiseren. Tegelijk bekritiseerde de beweging de acceptatie van het ‘witte’ Evangelie in de Afro-Amerikaanse kerk en trachtte de beweging het zelfbewustzijn van Afro-Amerikaanse christenen te bevorderen. Vgl. Theo Witvliet, De weg van de zwarte Messias: de hermeneutische uitdaging van zwarte theologie als een

theolo-gie van bevrijding (Baarn: Ten Have, 1984).

309 “The name most often connected with the founding of the black theology movement is James H. Cone.

Cone’s development of theology grows directly out of his location in the black community and its profound difference of white society.” Weaver, The Nonviolent Atonement, 130-31; “James Cone is the major figure in the Black Theology of the USA.” Louise Kretzschmar, The Voice of Black Theology in South Africa

(Braamfontein: Ravan Press, 1986), 17. 310 Weaver, The Nonviolent Atonement, 140.

311 “God of the Oppressed is Christian theology shaped by Cone’s experience in the black church and his

knowledge of African American history. This experience in the black church is clearly a particular perspec-tive from which to read the Bible and do theology.” Weaver, The Nonviolent Atonement, 132.

312 Weaver, The Nonviolent Atonement, 140.

313 “Since Anabaptists posed a theological and religious alternative to established political authority, they

Cone’s benadering ondersteunt de these dat deze christologie contextueel is en geenszins aanspraak kan maken op universele geldigheid, aldus Weaver.314 Het is volgens Cone een christologie die geen relatie meer toont met de realiteit van de historische Jezus: “Few, if any, of the early Church Fathers grounded their

christologi-cal arguments in the concrete history of Jesus of Nazareth.” 315 Waar Weaver de chris-tologie van Nicea en Chalcedon bekritiseert omdat een expliciete verwijzing naar de geweldloosheid van Jezus ontbreekt, hekelt Cone het ontbreken van een aanzet tot het bevrijden van de onderdrukten: “What are we to make of a tradition that

investigated the meaning of Jesus’ relation to God and the divine and human natures in his person, but failed to relate these christological issues to the liberation of the slave and the poor in the society?” 316 En net als Weaver stelt Cone een benadering van

de christologie voor die gebaseerd is op het narratief van Jezus: “In my perspective,

this means that Christology must begin with an affirmation of who Jesus was in his true humanity in history, using that point as the clue to who Jesus is for us today.” 317

Net als Weaver ziet Cone de klassieke christologie dus als een abstracte christolo-gie die geen relatie meer heeft met de Jezus uit de Evangeliën en net als Weaver meent Cone dat het in die christologie ontbreekt aan het moreel appèl dat uitgaat van het narratief van Jezus.

Een derde punt van overeenstemming signaleert Weaver in de kritiek van Cone op het model van verzoening door genoegdoening. Niet alleen het christo-logisch ontwerp van Nicea en Chalcedon, maar daarmee ook de verzoeningstheo-logie van Anselmus en Abelardus wordt door Cone aangemerkt als de theoverzoeningstheo-logie van de heersende klasse.318 En net als Weaver bekritiseert Cone het ontbreken van de ethiek in de verzoeningsleer van Anselmus: “A neat rational theory but useless as

a leverage against political oppression. It dehistoricizes the work of Christ, separating it from God’s liberating act in history.” 319

Cone stelt vast dat het Evangelie dat door witte theologen werd verkondigd een boodschap was van verzoening en bevrijding als spirituele ervaring.320 Het alternatief dat Cone biedt is, net als het alternatief van Weaver, gebaseerd op het klassieke Christus Victor, zoals dat wordt ontvouwd door Aulén.321 Cone ziet 314 “Cone’s analysis from an African American perspective reveals the particularity of these formulas and

therefore challenges their claim to universality.” Weaver, The Nonviolent Atonement, 138.

315 Cone, God of the Oppressed, 107. 316 Cone, God of the Oppressed, 104. 317 Cone, God of the Oppressed, 108. 318 Weaver, The Nonviolent Atonement, 138. 319 Cone, God of the Oppressed, 212.

320 “White preaching and white theology defined Jesus as a ‘spiritual Savior’ who delivered people ‘from

sin and guilt’, with salvation largely as a spiritual matter and separated from the concrete realities of the world.” Weaver, The Nonviolent Atonement, 133.

321 “Cone’s reconstruction of an atonement motif anchored in the concrete reality of history builds on

Christus Victor, the classical theory given renewed visibility by Gustaf Aulén.” Weaver, The Nonviolent Atonement, 137.

hierin voldoende aanknopingspunten voor een verzoeningsmodel dat verzoening ook daadwerkelijk als bevrijding uitlegt.322 En evenals Weaver legt hij daarbij de nadruk op de opstanding als overwinning op de kwade machten: “Because Christ

has been raised from the dead, we know that the decisive victory has been won. We have been redeemed, that is, set free from the powers of slavery and death. This is the objective side of the biblical view of reconciliation.” 323

Voor Weaver brengt de analyse van Cone niet alleen veel overeenkomsten met narrative Christus Victor aan het licht, het biedt tevens een belangrijke aanvul-ling op zijn eigen kritiek op het model van verzoening door genoegdoening. De ‘zwarte theologie’ maakt inzichtelijk, dat het geweld dat wordt gelegitimeerd door het model van verzoening door genoegdoening, veelomvattender is dan het fy-sieke geweld waar in de doperse vredestheologie altijd de nadruk op heeft gelegen:

“Black theology points out that the atonement and christological formulas of Chris-tendom’s tradition accomodate not only violence of the sword but also slavery and the systemic violence of racism.” 324

Daarmee verdiept de analyse van het werk van Cone de visie op de kwade machten. Cone maakt daarbij inzichtelijk dat de klassieke christologie en de tra-ditionele verzoeningsleer het theologisch perspectief van de machthebbers verte-genwoordigen en toont hoe de machthebbers die theologie kunnen gebruiken om geweld te legitimeren.

Narrative Christus Victor en de feministische theologie

Waar Weaver bij zijn uiteenzetting van de zwarte theologie voornamelijk ingaat op de parallellen met zijn eigen narrative Christus Victor model, vindt hij in de feministische theologie nadrukkelijker een aantal aanvullende perspectieven. Te-gelijk is hij kritischer waar hij meent dat deze benadering afwijkt van zijn eigen benadering. We zullen hier ingaan op Weaver’s behandeling van een aantal stem-men uit de feministische theologie om zichtbaar te maken hoe Weaver die inzich-ten gebruikt om zijn eigen betoog te ondersteunen.

Allereerst behandelt hij Rosemary Radford Ruether, omwille van de aandacht die zij vestigt op het patriarchale karakter van wat Weaver identificeert als de christologie van Nicea en Chalcedon.325 Ruether benadrukt de rol van Jezus als 322 “But if the classical theory is radicalized politically, then liberation and reconciliation can once again

be grounded in history and related to God’s fight against the powers of enslavement.” Cone, God of the Op-pressed, 212.

323 Cone, God of the Oppressed, 213. 324 Weaver, The Nonviolent Atonement, 150.

325 “This Christology described by Ruether, which developed as the church became the imperial religion of

the Roman Empire, is the previously encountered Nicene-Chalcedonian Christology that has been accorded supposedly general or universal status in the Christendom tradition.” Weaver, The Nonviolent Atonement,

153. Ruether zelf verwijst niet expliciet naar de concilies van Nicea en Chalcedon. Zij gaat in haar beschrijvingen in het bijzonder in op het in haar ogen patriarchale karakter van de christologie, zoals

bevrijder uit onderdrukkende patriarchale structuren, aldus Weaver. Zoals in de theologie van Cone speelt ook hier het identificeren van machtsstructuren een belangrijke rol.

Weaver gaat uitvoerig in op de overeenkomsten die hij ziet tussen Ruether’s denkbeelden en narrative Christus Victor. Hij ziet duidelijke parallellen tussen haar ideeën over het kruis en narrative Christus Victor: “Ruether’s conclusions

about atonement images and unjust suffering find a ready echo in narrative Christus Victor.” 326 En net zoals hijzelf benadrukt Ruether dat de dood van Jezus niet het doel was van zijn missie.327

De bekendste feministische kritiek op de traditionele verzoeningsmodellen is

volgens Weaver afkomstig van Joanne Carlson Brown en Rebecca Parker.328 Zij spreken in hun analyse van het model van verzoening door genoegdoening van ‘goddelijk kindermisbruik’: “Divine child abuse is paraded as salvific and the child

who suffers ‘without even raising a voice’ is lauded as the hope of the world.” 329 Op grond van het voorbeeld van de lijdende Christus worden vrouwen aangemoedigd om onderdrukking en misbruik te accepteren als een vorm van lijden dat uitein-delijk heel maakt, zo luidt de kritiek.330 Brown en Parker stellen dat dit beeld van God die zijn eigen kind mishandelt in alle drie de traditionele verzoeningsmodel-len aanwezig is.331 Het beeld van goddelijke kindermishandeling wordt eveneens gebruikt door Julie M. Hopkins332 en Rita Nakashima Brock.333 Weaver neemt het beeld van goddelijk kindermishandeling over als een beeld dat aansluit bij zijn eigen kritiek: “While feminists offered differing alternatives, this survey revealed

significant agreement on problems posed by traditional atonement imagery: because

die zich in de eerste vijf eeuwen van het christendom heeft ontwikkeld. Ruether, Sexism and God-talk, 122-26; Rosemary Radford Ruether, Introducing Redemption in Christian Feminism, Introductions in feminist theology, (Sheffield: Sheffield Academic Press, 1998), 81-94.

326 Weaver, The Nonviolent Atonement, 155.

327 “Thus Ruether concludes that ‘Jesus did not ‘come to suffer and die.’ Rather Jesus conceived of his

mission as one of ‘good news to the poor, the liberation of the captive’ […]’ That mission was not focussed on Jesus’ death. While he realized that his mission would likely result in his death.” Weaver, The Nonviolent Atonement, 154.

328 Joanne Carlson Brown and Rebecca Parker, “For God so loved the World?,” in Christianity,

Patriarchy and Abuse: a Feminist Critique, ed. Joanne Carlson Brown and Carole R. Bohn (New York:

The Pilgrim Press, 1990), 1-30.

329 Brown and Parker, “For God so loved the World?,” 2.

330 “Those whose lives have been shaped by the Christian tradition feel that self-sacrifice and obedience

are not only virtues but the definition of a faithful identity.” Brown and Parker, “For God so loved the

World?,” 2; “The image of God the father demanding and carrying out the suffering and death of his own

son has sustained a culture of abuse and has led to the abandonment of victims of abuse and oppression.”

Brown and Parker, “For God so loved the World?,” 7. 331 Weaver, The Nonviolent Atonement, 156.

332 “The image of abuse in satisfaction atonement that offended Brown and Parker is also offensive to

Julie M. Hopkins.” Weaver, The Nonviolent Atonement, 162.

333 “Brock follows Brown and Parker in suggesting that traditional satisfaction atonement poses a model

salvation of sinners depends on the Son’s willing submission to

violence willed or needed by the father it poses an image of divine child abuse.” 334

Bij Brock vindt Weaver tevens ondersteuning voor zijn stelling dat in het model van verzoening door genoegdoening de verzoening een abstract karakter houdt en geen consequenties heeft voor het moreel handelen: “Brock believes that

satisfaction atonement separates salvation from ethics – the sinner is saved, that is, has his or her penalty paid, but this legal transaction says nothing about the consequent saved life.” 335

Een andere parallel die Weaver ziet tussen zijn narrative Christus Victor mo-del en de kritiek vanuit de feministische theologie, is de kritiek op de voorstelling van het model van verzoening door genoegdoening dat lijden en geweld verlos-sing brengen. Evenzeer vindt zijn stellingname, dat lijden en dood niet het doel waren van Jezus’ missie, weerklank, niet alleen bij Ruether, maar ook bij bijvoor-beeld Cynthia Crysdale,336 aldus Weaver.337

Bij alle parallellen die Weaver signaleert tussen de kritiek vanuit de feminis-tische theologie en zijn eigen narrative Christus Victor model, blijft hij kritisch ten aanzien van de perspectieven van de verschillende feministisch theologen die hij bespreekt. Het ontbreekt bij een aantal van de door hem besproken theologen aan een duidelijke visie op de opstanding.338 Daarmee ontbreekt het deze benade-ringen aan een kritisch alternatief.

Narrative Christus Victor en de ‘womanist theology’

Het derde perspectief dat Weaver behandelt, de ‘womanist theology’, biedt op-nieuw aanvullende perspectieven voor Weaver. De ‘womanist theology’ gaat uit van het perspectief van Afro-Amerikaanse vrouwen, en vormt zo een aanvulling op zowel de inzichten van de ‘zwarte theologie’, als op de inzichten van de feminis-tische theologie. Weaver merkt deze benadering ook aan als een correctie op de feministische theologie, omdat die te zeer het perpectief van blanke vrouwen zou vertegenwoordigen: “Stated succinctly, womanist theology emerged as a challenge to

white feminists, whose presumption to speak for all women ignored the different ex-periences of black and white women, and as a challenge to male dominance of early black theology, all the while making poverty (and other kinds of domination) an

in-334 Weaver, The Nonviolent Atonement, 189. 335 Weaver, The Nonviolent Atonement, 170.

336 Cynthia S.W. Crysdale, Embracing Travail: Retrieving the Cross Today (New York: Continuum, 1999).

337 “A particularly important agreement concerns the point that the suffering and death of Jesus were not

the focus and goal of Jesus’ mission, but rather the consequence of faithfully carrying out his life as incarna-tion of God.” Weaver, The Nonviolent Atonement, 189.

338 “Narrative Christus Victor has a more profound view of resurrection than does Hopkins or Brown

and Parker.” Weaver, The Nonviolent Atonement, 166. “A different element of disagreement with Heyward appears in conjunction with the observation that her restructuring of the Jesus story omits almost completely the resurrection of Jesus.” Weaver, The Nonviolent Atonement, 184.

tegral part of the theological agenda.” 339 Daarmee kantelt het perspectief in die zin dat de feministische theologie plots de positie van de machthebber vertegenwoor-digt.

Opnieuw signaleert Weaver diverse overeenkomsten tussen de benaderingen van de auteurs die hij behandelt en zijn eigen narrative Christus Victor model: “A

number of issues give narrative Christus Victor a great deal of affinity for womanist discussions of atonement, Christology and theodicy.” 340

Delores S. Williams341 is voor Weaver de belangrijkste vertegenwoordiger van deze benadering. Zij bekritiseert de Anselmiaanse verzoeningsleer, omdat Jezus in die benadering door zijn plaatsvervangend lijden en sterven als “the ultimate

sur-rogate figure” wordt neergezet.342 Daarmee zou Jezus als rolmodel juist het accepte-ren van machtsongelijkheid voorleven. De term “surrogate figure” verwijst naar de wijze waarop zwarte vrouwen werden uitgebuit door zowel mannen, als vrouwen – waarbij seksuele uitbuiting een belangrijk element is.343

Tegenover dit idee van passief ondergaan van geweld in het model van ver-zoening door genoegdoening wordt een geheel andere interpretatie geplaatst: “In

womanist understanding, Jesus does not passively submit to unjust suffering. On the contrary, he actively confronts it in a life-affirming and life-giving ministry.” 344 Voor Weaver is dit een duidelijke parallel met narrative Christus Victor: “Narrative

Christus Victor is an atonement motif that turns passive victims into responsible actors in the history of salvation.” 345

Een andere belangrijke overeenkomst is dat in de ‘womanist theology’ net als bij narrative Christus Victor niet God, maar de kwade machten verantwoordelijk worden gehouden voor de dood van Jezus.346

Tot slot vindt Weaver ook hier parallellen met zijn eigen kritiek op het chris-tologisch ontwerp van Nicea en Chalcedon. Hij haalt in dit kader Kelly Brown Douglas aan, die benadrukt dat in deze christologie de betekenis van Jezus’ leven en leer en van zijn optreden onvoldoende worden belicht,347 een parallel die hij ook aanhaalde bij Cone.

339 Weaver, The Nonviolent Atonement, 192. 340 Weaver, The Nonviolent Atonement, 212.

341 Delores S. Williams, Sisters in the Wilderness: The Challenge of Womanist God-talk (Maryknoll: Orbis Books, 1993).

342 Weaver, The Nonviolent Atonement, 198. 343 Weaver, The Nonviolent Atonement, 195. 344 Weaver, The Nonviolent Atonement, 212. 345 Weaver, The Nonviolent Atonement, 213. 346 Weaver, The Nonviolent Atonement, 214.

347 “[I]t diminishes the significance of Jesus’ actions on earth. His ministry is virtually ignored. […] what

took place between Jesus’ birth and resurrection – the bulk of the reports of Jesus – is unrelated to what it means for Jesus to be the Christ.” Kelly Brown Douglas, The Black Christ, The Bishop Henry McNeal

De toegevoegde waarde van de bevrijdingstheologie

De behandeling van de genoemde bevrijdingstheologische perspectieven is om verschillende redenen relevant voor Weaver’s werk. Allereerst vindt hij er een be-vestiging van zijn eigen kritiek op het model van verzoening door genoegdoening. In alle drie perspectieven wordt gesteld dat deze benadering de onderdrukkende mechanismen van racisme, seksisme, armoede en geweld tegen kwetsbare groepen in de samenleving heeft gelegitimeerd. Het geeft daarmee voor Weaver een nadere invulling aan het geweld dat wordt gelegitimeerd door de traditionele

In document VU Research Portal (pagina 57-67)