• No results found

De omgang met de duivel bij de kerkvaders

In document VU Research Portal (pagina 98-105)

J. Denny Weaver’s kritiek op de christologie van Nicea en Chalcedon

3. Het Christus Victor model

3.7. De omgang met de duivel bij de kerkvaders

Aulén onderscheidt in zijn beschrijving van de wijze waarop God de duivel overwint volgens diverse kerkvaders521 drie verschillende beelden of motieven: het beeld van Christus als losprijs, het beeld van misleiding en het beeld van de duivel die zijn bevoegdheden te buiten gaat. Hij illustreert dit aan de hand van onder meer Origenes (ca.184-253 n.Chr.), Johannes Chrysostomos (345-407 n.Chr.), Augustinus (354-430 n.Chr.), en in het bijzonder Gregorius van Nyssa (335-394 n.Chr.). De uitvoerige verbeelding van de wijze waarop God de duivel overwint, dient er volgens Aulén toe om te laten zien dat God in alle opzichten juist handelde. Gods rechtvaardigheid manifesteert zich, in de context van de verzoening, in het bijzonder in de wijze waarop hij omgaat met de duivel.522 Wat er in de beschrijvingen aan de orde is, is dus uiteindelijk het Godsbeeld.523

the Church, (Wilmington: M. Glazier, 1983), 19.

518 A. Van de Beek, “Onward Christian soldiers! Christians in the Army,” Acta Theologica 26, no. 1 (2006): 170.

519 George Kalantzis, Caesar and the Lamb: Early Christian Attitudes on War and Military Service (Eugene: Cascade Books, 2012).

520 Kalantzis, Caesar and the Lamb, 7.

521 “The Fathers are by no means all of one mind on the subject of Christ’s dealings with Satan.” Aulén,

Christus Victor, 48.

522 Ook Irenaeus benadrukt dat God rechtvaardig is in zijn omgang met de duivel: “And justly

indeed is he led captive, who had led men unjustly into bondage.” Irenaeus, “Against Heresies,” 550

(V.21,3).

523 Aulén merkt eveneens het Godsbeeld aan als het belangrijkste punt in de analyse van de ver-schillende verzoeningsmodellen: “This brings us to the last point which is the most fundamental of all: the

De wijze waarop God omgaat met de duivel is echter niet alleen een te-rugkerend thema bij de kerkvaders. De uitvoerige beschrijvingen van de wijze waarop God de duivel verslaat zijn tevens een belangrijke reden geweest waar-om de benadering van de verzoening door de kerkvaders lange tijd terzijde is geschoven.524

Dat de kerkvaders in toenemende mate aandacht gingen besteden aan de duivel moeten we volgens J.B. Russell toeschrijven aan de toenemende chaos die samen-hing met het uiteenvallen van het Romeinse Rijk.525 Aulén op zijn beurt wijst een aantal onderliggende motieven aan om een verklaring te geven voor de uitgebrei-de wijze waarop uitgebrei-de kerkvauitgebrei-ders uitgebrei-de omgang van God met uitgebrei-de duivel beschrijven. Allereerst hechten de kerkvaders er groot belang aan aan te tonen dat God de duivel niet middels geweld of dwang overwint. God maakt zelf deel uit van het drama526 en geeft zichzelf om de mens te bevrijden: “He overcomes evil, not by

an almighty fiat, but by putting in something of His own, through a Divine self-oblation.” 527

Ten tweede is het, zoals reeds opgemerkt, essentieel voor de kerkvaders om aan te tonen dat God op rechtmatige wijze de duivel heeft overwonnen. Aulén benadrukt dat het schijnbaar juridische taalgebruik van de kerkvaders een ge-heel andere bedoeling heeft dan in het Latijnse verzoeningsmodel: “[I]n the

Fa-thers the essential idea which the legal language is intended to express is that God’s dealings even with the powers of evil have the character of fair play.” 528 We hebben eerder gezien dat Aulén eenzelfde benadering van ‘fair play’ toeschrijft aan Ire-naeus.

Ten derde benadrukt Aulén nogmaals dat wanneer aan de duivel bepaalde rechten worden toegekend, dit het geval is omdat God de mens in de handen van de duivel overgeeft als straf voor de zonde van de mens.529 De rechten van de dui-vel zijn dus in feite beperkt en de duidui-vel heeft geen rechten buiten Gods wil om. Dat maakt de duivel tot een instrument van de goddelijke wil.

Tot slot is de gedachte die alle benaderingen steeds naar voren willen brengen, dat de machten van het kwaad eigenlijk ‘boven hun macht’ grijpen wanneer ze 524 “No other aspect of the teaching of the Fathers on the subject of Redemption has provoked such

criti-cism as their treatment of the dealings of Christ with the devil; primarily on this ground their teaching has been commonly regarded as unworthy of serious consideration.” Aulén, Christus Victor, 47.

525 Jeffrey Burton Russell, The Prince of Darkness: Radical Evil and the Power of Good in History (Ithaca: Cornell University Press, 1988), 82.

526 “However crude the form, the endeavour is to show that God does not stand, as it were, outside the

drama that is being played out, but Himself partakes in it, and attains His purpose by internal, not by external means.” Aulén, Christus Victor, 53.

527 Aulén, Christus Victor, 53. 528 Aulén, Christus Victor, 54.

529 “[I]t asserts fundamentally, the responsibility of man for his sin, and that the judgment which rests on

het conflict met God aangaan.530 Ze zijn aan God ondergeschikt en dienstbaar aan hem.

Aulén gaat zelf niet in detail op de beschrijvingen van de kerkvaders in. Wij zullen hier wel nader ingaan op de wijze waarop God volgens de kerkvaders de duivel overwint, met de vraag wat deze teksten vertellen over het Godsbeeld dat er uit naar voren komt. Bijzondere aandacht heeft daarbij de vraag of God inder-daad op geweldloze wijze de duivel overwint.

Gods goedheid als grondslag van de verzoening

Een van de meest uitvoerige beschrijvingen van de omgang van God met de dui-vel vinden we bij een van de Cappadocische Vaders, Gregorius van Nyssa (ca.335-394 n.Chr.). Niet alleen geeft Gregorius van Nyssa een uitvoerige verhandeling over de wijze waarop God de duivel heeft overwonnen. Hij betoogt eveneens waarom het passend is dat God dat op deze wijze, middels de incarnatie, heeft gedaan. De incarnatie en de verzoening zijn volgens Gregorius van Nyssa een blijk van Gods goedheid, die zich manifesteert in zijn besluit om de mens te red-den uit de macht van de duivel: “His goodness is caught sight in His election to save

lost man.” 531 Gods goedheid wordt door Nyssa niet heel uitvoerig belicht, maar

is wel essentieel: er is geen externe noodzaak die God er toe dwingt om de mens te bevrijden uit de macht van de duivel. Gods beslissing komt voort uit wie hij in diepste wezen is.532

Het losprijsmotief volgens Gregorius van Nyssa

Allereerst geeft Gregorius van Nyssa een uitgebreide uiteenzetting over het los-prijsmotief. Het losprijsmotief houdt in dat de duivel de zielen van de mensheid gevangen houdt en dat God Christus aanbiedt als losprijs, om de mensen vrij te kopen uit de macht van de duivel. Dit beeld grijpt terug op Marcus 10,45: “…

want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.” Bij de kerkvaders komen we dit beeld

behalve bij Gregorius van Nyssa onder meer tegen bij Origenes, aldus Aulén.533

530 “Yet behind all the seemingly fantastic speculations lies the thought that the power of evil ultimately

overreaches itself when it comes in conflict with the power of good, with God Himself. It loses the battle at the moment when it seems to be victorious.” Aulén, Christus Victor, 55.

531 Gregory of Nyssa, “Great Catechism,” in A Select Library of the Nicene and Post-Nicene Fathers of

the Christian church, Second series, Vol. 5, Gregory of Nyssa: Dogmatic treatises, etc, ed. Philip Schaff and

Henry Wace (New York: The Christian Literature Company, 1893), 494 (XXIV).

532 Dat Gods goedheid de grondslag van de verzoening vormt zien we ook nadrukkelijk bij Ire-naeus: “For He is good, and merciful, and patient, and saves whom He ought: nor does goodness desert Him

in the exercise of justice, nor is His wisdom lessened; for He saves those whom He should save, and judges those worthy of judgment. Neither does He show Himself unmercifully just; for His goodness, no doubt, goes on before, and takes precedency.” Irenaeus, “Against Heresies,” 459 (III.25,3).

533 “Origen discusses to whom the ransom-price is paid, and directly denies that it can possibly be paid to

Het vertrekpunt van Gregorius van Nyssa in zijn verhandeling over de omgang van God met de duivel is de overtuiging dat de mens zich uit vrije wil heeft overgegeven in de macht van de duivel. Het staat God daarom niet vrij om de mens met geweld te bevrijden, want daarmee zou hij de rechten van de duivel schenden: “[I]f any one out of regard for the person who has so sold himself should use

violence against him who has bought him, he will clearly be acting unjustly.” 534 God bevrijdt de mensheid op een niet-gewelddadige wijze.

God laat het aan de duivel over om de losprijs te bepalen die hij wil ontvan-gen om de mens vrij te laten: “Now this method is in a measure this; to make over

to the master of the slave whatever ransom he may agree to accept for the person in his possession.” 535 Het is dus de duivel zelf die de keuze laat vallen op Christus als losprijs. Gregorius van Nyssa onderbouwt dit door een uitvoerige opsomming te geven van de wonderen en blijken van macht van Christus die alles bij elkaar wel zo’n indruk hebben gemaakt op de duivel, dat het voor de duivel een van-zelfsprekende keuze was om Christus te vragen als losprijs: “The Enemy, therefore,

beholding in Him such power, saw also in Him an opportunity for an advance, in the exchange, upon the value of what he held. For this reason he chooses Him as a ransom for those who were shut up in the prison of death.” 536 De motivatie van de duivel is dus dat hij zijn macht denkt te vergroten wanneer hij Christus als losprijs eist, juist omdat hij gezien heeft hoe machtig Christus is.

Omdat het beeld van de losprijs de veronderstelling in zich draagt dat de duivel de mens rechtmatig gevangen houdt – immers, een losprijs veronderstelt dat hetgeen wat wordt vrijgekocht iemands rechtmatig bezit is – was dit motief ook onderhevig aan veel kritiek. Een van de belangrijke criticasters was Gre-gorius Nazianzus, die een fel tegenstander was van de opvatting dat de duivel rechten zou hebben.537 Aulén parafraseert de weerlegging van Nazianzus als vol-gt: “It is not fitting that the devil, who is a robber, should receive a price in return

for what he himself had taken by violence, and the price of such value as the Son of God Himself.” 538

Het is juist op dit thema van de rechten van de duivel dat de meningen van de kerkvaders het meest uiteenlopen.539 Terwijl Irenaeus de gedachte dat de duivel rechten zou hebben nog verwierp, is het merendeel van de kerkvaders de mening toegedaan dat de duivel de mens wel degelijk rechtmatig in zijn macht heeft 534 Nyssa, “Great Catechism,” 492-93 (XXII).

535 Nyssa, “Great Catechism,” 493 (XXII). 536 Nyssa, “Great Catechism,” 493 (XXIII).

537 “[T]his teaching of a ransom-price paid to the devil was directly challenged by Gregory of Nazianzus,

who denied that the devil could have any rights over men, and therefore rejected any notion of a transaction with him.” Aulén, Christus Victor, 49-50.

538 Aulén, Christus Victor, 50.

539 “The differences appear on the subject of the devil’s rights over man and the manner of Christ’s

gekregen.540 En ondanks de kritiek blijft die gedachte zeer invloedrijk.541 Dat wordt bevestigd door het feit dat ook Anselmus nog uitvoerig aandacht besteed aan de weerlegging van de gedachte dat God de rechten van de duivel zou heb-ben geschonden door de mens uit zijn macht te bevrijden.542 Er was echter een goede reden om aan de duivel ook rechten toe te schrijven. Door te spreken van de rechten van de duivel, werd benadrukt dat de mens zelf verantwoordelijk was voor zijn gevangenschap in de greep van de kwade machten: “The religious

mo-tive lying behind the mythological language is plainly the desire to assert the guilt of mandkind, and the judgment of God on human sin.” 543

Het beeld van misleiding volgens Gregorius van Nyssa

In het beeld van de losprijs is tegelijk het beeld van de misleiding begrepen, want het is duidelijk dat de duivel – hoewel hij juist Christus als losprijs wenst, omdat hij gezien heeft hoe machtig Christus is – niet ziet dat het God zelf is die hij toe-laat in zijn invloedssfeer.544

God heeft een goede reden om de duivel te misleiden.545 De duivel gaat de directe confrontatie met God namelijk uit de weg: “[I]t was not in the nature of

the opposing power to come in contact with the undiluted presence of God.” 546 Aan-gezien de duivel God anders nooit in zijn nabijheid had geduld, was het nood-540 “The most common view is that since the Fall the devil possesses an incontestable right over fallen

man, and therefore a regular and orderly settlement is necessary; but sometimes this view is traversed by another, which regards the devil as a usurper, and therefore possessing no sort of right over men.” Aulén, Christus Victor, 48.

541 “Thus the idea of a transaction with the devil met with strong criticism; nevertheless, it was firmly

established in the early church and it constantly recurs in the Fathers.” Aulén, Christus Victor, 50.

542 Anselm, “Why God Became Man,” in The Major Works, ed. Brian Davies and G. R. Evans, Oxford World’s Classics (Oxford: Oxford University Press, 1998), 272-74.

543 Aulén, Christus Victor, 48.

544 “But it was out of his power to look on the unclouded aspect of God; he must see in Him some portion

of that fleshly nature which through sin he had so long held in bondage. Therefore it was that the Deity was invested with the flesh, in order, that is, to secure that he, by looking upon something congenial and kindred to himself, might have no fears in approaching that supereminent power; and might yet by perceiving that power, showing as it did, yet only gradually, more and more splendour in the miracles, deem what was seen an object of desire rather than of fear.” Nyssa, “Great Catechism,” 493 (XXIII).

545 Colin Gunton bekritiseert het motief van misleiding, omdat het volgens hem niet strookt met het Bijbels getuigenis: “[I]t should be noted that in the gospel accounts of the healing of those possessed by

demons, the demons often recognise who it is that faces them.” Colin E. Gunton, The Actuality of Atone-ment: a Study of Metaphor, Rationality and the Christian Tradition (London: T&T Clark, 1988), 63.

Gunton gaat met dat bezwaar echter voorbij aan de beschrijving die Gregorius van Nyssa geeft. Laatst-genoemde geeft een uitvoerige opsomming van alle kwaliteiten van de aardse Jezus die maakten dat de duivel hem als de ideale losprijs zag. En daarbij noemt hij ook “the fear with which He inspired devils”. Nyssa, “Great Catechism,” 493 (XXIII). Hij onderscheidt hier dus de demonen en de duivel. Juist het feit dat Jezus’ optreden demonen angst inboezemt, is een reden voor de duivel om hem als losprijs te verlangen.

zakelijk voor God zich te vermommen. Dit argument lijkt het beperkt dualisme te weerspiegelen, dat volgens Aulén kenmerkend is voor het Christus Victor model. De duivel gaat de directe confrontatie met God uit de weg, omdat hij al weet dat hij die confrontatie zal verliezen. Het is dus Gods wijsheid die de wijze ingeeft waarop de mensheid kan worden verlost uit de greep van de kwade machten, zonder dat dat ten koste gaat van Gods goedheid en zijn rechtvaardig-heid.547

Het beeld dat Gregorius van Nyssa gebruikt om te beschrijven hoe God de duivel misleidt, is dat van een vis die in het aas bijt waaronder een vishaak ver-borgen zit: “[T]he Deity was hidden under the veil of nature, that so, as with

ra-venous fish, the hook of Deity might be gulped down along with the bait of flesh.” 548

Hij erkent dat het beeld van de vishaak de indruk kan wekken dat God zich schuldig maakt aan misleiding en beijvert zich dan ook om uit te leggen dat Gods handelen in deze rechtvaardig is. Zo betoogt hij dat de duivel niet anders wordt behandeld dan hij zelf handelde toen hij de mens misleidde: “[H]e who

practised deception receives in return that very treatment, the seeds of which he had himself sown of his own free will. He who first deceived man by the bait of sensual pleasure, is himself deceived by the presentment of the human form.” 549 God heeft de mens dus op rechtvaardige wijze gered, want de essentie van rechtvaardig-heid is “to give to every one according to his due.” 550 De duivel krijgt wat hem toekomt.

Er is bovendien een belangrijk onderscheid tussen de misleiding door de dui-vel en de misleiding door God. Gregorius van Nyssa geeft het voorbeeld dat twee mensen gif door een maaltijd zouden kunnen mengen, de ene met de intentie om iemand te doden, de ander met de intentie om iemand te genezen.551 Dan is het duidelijk dat we de handeling van de laatstgenoemde zullen goedkeuren, terwijl we die van de eerste zullen verwerpen. Zijn onderbouwing stoelt dus op de ge-dachte dat de misleiding waar God zich in deze van bedient gerechtvaardigd was, omdat het met een goede intentie gebeurde.552 In feite was misleiding noodzake-lijk om de mens uit de macht van de duivel te bevrijden.

547 Gregorius van Nyssa beschouwt de incarnatie tevens als een bewijs van Gods almacht. Dat God in staat is te doen wat tegen alle verwachtingen in lijkt te gaan en eigenlijk onmogelijk lijkt te zijn, bewijst juist zijn macht: “[T]hat the omnipotence of the Divine nature should have had the strength to

descend to the humiliation of humanity, furnishes a clearer proof of that omnipotence than even the great-ness and supernatural character of the miracles.” Nyssa, “Great Catechism,” 494 (XXIV).

548 Nyssa, “Great Catechism,” 494 (XXIV). 549 Nyssa, “Great Catechism,” 495 (XXVI). 550 Nyssa, “Great Catechism,” 495 (XXVI). 551 Nyssa, “Great Catechism,” 495 (XXVI).

552 “[F]or whereas he, the enemy, effected his deception for the ruin of our nature, He Who is at once

the just, and good, and wise one, used His device, in which there was deception, for the salvation of him.”

Het beeld van misleiding van de duivel heeft breed navolging gevonden, aldus Aulén.553 Het was in aanzet al bij Irenaeus terug te vinden en ook bij Origenes komen we het al tegen.554 Hij verwijst daarnaast naar Augustinus die het beeld van een muizenval met Christus als lokaas gebruikt,555 een vergelijking die nauw aansluit op het beeld van de vis aan de haak. De beschrijving die Gregorius van Nyssa geeft, waarbij misleiding nodig is om de duivel Christus als losprijs te laten kiezen, is een goed voorbeeld van hoe de verschillende motieven die Aulén onder-scheidt tegelijk in elkaar overliepen.

De duivel overschrijdt zijn grenzen

Het derde beeld dat Aulén onderscheidt zouden we als volgt kunnen omschrijven:

In document VU Research Portal (pagina 98-105)