• No results found

De verzoening bij Irenaeus nader onderzocht

In document VU Research Portal (pagina 89-96)

J. Denny Weaver’s kritiek op de christologie van Nicea en Chalcedon

3. Het Christus Victor model

3.5. De verzoening bij Irenaeus nader onderzocht

We hebben geconstateerd dat Aulén’s interpretatie van het werk van Irenaues de basis vormt van het door hem beschreven Christus Victor model. We hebben ech-ter gezien dat zijn analyse van Irenaeus afwijkt van de (op dat moment) gangbare opvattingen, zoals hij ook zelf aangeeft.461 Inderdaad wordt Irenaeus’ verstaan van de verzoening in de regel anders uitgelegd.462 Loewe zegt in zijn artikel over het Christus Victor model van Aulén: “In spite of the confidence of Aulén’s exposition in

Christus Victor, some fifty years later a great deal of uncertainty still obscures Irenaeus thought on the atonement.” 463 Aangezien Weaver zich beroept op het Christus Vic-tor model van Aulén is het daarom goed niet alleen te kijken naar Aulén en zijn interpretatie, maar om eveneens te kijken naar Irenaeus zelf.

De strijd tegen de gnostici

Het zal niet haalbaar zijn om de ideeën van Irenaeus over de verzoening hier in alle reikwijdte te bespreken. Zijn ideeën over de verzoening komen naar voren in zijn in het Latijn overgeleverde werk ‘Adversus Haereses’,464 waarin hij een weerleg-459 Aulén, Christus Victor, 32.

460 Aulén, Christus Victor, 32. 461 Aulén, Christus Victor, 18.

462 Vgl. J. N. D. Kelly, Early Christian Doctrines, 5th, rev. ed. (New York: Continuum, 2001), 170-74; Brondos, Paul on the Cross, 2; Kärkkäinen, Christ and Reconciliation, 300-01.

463 William P. Loewe, “Irenaeus’ Soteriology: Christus Victor Revisited,” Anglican Theological Review LXVII, no. 1 (1985): 2.

464 Irenaeus tractaat ‘Adversus Haereses’ is oorspronkelijk geschreven in het Grieks, maar alleen in een oude Latijnse vertaling in zijn geheel overgeleverd. Het werk beoogt een weerlegging te geven van de ideeën van diverse gnostici en gold tot de vondst van de Nag Hammadi geschriften in 1948 als de belangrijkste bron van kennis over de Gnosis. We maken hier gebruik van de reeds aangehaalde Engelse vertaling van de Latijnse tekst. Irenaeus, “Against Heresies,” in The Ante-Nicene father. vol. 1

The Apostolic Fathers, Justin Martyr, Irenaeus Translations of the writings of the fathers down to A.D. 325,

ed. Alexander Roberts, James Sir Donaldson, and A. Cleveland Coxe (Buffalo: The Christian literature Publishing Company, 1885).

ging geeft van de ideeën van verschillende gnostische bewegingen uit zijn dagen. Irenaeus richt zich hier in het bijzonder tegen de ideeën uit de School van Valen-tinus (ca.100 – ca.180 n.C.).465 Hij zou bevreesd zijn geweest dat deze ketterij zich ook zou verspreiden richting Gallië, zo stelt Robert Grant.466 Zijn ideeën over de verzoening zet Irenaeus dus uiteen in de context van zijn weerleggingen van de opvattingen van de gnostici, niet als systematische uiteenzetting over het thema.467

De strijd tegen de gnostici omvatte diverse aspecten. Zo ontkenden de gnostici de apostolische successie als bron van gezag en dreigden ze de gelovige weg te leiden van de leer van de apostelen.468 Grant merkt op dat er duidelijke verschillen waren in opvatting over moreel gedrag: “The church, unlike the

Gnostics, also laid emphasis on Christian conduct, set forth for example in the moral codes used by Hermas, 2 Clement and Justin.” 469 Irenaeus bekritiseerde de seksuele moraal van de Valentianen, maar ook hun deelname aan heidense offerrituelen en voorstellingen met gladiatioren.470 De kern van het conflict lag echter in de onderwaardering in de Gnostiek voor de geschapen wereld, aldus J.N.D. Kelly.471

Kelly gaat uitvoeriger in op Irenaeus’ argumenten aangaande de verzoening in de context van diens strijd tegen de ideeën van de gnostici en de docetisten. Voor de verzoening was het essentieel dat Christus volledig God en volledig mens was:

“His motive here was frankly soteriological: only if the divine Word entered fully into human life could the redemption have been accomplished.” 472 Het Docetisme dat

ook door de gnostici werd gedeeld, verkondigde de opvatting dat Christus slechts 465 Stuart George Hall, Doctrine and Practice in the Early Church (Grand Rapids: Eerdmans, 1992), 59.

466 “Even in remote Lyons Irenaeus, friend of Rome, denounced the Gnostic heresy. He seems to have been

concerned with the Valentians because they were taking his own route westward from Asia.” Robert M.

Grant, Irenaeus of Lyons, The Early Church Fathers, (London: Routledge, 1997), 21.

467 “Unfortunately we must piece together his total system from bits of argument aimed usually to explain

particular biblical texts which the Gnostics misinterpret.” Hall, Doctrine and Practice, 65.

468 “Irenaeus determines to write against the ‘Gnostics’ in his capacity as bishop in succession from the

apostles, in order to save the people belonging to the true church from falling into error and forfeiting their salvation in Christ.” Jackson Lashier, Irenaeus on the Trinity, Supplements to Vigiliae Christianae,

(Lei-den: Brill, 2014), 41.

469 Grant, Irenaeus of Lyons, 25.

470 “Irenaeus criticizes the sexual morality of the Valentinians (1.6.2-4), claiming that the Valentinian

‘spirituals’ were so ‘perfect’ that they could eat meat sacrificed to idols, and attend pagan festivals and gladi-atorial shows. In any event, Gnostics steal other Christians’ wives for only the less exalted ‘physics’, ordinary Christians, have to obey the moral law.” Grant, Irenaeus of Lyons, 25.

471 “The root incompatibility between Christianity and Gnosticism really lay, as second-century fathers

like Irenaeus quickly perceived, in their different attitudes to the material order and the historical process. Because in general they disparaged matter and were disinterested in history, the Gnostics (in the narrower, more convenient sense of the term) were prevented from giving full value to the fundamental Christian doctrine of the incarnation of the Word.” Kelly, Early Christian Doctrines, 27-28.

een schijnlichaam had473 en was een rechtstreekse bedreiging voor de verzoe-ningsleer. Irenaeus verdedigde daar tegenover de menselijke natuur van Christus, omdat de verzoening daar van afhing.474 De betekenis van de opvattingen van Irenaeus aangaande de christologie gaat echter verder dan de controverse met de gnostici. John Behr merkt de christologie van Irenaeus aan als een voorafschadu-wing van de latere christologie van Chalcedon: “Irenaeus clearly anticipates the

key point which emerged centuries later in the christological controversies surround-ing Chalcedon: the one and the same Jesus Christ is what it is to be both God and man.” 475

Voor de nadere bestudering van Irenaeus ga ik in de eerste plaats uit van de teksten waar Aulén zich op beroept. Daarnaast raadpleeg ik verschillende passages die in de bestudeerde secundaire literatuur worden besproken.

Christus overwint door zijn gehoorzaamheid

Waar Aulén alle nadruk legt op het aspect van de overwinning benadrukt Ire-naeus evenzeer het aspect van herstel in de verzoening. Volgens IreIre-naeus benijdde de duivel God om zijn schepping en probeerde hij daarom vijandschap te zaaien tussen God en zijn schepping.476 Door de ongehoorzaamheid van de mens te-niet te doen en de relatie met de mens te herstellen en door de mens opnieuw de mogelijkheid te geven te groeien tot de mens zoals God hem bedoeld had, doet Christus de poging van de duivel teniet om Gods schepping te dwarsbomen.477

Het herstel van de mens is daarmee dus tegelijk de overwinning op de duivel. We zien dit samenspel van overwinning en herstel misschien wel het best uit-gewerkt in Irenaeus’ uitleg van de verzoeking in de woestijn. Hier beschrijft Irenaeus hoe Christus de duivel overwint en de mens bevrijdt uit de macht van de duivel.478 De duivel had de mens in zijn macht gekregen door middel van 473 “Known as Docetism, the distinctive thesis which gave it its name (δοκείν = ‘to seem’) was that

Christ’s manhood, and hence his suffering were unreal, phantasmal.” Kelly, Early Christian Doctrines, 141.

474 “Similarly, as against Docetism, he argued for the reality of Christ’s corporeal nature. He was ‘truly

God’ and ‘truly man’; if His flesh had differed in any respect (sinlessness excepted) from ordinary human flesh, the parallel between Him and the first Adam would not have been valid, and man’s sinful nature could not be reconciled to God.” Kelly, Early Christian Doctrines, 147-48.

475 John Behr, The Way to Nicaea, vol. 1, The Formation of Christian Theology, (Crestwood, New York: St. Vladimir’s Seminary Press, 2001).

476 “Hence we learn that this was the apostate angel and the enemy, because he was envious of God’s

workmanship, and took in hand to render this [workmanship] an enmity with God.” Irenaeus, “Against

Heresies,” 524 (IV.40,3).

477 “For as by one man’s disobedience sin entered, and death obtained [a place] through sin; so also by the

obedience of one man, righteousness having been introduced, shall cause life to fructify in those persons who in times past were dead.” Irenaeus, “Against Heresies,” 454 (III.21,10).

478 “After [the Man had done this], the Word bound him securely as a fugitive from Himself, and made

spoil of his goods,— namely, those men whom he held in bondage, and whom he unjustly used for his own purposes. And justly indeed is he led captive, who had led men unjustly into bondage; while man, who had been led captive in times past, was rescued from the grasp of his possessor, according to the tender mercy of

diens ongehoorzaamheid, maar nu heeft Christus door zijn gehoorzaamheid als mens die ongehoorzaamheid teniet gedaan, aldus Irenaeus.479 Door de duivel te confronteren met zijn afvalligheid480 en zijn ongehoorzaamheid aan de god-delijke wet, overwint Christus de duivel. Daarom kan Irenaeus ook zeggen dat de duivel gebonden wordt met dezelfde boeien als waarmee hij de mens had gebonden.481

Irenaeus benadrukt in deze context dat Christus door middel van de Schrift overwint. Zijn verweer tegen de verleidingen van de duivel wordt gevormd door het correct gebruik van Schriftplaatsen, daar waar de duivel probeert om Christus middels een verdraaid gebruik van Schriftplaatsen te verleiden.482 Het is dus een overwinning die zonder gebruik van geweld wordt behaald. Dit laatste is interes-sant met het oog op het ontwerp van een soteriologie vanuit dopers perspectief. De overwinning door de gehoorzaamheid van Christus wordt door Irenaeus dus niet ondergeschikt gemaakt aan de overwinning in de kruisdood, maar is on-derdeel van het proces van verzoening en heelmaking. Aulén benoemt de gehoor-zaamheid van Christus in deze wel: “This victorious obedience is specially seen in

the Temptations.” 483 Hij gaat er inhoudelijk echter niet op in. Uiteindelijk maakt

Aulén, zoals we zagen,484 het aardse leven van Jezus in zijn analyse van Irenaeus ondergeschikt aan de overwinning aan het kruis.485 Door de verzoeking in de woestijn op deze wijze ondergeschikt te maken aan de overwinning op de kwade machten in de kruisdood, doet Aulén echter geen recht aan het belang dat Ire-naeus hecht aan de wijze waarop Jezus in zijn leven de kwade machten overwint. Irenaeus benadrukt dat Christus de duivel overwint in zijn menselijke en niet in zijn goddelijke natuur: “For indeed the enemy would not have been fairly vanquished,

God the Father, who had compassion on His own handiwork, and gave to it salvation, restoring it by means of the Word – that is, by Christ – in order that man might learn by actual proof that he receives incorrupti-bility not of himself, but by the free gift of God.” Irenaeus, “Against Heresies,” 550 (V.21,3).

479 Irenaeus, “Against Heresies,” 549-50 (V.21,2-3).

480 “The Lord then, exposing him in his true character, says, ’Depart, Satan; for it is written, Thou shalt

worship the Lord thy God, and Him only shalt thou serve.’ He both revealed him by this name, and showed [at the same time] who He Himself was. For the Hebrew word ’Satan‘ signifies an apostate.” Irenaeus,

“Against Heresies,” 549 (V.21,2).

481 “For as in the beginning he enticed man to transgress his Maker’s law, and thereby got him into his

power; yet his power consists in transgression and apostasy, and with these he bound man [to himself]; so again, on the other hand, it was necessary that through man himself he should, when conquered, be bound with the same chains with which he had bound man, in order that man, being set free, might return to his Lord, leaving to him (Satan) those bonds by which he himself had been fettered, that is, sin.” Irenaeus,

“Against Heresies,” 550 (V.21,3).

482 Irenaeus, “Against Heresies,” 549-50 (V.21,2-3). 483 Aulén, Christus Victor, 29-30.

484 “But if the earthly life of Christ as a whole is thus regarded as a continuous process of victorious

con-flict, it is His death that is the final and decisive battle.” Aulén, Christus Victor, 30.

unless it had been a man [born] of a woman who conquered him.” 486 Hierin wijkt Aulén af van de benadering van Irenaeus. Aulén benadrukt herhaaldelijk dat de verzoening in het Christus Victor model een continu werk van God is. Wanneer hij over continuïteit spreekt in deze context wil hij zeggen dat het God is die in Chris-tus handelt, of anders gezegd dat het ChrisChris-tus in zijn goddelijke natuur is – en niet in zijn menselijke natuur – die de duivel overwint.487 Aulén stelt deze benadering nadrukkelijk tegenover het Latijnse model, waar Christus als mens God genoeg-doening biedt. Het is, in het recapitulatiemotief dat Irenaeus hanteert, juist van wezenlijk belang dat Christus als mens, door zijn gehoorzaamheid tot in de dood, de ongehoorzaamheid van de eerste mens ongedaan maakt. Aulén ziet hier dus een belangrijk aspect van de christologie van Irenaeus over het hoofd.

Irenaeus’ visie op de zondeval

Er is nog een aspect van het werk van Irenaeus dat bij Aulén nauwelijks aandacht krijgt, terwijl het een wezenlijk onderdeel vormt van zijn ideeën over de verzoe-ning. Dat is Irenaeus’ visie op de zondeval – voor zover er bij Irenaeus van een ‘val’ kan worden gesproken. Marcus Steenberg nuanceert de interpretatie van de val bij Irenaeus. Enerzijds is er wel degelijk sprake van een ‘val’,488 anderzijds be-schrijft Irenaeus de zondeval niet als het verlies van een staat van volmaaktheid, maar eerder als een belemmering van de mogelijkheid tot groei van de mens die juist nog niet volmaakt is.489 We zien bij Irenaeus parallellen met de latere erfzon-deleer van Augustinus, maar zijn opvattingen wijken op belangrijke punten af van die van laatstgenoemde.490

486 Irenaeus, “Against Heresies,” 549 (V.21,1). Het volledige citaat luidt: “For indeed the enemy

would not have been fairly vanquished, unless it had been a man [born] of a woman who conquered him. For it was by means of a woman that he got the advantage over man at first, setting himself up as man’s opponent. And therefore does the Lord profess Himself to be the Son of man, comprising in Himself that original man out of whom the woman was fashioned (ex quo ea quæ secundum mulierem est plasmatio facta est), in order that, as our species went down to death through a vanquished man, so we may ascend to life again through a victorious one; and as through a man death received the palm [of victory] against us, so again by a man we may receive the palm against death.” Irenaeus, “Against Heresies,” 549 (V.21,1).

487 “[I]t is God Himself, and not any intermediary, who in Christ accomplishes the work of redemption,

and overcomes sin, death and the devil.” Aulén, Christus Victor, 21.

488 “Suggesting that the potential for the ascent to knowledge, for beholding the divine vision of God,

was removed from the human race in consequence of its sin, is indeed to claim that something in the nature of humanity was altered through the transgression in Eden – made less than it once had been.” M. C.

Steenberg, Irenaeus on Creation: the Cosmic Christ and the Saga of Redemption, vol. 91, Supplements to Vigiliae christianae, (Leiden: Brill, 2008), 167-68.

489 “An attempt to read Irenaeus as presenting no scheme whatever of an Edenic ‘fall’ would be to

over-estimate the case. But of the loss itself, Irenaeus presents the scenario, absent among Christian writers before and rare among those since, of humanity losing that which it did not in actuality possess. This loss of poten-tial, rather than the loss of actualised realities, is one of the most important nuances in Irenaeus treatment of sin and human nature.” Steenberg, Irenaeus on Creation, 91, 168.

490 “Instead of the fall of Adam being presented, as in the Augustinian tradition, as an utterly malignant

Volgens Irenaeus is de mens onvolmaakt geschapen, niet omdat God de mens niet volmaakt had kunnen scheppen, maar omdat de mens die volmaaktheid nog niet kon dragen: “[I]t was possible for God Himself to have made man perfect from

the first, but man could not receive this [perfection], being as yet an infant.” 491 Hij verbeeldt dit door Adam te vergelijken met een baby die nog geen vast voedsel kan verdragen. Zo kon Adam nog niet de volmaaktheid bewaren waarvoor hij geschapen was. Juist omdat de mens niet in staat zou zijn geweest zijn volmaakt-heid te behouden, heeft God hem niet volmaakt geschapen.492 De volmaaktheid waartoe de mens geschapen was, moest worden bereikt door een proces van groei.493 Dit verklaart tevens waarom God de mens verbood te eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Het verbod was volgens Irenaeus ingegeven door het feit dat de mens nog niet in staat was die kennis te bevatten, zo constateert Steenberg: “The prohibition against eating from the tree of knowledge is, for Irenaeus,

God’s establishment of the proper realm within which the human creature’s intellect and reason may be employed in the course of its growth.” 494 Steenberg merkt dit aan als een unieke observatie van Irenaeus, die in kennis ook een bron van gevaar lijkt te zien.495 Irenaeus verwijt de ketters dan ook dat zij ingaan tegen het gebod van God om niet te eten van de boom van kennis van goed en kwaad.496

In de uitleg van Irenaeus maakt de val echter ook deel uit van Gods heilsplan. De mens laat zich verleiden door de slang om zich nu al de kennis eigen te maken waar hij zich in een proces van geleidelijke groei op voor moest bereiden. Door de mens over te geven aan de gevolgen van zijn eigen keuze, door hem over te geven aan de zonde en hem vervolgens redding in Christus aan te bieden, wilde God de mens tot inzicht laten komen en hem aan zich binden.497 Daarom is

childhood of the race, an understandable lapse due to weakness and immaturity.” John Hick, Evil and the God of Love, 2nd. Reissued ed. (Basingstoke: Palgrave Macmillan, 2010), 214-15.

491 Irenaeus, “Against Heresies,” 521 (IV.38,1).

492 “God had power at the beginning to grant perfection to man; but as the latter was only recently

created, he could not possibly have received it, or even if he had received it, could he have contained it, or containing it, could he have retained it.” Irenaeus, “Against Heresies,” 521 (IV.38,2).

493 “Now it was necessary that man should in the first instance be created; and having been created,

should receive growth; and having received growth, should be strengthened; and having been strengthened, should abound; and having abounded, should recover [from the disease of sin]; and having recovered, should be glorified; and being glorified, should see his Lord.” Irenaeus, “Against Heresies,” 522 (IV.38,3).

494 Steenberg, Irenaeus on Creation, 91, 155.

495 “This is a unique observation on his part. Through it, Irenaeus puts forth the idea that knowledge

In document VU Research Portal (pagina 89-96)