• No results found

7. Het diversiteit-paradigma

7.1. Machtsprocessen die verschil maken

Kenmerkend voor het werk van feministische hulpverleensters die diversiteit tussen vrouwen thematiseren, is dat zij gender niet als de enige en ook niet altijd als de belangrijkste dimensie in het bestaan van vrouwen beschouwen. Zij schenken ook

aandacht aan andere sociaal-culturele ordeningsprincipes, zoals etniciteit, klasse, seksuele gerichtheid, leeftijd en gezondheid (Brown & Root 1990; Boyd 1990; Skodra 1992; Kaschak 1992; Brown 1994; Comas-Diaz & Greene 1994; Brown & Brabeck 1997). Bovendien beschouwen de genoemde feministische hulpverleensters deze

ordeningsprincipes niet als additief, maar als interactief.

In de postmoderne stroming zien we dat het thematiseren van verschillen tussen mensen op twee manieren plaatsvindt: in termen van een matrix van onderdrukking waarbij de assen

oftewel sociaal-culturele ordeningsprincipes in elkaar grijpen enerzijds, en in termen van met elkaar verweven machtsprocessen die verschillen produceren anderzijds.

De eerste benadering kenmerkt zich door de visie dat voor een feministische analyse van het ontstaan van problemen en klachten aandacht nodig is voor uiteenlopende sociaal-culturele ordeningsprincipes. De kunstmatige scheiding van deze met elkaar verweven ‘systemen van onderdrukking’ - zoals Brown (1994) deze ordeningsprincipes aanduidt - is zelf een product van patriarchale structuren en denkwijzen, en werkt competitie, strijd en geweld tussen gemarginaliseerde groepen in de hand. Een goed voorbeeld van de eerste benadering zien we bij Brown (1994), maar op meer impliciete wijze ook bij bijvoorbeeld Boyd (1990) en Skodra (1992).

Om de scheiding tussen systemen van onderdrukking te doorbreken hanteert Brown in navolging van het zwarte feministische standpuntdenken van Hill Collins (1990), een ‘matrix van onderdrukking’ als analysekader in feministische hulpverlening. Dit

matrixmodel bestaat uit met elkaar interacterende ‘assen van onderdrukking’ (gender, klasse en ras) die zich op verschillende niveaus van samenleven manifesteren: in

maatschappelijke structuren en beeldvorming, maar ook in de psyche van mensen en hun lichamen. Kenmerkend voor deze assen van onderdrukking is dat zij gefundeerd zijn in een dualistisch en hiërarchisch denkmodel. Blank staat bijvoorbeeld tegenover zwart; man tegenover vrouw; gezond tegenover ziek; jong tegenover oud en rijk tegenover arm. De eerste pool stelt de norm waar de tweede als ‘Andere’ tegen wordt afgezet, en waarmee die als ‘minder’ of ‘slechter’ verschijnt. Deze assen (verticaal) en lagen (horizontaal) vormen samen de matrix van onderdrukking. Dit model stelt postmoderne feministische

hulpverleensters in staat de uiteenlopende en vaak tegelijkertijd onderdrukte en

geprivilegieerde posities te analyseren die mensen innemen in hun bestaan. Dat betekent overigens niet dat iedereen even marginaal is, noch dat er simpelweg sprake is van dubbele of driedubbele onderdrukking van bepaalde groepen. De interactie van de assen duidt erop dat gender afhankelijk van andere sociaal-culturele verschillen zoals klasse en etniciteit een andere betekenis krijgt.

De tweede benadering zien we onder meer bij Flax (1993), Kaschak (1992), Benjamin (1995) en Goldner (1997f). Ook zij zijn van mening dat gender, etniciteit en andere sociaal-culturele ordeningsprincipes geen vaststaande kenmerken van personen of culturen zijn of eenduidige sociaal-culturele categorieën, maar voortdurend

ge(re)produceerd worden in het spreken en handelen van mensen: in sociale relaties, culturele beelden, opvattingen, verwachtingen, normen en waarden, en in maatschappelijke structuren zoals wet- en regelgeving, ruimtelijke ordening en arbeidsdeling. In vergelijking met een matrix van onderdrukking waarin personen verschuivende posities innemen langs assen van onderdrukking, krijgt gender hierin een dynamischer en meer ‘actieve’ invulling. Het is niet zozeer iets wat je ‘bent', maar wat je ‘doet’:

‘Gender is achieved; it would probably be more accurately expressed as a verb than as a noun. It is something that one does repeatedly, probably thousands of times a day.’ (Kaschak 1992: 43)

Gender is een proces, ook wel aangeduid als gendering (Flax 1993). Ook etniciteit is een meervoudig proces - al heeft men voor etniciteit nog geen dynamische term kunnen bedenken. Gender en etniciteit zijn niet tot elkaar te herleiden, noch interacteren zij op eenvoudige wijze of kunnen zij als optelsom fungeren in de geleefde werkelijkheid van vrouwen en mannen. Het denken over etniciteit maakt zichtbaar dat gendering niet voor alle vrouwen (en mannen) dezelfde betekenis en consequenties heeft. Het thematiseren van

manier beleven. In verschillende contexten staan gender en etniciteit in andere relaties tot elkaar en nemen zij andere verschijningsvormen aan. Het zijn beide intern

gedifferentieerde en dynamische verschijnselen, maar tegelijkertijd door de tijd heen en over uiteenlopende sociaal-culturele contexten beschouwd ook tamelijk stabiele processen. Zij worden in de innerlijke belevingswereld, het spreken en handelen van mensen en in de cultuur steeds opnieuw gereproduceerd, maar er gaan uiteenlopende, tegenstrijdige en verschuivende betekenissen en verschijningsvormen onder schuil (Flax 1993; Benjamin 1995; Goldner 1997f).

In het vervolg van dit betoog geef ik er de voorkeur aan te spreken over gender en etniciteit als meervoudige processen, omdat ik van mening ben dat een ‘matrixmodel van

onderdrukking’ onvoldoende in staat is de dynamiek en meervoudigheid van macht te denken, zoals postmodern geïnspireerde feministische hulpverleensters - inclusief Brown (1994) zelf! - die voorstellen. Termen als ‘assen’ en ‘lagen’ zijn te statisch om de

meervoudigheid en dynamiek van gender en etniciteit aan te geven. Het is lastig voor te stellen hoe assen interacteren, voortdurend zelf veranderen en geconstitueerd worden in uiteenlopende intrapersoonlijke, interpersoonlijke, lichamelijke, maatschappelijk-

structurele en talige processen. Het diversiteit-paradigma is meer gebaat bij een denken in termen van macht als meervoudige processen, waarin gender, etniciteit en andere

‘verschillen’ voortdurend geproduceerd en gereproduceerd worden en daarin verschillende en verschuivende betekenissen en verschijningsvormen kunnen aannemen.

Bovendien doet de term ‘assen van onderdrukking’ onvoldoende recht aan het feit dat de ‘posities’ die personen innemen in de matrix van onderdrukking, niet alleen bronnen van kwetsbaarheid en onderdrukking zijn maar ook van kracht en verzet (Brown 1994). Macht werkt in een postmodern denkkader met andere woorden niet alleen repressief, maar ook productief. Daarmee bedoel ik dat macht niet alleen de zelfconstitutie van mensen inperkt, maar deze ook mogelijk maakt. Taal en lichamen nemen daarin een centrale plaats in.

7.2. Taal en lichamen als voertuigen van macht in productieve en