• No results found

Liberale terughoudendheid over levenskwaliteit

4 De hulpbronnenbenadering

4.1 Liberale terughoudendheid over levenskwaliteit

Theorieën die hulpbronnen centraal stellen gaan uit van het klassiek liberale idee dat elke volwassen en handelingsbekwame persoon zelf moet uitmaken wat voor hem of voor haar het goede leven inhoudt, daartoe ook in staat is en daarom zelf verantwoordelijk is voor de mate waarin het streven naar een goed leven slaagt of faalt. Het enige wat hiervoor nodig is, is dat de hulpbronnen die eenieder nodig heeft op faire wijze zijn verdeeld.6

De hulpbronnentheorie doet algemene uitspraken over het goede leven met inachtneming van dit standpunt. Het standpunt houdt in dat ieder de vrijheid moet krijgen om te kiezen hoe hij of zij wil leven, zolang dit geen schade berokkent aan anderen. Deze theorie is sterk antipaternalistisch, want met enkele uitzonderingen (vb. veiligheidsgordels) wordt gesteld dat de overheid geen belang stelt in wat de beste manier van leven is. Volgens een strenge interpretatie van de theorie behoort de overheid zich zelfs niet in te laten met de vraag naar een meetbare kwaliteit van leven die tussen personen vergelijkbaar is en waarvan gemiddelde niveaus kunnen worden bepaald voor groepen of voor de samenleving als geheel. De overheid moet zich dus eigenlijk niet eens af willen vragen wat de kwaliteit van leven is, omdat dit niet tot haar legitieme domein behoort. Wat de overheid moet doen is de maatschappij zodanig organiseren dat men in staat gesteld wordt om zelf de middelen te genereren om naar eigen inzicht een goed leven te leiden, of die middelen ter beschikking te stellen aan degenen die ze zelf niet kunnen verwerven.

6 In de politieke filosofie zijn de belangrijkste auteurs die hulpbronnen centraal stellen John Rawls (1999a) en Ronald Dworkin

Deze middelen worden in de politieke filosofie hulpbronnen (resources) genoemd. In een enge opvatting van hulpbronnen gaat het enkel over financiële middelen, maar er zijn ook ruimere definities. Men vindt deze vooral buiten de economische wetenschap. Vooral in de politieke filosofie is nagedacht over het brede scala aan hulpbronnen dat benodigd is voor de kwaliteit van leven, ongeacht de verschillende opvattingen die we persoonlijk hebben over de invulling daarvan. Een brede definitie is die van John Rawls, die in A Theory of Justice (1999a) hulpbronnen ‘all-purpose means’ of ‘social primary goods’ noemt. Het gaat dan om vrijheden, verwervingskansen (zoals een open en eerlijke toegang tot alle beroepen),

inkomen, vermogen en zelfs ook om de institutionele voorwaarden waaronder mensen verzekerd zijn van zelfrespect (the social bases of self-respect). Het basisidee van de brede definitie is dus dat de kwaliteit van leven voor mensen verzekerd is als de samenleving deze hulpbronnen reproduceert in een billijke verdeling. De theorie over het menselijk welzijn laat zich dan niet meer uit over wat individuen en groepen met die hulpbronnen doen en

beschouwt dat ook als onwenselijk.

In een tussenstadium van de productie van dit rapport heeft het MNP ons gevraagd om nader te verduidelijken hoe men op basis van de hulpbronnenbenadering tot een bruikbare index van levenskwaliteit zou kunnen komen. In Appendix A vindt men het resultaat van onze poging tot verduidelijking, waarbij we ons onder meer op Rawls hebben gebaseerd, maar ook op andere inspiratiebronnen uit de politieke wetenschap, onder andere Robert Putnams theorie over sociaal kapitaal als collectieve hulpbron voor de kwaliteit van leven in een democratische samenleving. Naast Rawls zijn er andere liberale rechtvaardigheidsconcepties waarin hulpbronnen de centrale maat zijn voor kwaliteit van leven. We noemen vooral

Dworkins conceptie van equality of resources (2000), omdat deze invloedrijke auteur behalve externe hulpbronnen zoals inkomen of vermogen ook interne hulpbronnen zoals aangeboren talent opneemt in de lijst van voorwaarden die aan de levenskwaliteit ten grondslag liggen. Omdat het streven naar een meetbare levenskwaliteit strikt genomen in strijd is met de liberale gedachte achter de hulpbronnentheorie kan men zich afvragen of deze theorie wel thuishoort in het rijtje van drie dat we hier bespreken als we nadenken over een index voor kwaliteit van leven. Maakt deze aanpak zich niet af van de vraag naar de inhoud van een kwantificeerbaar begrip van levenskwaliteit? Die vraag naar de inhoud wordt inderdaad niet beantwoord, maar niettemin is het terecht om de hulpbronnenbenadering als conceptuele basis voor de kwaliteit van leven in ons rijtje mee te nemen, juist omdat die benadering stelling neemt tegen het streven naar een onderling vergelijkbare maatstaf voor kwaliteit van leven. Wanneer men zich concentreert op een brede opvatting van hulpbronnen in de

betekenis van ‘all-purpose means’, dan is goed te verdedigen dat de kwaliteit van leven van personen, voor zover die ertoe doet buiten de sfeer van hun persoonlijke domein, kan worden afgelezen aan de hulpbronnen die hen ter beschikking staan. Bij de vergelijking van

individuele beschikking over hulpbronnen gaat het dan zowel om individueel beschikbare goederen als om toegang tot collectieve voorzieningen in ruime zin, dus met inbegrip van wettelijk gewaarborgde rechten en kansen. De conceptualisering van levenskwaliteit uit het liberale gezichtspunt van de hulpbronnentheorie wil dus een verantwoord en publiek

een grote diversiteit van opvattingen over het nastrevenswaardige leven. Op basis daarvan wil men dan wel een hulpbronnenindex construeren. Het probleem hiermee is dat liberale

politieke filosofen zoals Rawls en Dworkin de hulpbronnentheorie niet heel expliciet voor dit doel gebruiken (wellicht omdat ze de strikte interpretatie aanhangen, volgens welke de inhoud van kwaliteit van leven geen issue is). Daardoor kan het lijken alsof deze filosofen zich eigenlijk niet bezighouden met kwaliteit van leven, maar alleen met de vraag naar de rechtvaardige verdeling van hulpbronnen. Hierdoor ligt het veld open voor simpele opvattingen over de kwaliteit van leven waarin slechts gewerkt wordt met één enkele hulpbron, het inkomen.