• No results found

De testcase van de sportschoen: internalisering van moraal

11 Duurzaamheid en kwaliteit van leven nader beschouwd

11.2 De testcase van de sportschoen: internalisering van moraal

moraal

Laten we eerst nagaan waarom het MNP het wenselijk zou kunnen vinden om

duurzaamheidseisen als bestanddeel van de kwaliteit van leven te beschouwen. Dit kan goed worden onderzocht met een voorbeeld uit het Methoderapport op pagina’s 46-47, waarmee de ratio van ‘duurzaamheid in kwaliteit van leven’ nader wordt toegelicht. De schrijvers vragen: ‘Wat is een kwalitatief voldoende sportschoen?’ Het antwoord is: ‘Allereerst is dat een schoen waarmee in het heden goed gesport kan worden; vervolgens mag ook verwacht worden dat die schoen die functie ook een tijdje blijft vervullen. Maar de vragen waar het hier om gaat is of deze schoen ook een goede schoen is als die geproduceerd is onder mensonterende en/of milieuvervuilende omstandigheden, en of ik over de schoen tevreden ben als ik dat weet.’

Uit dit voorbeeld spreekt bezorgdheid dat de normatieve verdelingsvragen die samenhangen met de productievoorwaarden van de schoen niet zullen worden verdisconteerd in de

beslissing om de schoenen al dan niet te kopen, wanneer deze verdelingsvragen niet aan de orde komen als onderdeel van een oordeel over de kwaliteit van het product. Het motief om randvoorwaarden van duurzaamheid in de kwaliteitsmaatstaf in te bouwen is dan de wens om bepaalde morele aspecten van interdependentie tussen mensen nadrukkelijk aan de orde te stellen. Dit zou de reden kunnen zijn waarom het onderzoek in de Duurzaamheidsverkenning heeft gewerkt met een concept van ‘duurzaamheid in kwaliteit van leven’. Op zichzelf is het motief op zijn plaats, maar in hoofdstuk 3 hebben wij betoogd dat er andere manieren zijn om morele interdependenties over het voetlicht te brengen die beter aansluiten bij de

oorspronkelijke definities van duurzaamheid en die ook meer recht doen aan verschillende beweegredenen die mensen kunnen hebben om duurzame productie en consumptie te

ondersteunen. We willen dat betoog hier verder toelichten door het schoenenvoorbeeld nader te analyseren.

Er zijn twee principieel verschillende mogelijkheden om duurzaamheid te betrekken bij het samenvattende oordeel over de sportschoen, afhankelijk van hoe het bovenstaande verhaal wordt geïnterpreteerd. Die verschillen corresponderen respectievelijk met ‘duurzaamheid in kwaliteit van leven’ en ‘duurzame kwaliteit van leven’. Maar voor we deze hieronder

bespreken kijken we eerst naar twee gegevenheden uit het voorbeeld. Ten eerste: de schoenen die ik overweeg te kopen dragen bij aan de ‘kwaliteit van mijn leven’, omdat ik kennelijk verwacht er een tijdlang goed op te kunnen sporten en er dus het geld voor overheb. In de schets van een capability-index in hoofdstuk 9 zal zo’n micro-beslissing natuurlijk niet worden opgepikt in een veel grovere meting, maar wat er gebeurt is wel duidelijk: door de schoenen te kopen verruim ik mijn capability in het domein van recreatieve activiteiten. Ik zou ze willen kopen omdat ik in dat domein beter wil functioneren door tijd en geld in sportbeoefening te steken, en ik betaal hiervoor dan een prijs in iets verminderde mogelijkheden om in rivaliserende domeinen te functioneren.

Waar het nu om gaat is of we morele interdependenties moeten verwerken in het oordeel over de bijdrage die de sportschoen aan mijn levenskwaliteit levert. Dit brengt ons bij het tweede element uit het verhaal. De schrijvers van het Methoderapport stipuleren dat de schoen is geproduceerd onder moreel laakbare omstandigheden. Bijvoorbeeld: de arbeiders die de schoenen maken ergens in het Verre Oosten werken onder ‘mensonterende’ omstandigheden en in een productieproces dat slecht is voor het milieu ter plaatse. Zij vragen zich dan af of men nog wel zo tevreden zal zijn over de schoen als men zich hiervan eenmaal rekenschap geeft. De normatieve suggestie is dat dit eigenlijk niet zo zou behoren te zijn. Dit is althans de inzet van het voorbeeld. Wij stemmen in met deze suggestie, omdat het hier immers gaat om een bestudering van de manier waarop duurzaamheidseisen zich verhouden tot kwaliteit van leven. Maar we merken wel op dat de vraag of iemand die de feiten over de sportschoen kent zich daardoor moreel aangesproken zal voelen een empirische vraag is, een vraag waarop het antwoord anders kan uitpakken voor verschillende mensen.

Dit is op zichzelf al een bezwaar tegen een aanpak waarin morele overwegingen worden toegevoegd als dimensies van de kwaliteit van leven. Het is immers niet op voorhand duidelijk dat iedereen in dezelfde mate voor die morele overwegingen vatbaar is. Het

honorabele standpunt dat het wenselijk is dat we daar allemaal heel vatbaar voor zijn, kan dan ook geen reden zijn om morele overwegingen in te bouwen in een index van levenskwaliteit. Zoals opgemerkt in paragraaf 3.2 komt hier nog het bezwaar bij dat de inhoud van morele overwegingen die op concrete gevallen zoals de sportschoen betrekking hebben zeer divers kan zijn, waardoor niet duidelijk is welke moraal men nu precies deel moet laten uitmaken van ‘duurzaamheid in kwaliteit van leven’, gegeven dat men de levenskwaliteit op

individueel niveau wil meten. Dit valt gemakkelijk in te zien door het schoenenvoorbeeld te voorzien van andere narratieve elementen, bijvoorbeeld door een verhaal toe te voegen waarin de slechte arbeidsomstandigheden van de producenten worden erkend, om die dan vervolgens af te wegen tegen de vermeende toename van hun levensstandaard.

Wanneer morele overwegingen van duurzaamheid daarentegen worden gescheiden van de kwaliteit van leven, kan gemakkelijker worden omgegaan met deze morele diversiteit. Informatie over de mate waarin mensen in Nederland morele principes hebben

geïnternaliseeerd, bijvoorbeeld die uit het verhaal van de sportschoenen, is dan bruikbaar in een onderzoek naar het maatschappelijke en politieke draagvlak van

duurzaamheidsvoorwaarden, zonder dat daarmee rechtstreekse uitspraken hoeven te worden gedaan over de kwaliteit van leven. Om deze reden alleen al geven wij de voorkeur aan ‘duurzame kwaliteit van leven’ boven ‘duurzaamheid in kwaliteit van leven’. In 12.2 doen we enkele suggesties over dit type onderzoek.