• No results found

3.6 Samenstelling van commissies

3.7.1 Indeling van activiteiten

Commissies hanteren uiteenlopende werkwijzen. Waar de ene commissie vooral veel vergadert, weinig met betrokken partijen overlegt en uiteindelijk de resultaten van intern overleg in een rapport verankert, besteedt de andere commissie juist veel tijd aan interactie met partijen en is soms niet eens een rapport nodig aangezien de interactie en de veranderingen die daarmee teweeg zijn gebracht het doel van de commissie vormen en aldus de opdracht volbrengen. De werkwijze van een commissie kent, op hoofdlijnen, zeven soorten van activiteiten, te weten: vergaderen, documenten bestuderen, overleg voeren met partijen, raadplegen van vertrouwelingen en partijgenoten, bezoeken afleggen, optreden op bijeenkomsten en producten maken. De verschillende soorten activiteiten worden hierna behan-deld.35

Commissies vergaderen en tijdens vergaderingen ontplooien de leden uiteenlopende handelingen (Popper, 1970: 27 en Frissen, 2002: 36-38). Tijdens de eerste vergadering bijvoorbeeld zullen de leden het met elkaar eens moeten worden over wat nu eigenlijk de opdracht is (Cartwright, 1975: 106). Het komt voor dat commissies ook gaande weg hun werkzaamheden de interpretatie van de opdracht nog bijstellen. Het is niet ongebruikelijk dat vergaderingen beginnen met een vrij gesprek waarin voorzitter en leden elkaar beter leren kennen en niet alleen de opdracht met elkaar verkennen. Het vrije gesprek draagt bij aan het groepsgevoel binnen de commissie en maakt duidelijk wat de posities van verschillende leden zijn. De actualiteiten die met de kwestie van een commissie samen hangen zullen doorgaans uitgebreid de revue passeren. Ook creatieve sessies (zoals brainstorm-sessies en ‘pressure cooker brainstorm-sessies’ zoals Van der Burg, 1975: 437 beschrijft) horen bij het repertoire van vergadertechnieken. Ook brengen leden met enige regelmaat nieuwe ideeën in tijdens vergaderingen en gebruiken zij het gesprek daarover als toetsmomenten. Soms worden deze ideeën later nog in bredere kringen getoetst. Sommige commissies maken daarnaast aparte toekomstverkenningen van de kwestie die zij beschouwen en enkele commissies volgen opleidingen of trainingen om beter op de wachtende taken te zijn geëquipeerd. Doorgaans worden aanbevelingen die een commissie wil doen besproken in de plenaire vergadering. Zo kan het interne draagvlak worden gepeild en consensus worden bereikt over de te volgen koers. Sommige commissies toetsen het draagvlak voor het rapport door het concept extern te laten lezen, bijvoorbeeld door enkele grote belanghebbende partijen.

70

Meestal is het zo dat commissies allerlei soorten van documenten bestuderen (Cartwright, 1975: 146 e.v.). De berichtgeving in de media is bijvoorbeeld door de Commissie Besluitvorming Stemmachines uitgebreid bestudeerd. Beleidsdocumen-ten en wet- en regelgeving waarin het vigerend beleid is vastgelegd worden regel-matig bekeken. Waar noodzakelijk behoren documenten van (semi)private onder-nemingen tot de (achtergrond) informatie van commissies. In wetenschappelijke literatuur kunnen de leden de actuele stand van onderzoek en debat achterhalen. Over het algemeen bestudeert het secretariaat de documenten voor de commissie en krijgen de voorziter en leden een samenvatting van de voor hen belangrijke documenten. Soms lezen voorzitter en leden zich iets uitgebreider in door zelf ook de belangrijkste bronnen tot zich te nemen.

Commissies overleggen met ter zake doende partijen (‘consultatie’ in termen van Wilson, 1996: 207). Hoorzittingen, face-to-face gesprekken, telefonische gedachte-wisselingen, bijeenkomsten en e-mail verkeer zijn allemaal mogelijkheden voor commissies om met stakeholders van gedachten te wisselen over de kwestie waarover de commissie zich buigt (zo ook Popper, 1970: 36-37). Afhankelijk van de commissie worden op verschillende wijze contacten aangeknoopt met politici, bestuurders, ambtenaren, vertegenwoordigers uit sectoren, onafhankelijke experts, de media of met burgers of buitenlandse partijen. Cartwright (1975: 105 en 126) spreekt van het verzamelen van ‘bewijs’. Niet alle overleg en consultatie wordt door leden van de commissie zelf uitgevoerd. Regelmatig worden bijvoorbeeld gesprek-ken door adviseurs of secretarissen van de commissie gevoerd (voor overzicht van rollen van adviseurs en ondersteuners van de commissie zie Osborne, 1998: 796). Het werk van commissies onttrekt zich doorgaans aan het oog van buitenstaanders. In de commissie zelf worden stappen gezet, soms zichtbaar voor alle leden, dan weer onzichtbaar voor sommigen, die voor de uitkomsten van de werkzaamheden van commissies relevant zijn. Het individuele gedrag van commissieleden en voorzitter kan ook invloed hebben op bijvoorbeeld de effecten van een advies of op de inhoud van een rapport. Het raadplegen van partijgenoten of vertrouwelingen kan helpen om bijvoorbeeld de politieke discussie of het maatschappelijk debat klaar te maken voor de komst van een advies.

Het komt verder voor dat commissies ter plaatse poolshoogte gaan nemen en een locatie bezoeken (Cartwright, 1975: 147). Daarbij is een onderscheid mogelijk tussen werkbezoeken en visitaties. Werkbezoeken geven de commissie de mogelijkheid om zich een beeld te vormen van de situatie zoals deze voorhanden is op een bepaalde locatie (zie ook Frissen, 2002: 55). Bij visitaties wordt dit aangetroffen beeld ook door middel van een beoordeling afgezet tegen een gewenst

71 beeld. In het recente verleden zijn er onder andere visitatiecommissies geweest die de uitvoering van het grotestedenbeleid hebben onderzocht.

De kwestie waarover een commissie zich buigt, kan voor veel partijen interessant zijn. Uitnodigingen om te komen spreken, tot optreden, zijn dan niet vreemd. Vaak organiseren commissies zelf bijeenkomsten met een selecte groep participanten om bijvoorbeeld het concept advies te toetsen. Zo organiseerde de Taskforce Financiering Landschap Nederland (commissie-Rinnooy Kan) in september 2008 een bijeenkomst in de Lutherse kerk in Den Haag om met experts en stakeholders de conclusies en aanbevelingen van de taskforce door te nemen en in debat verder aan te scherpen. Of het nu gaat om besloten bijeenkomsten met uitsluitend genodigden, om openbare bijeenkomsten die voor iedereen toegankelijk zijn of zelfs om optredens in de media, het gaat telkens weer om kansen die er voor de commissie zijn om beelden te ventileren en draagvlak voor voorgenomen voorstel-len te toetsen. Gelijktijdig brengt dergelijk optreden ook een risico met zich mee dat zich laat duiden als een bedreiging. Immers, geen bewindspersoon ziet zijn commissie graag ‘en plein public’ uitspraken doen zonder daarvan eerst zelf op de hoogte te zijn. Een verspreking is snel gemaakt. Was het handig dat de commissie-Wiegel, die zich bezig hield met de herinrichting van de rijksdienst, al over kerndepartementen in de media begon te spreken nog voordat het rapport af was en nog voordat het rapport aan de bewindspersonen was gepresenteerd?

Commissies produceren een eindproduct in enigerlei vorm. Doorgaans beëindigen zij hun werk met het opstellen van een eindrapport (Cartwright, 1975: 168, Popper, 1970: 40-43, Van der Burg, 1975: 439, Frissen, 2002: 39). Daarbij streven commissies unanimiteit na. Een rapport van een verdeelde commissie, zeker als deze minderheidsstandpunten bevat, kan veel minder gericht als instrument in het politieke debat worden gebruikt. Dit overigens is een beoordeling vanuit het perspectief van macht en tegenmacht. Een verdeeld rapport is evenwel weinig bruikbaar wanneer de beoordeling plaats heeft vanuit de persepctieven van kennis en beleid en overleg en onderhandeling. Kennis wordt dan zichtbaar verschillend geïnterpreteerd en afwegingen worden expliciet anders gemaakt. Aan het eindrapport gaan regelmatig ook andere producten vooraf. Zo maken onderzoeks-commissies vaak een feitenreconstructie (zoals de commissie-Oosting deed naar aanleiding van de vuurwerkramp) en zijn er adviescommissies die discussiestukken produceren (zoals de commissie-Korthals Altes deed met enkele stukken over elektronisch stemmen die ter discussie op de eigen website zijn geplaatst). Hoewel de meeste commissies geen websites ontwikkelen, bestaan er commissies (zoals commissie-Wallage over overheidscommunicatie en de Nationale conventie over de

72

relatie tussen burger en overheid) die via hun eigen website actief debat met de samenleving en/of deskundige professionals voeren. De resultaten van commissiewerk kunnen regelmatig behalve in rapporten ook in publicaties, zoals boeken, artikelen of zelfs manifesten worden teruggelezen.