• No results found

4. Gevangenisstraf in Engeland en Wales

4.4. Het Engelse gevangeniswezen en de wijze van tenuitvoerlegging

4.4.2. Geschiedenis en doelstelling

Het onderscheid tussen local prisons en training prisons heeft een historische achter- grond.203 In de inleiding bij dit hoofdstuk werd al opgemerkt dat het bij wijze van straf

langdurig detineren van delinquenten in Engeland en Wales een relatief jong feno- meen is. Tot begin 19e eeuw was de meest gangbare manier om ernstige delicten te sanctioneren nog de toepassing van lijfstraffen of verbanning naar de koloniën. Als er al sprake was van strafrechtelijke vrijheidsbeneming, dan behelsde dat met name de tenuitvoerlegging van sancties voor relatief lichte vergrijpen (misdemeanours). Dit soort delicten kon worden bestraft met maximaal twee jaar opsluiting, te ondergaan in een van de lokale gevangenissen. Van detentie op grote schaal was op dat moment nog geen sprake.

Hierin kwam verandering in het laatste kwart van de 18e eeuw toen het aantal depor-

taties naar de westelijke koloniën begon terug te lopen. Als gevolg van de Amerikaan- se onafhankelijkheidstrijd was het niet langer mogelijk om de afzethavens daar te be- reiken en er was dringend behoefte aan alternatieve locaties om gedetineerden op te houden. Aanvankelijk werd de oplossing gezocht in de schepen voor gedetineerden- transport, die werkloos lagen aangemeerd in de rivier de Thames in London. Na wat aanpassingen voor een langduriger verblijf kregen deze schepen de functie van drij- vende gevangenissen. Het gebruik van deze zogenaamde ‘prison hulks’ markeerde de geboorte van het Engelse gevangeniswezen. Een kortstondige opleving van het aan- tal deportaties naar de overzeese gebieden (ditmaal richting Australië en Nieuw- Zeeland), maakte dat het nog een aantal jaren zou duren voordat er echt werk werd gemaakt van de bouw van inrichtingen aan de wal. In 1816 werd in London de eerste ‘convict prison’, geopend, Millbank prison. Een aantal decennia later in 1842 gevolgd door Pentonville prison, eveneens in Londen. Deze laatste inrichting (bestaande uit vijf vleugels, die samenkwamen in een centrale ruimte van waaruit toezicht werd gehou- den) zou in de jaren daarna model staan voor de bouw van enkele tientallen soortge- lijke inrichtingen in het land. De verbanning als straf werd definitief afgeschaft in 1867. De vrijheidsbenemende straf van ‘penal servitude’ in een van de convict prisons had toen al een vaste plaats gekregen in het sanctiestelsel.

203 Hetgeen in deze paragraaf beschreven wordt is voor een belangrijk deel gebaseerd op: Advi- sory Council on the Penal System 1978, ‘Sentences of Imprisonment: A Review of Maximum

Penalties’, p. 55-66. Zie voor een meer uitgebreide verhandeling o.a. Fox 1952, ‘The English Prison and Borstal Systems’, p. 19-74 en Radzinowicz & Hood 1986, ‘A History of English Criminal Law and its Administration from 1750, vol. 5, The emergence of penal policy’, p. 465- 599.

De convict prisons stonden onder centraal gezag. In de inrichtingen gold een regime dat sterk was beïnvloed door ervaringen opgedaan met gevangenissystemen in de Amerikaanse staten Pennsylvania (‘separate system’) en New York (‘Auburn system’ of ‘silent system’). Gedetineerden werden – met name in de eerste fase van hun de- tentie – volledig van elkaar afgezonderd. Harde arbeid moest hen brengen tot inkeer en boetedoening. Voor zover die arbeid al in gemeenschap werd uitgevoerd, mocht niet met elkaar worden gesproken. In de lokale gevangenissen, die aanvankelijk nog onder de verantwoordelijkheid van de lokale autoriteiten vielen, verliepen de zaken minder georganiseerd. De inrichtingen waren vuil en verouderd, en ziekten tierden er welig. Geld om deze gevangenissen aan te passen aan de vereisten van het cellulaire systeem was meestal niet voorhanden en ook een eenduidige filosofie bij de bejege- ning van gedetineerden was ver te zoeken. Voor de regering in Londen was dit reden om haar greep op de lokale gevangenissen te verstevigen, onder andere door het uit- vaardigen van voorschriften betreffende de staat van de gebouwen, de aard en om- vang van de te verrichten arbeid, voeding, etc. Ook de lokale gevangenissen kwamen uiteindelijk onder centraal gezag: in 1877 werd een nieuw orgaan opgericht, de zoge- naamde ‘Prison Commission’. Dit orgaan zou voortaan de verantwoordelijkheid dra- gen over alle penitentiaire inrichtingen in Engeland en Wales.

De periode die volgt kenmerkt zich door een bijkans neurotisch streven naar uniformi- teit. De Prison Commission voerde een regime door dat tot in de kleinste details was gereguleerd. Daarbij gold het devies ‘hard labour, hard fare and a hard bed’. Met zwa- re (en vaak nutteloze204) arbeid, karige maaltijden en een minimum aan nachtrust werd leedtoevoeging en afschrikking beoogd. De levensstandaard van een gedeti- neerde in de inrichting mocht in elk geval niet hoger liggen dan die van de hardwer- kende burger in de vrije samenleving.

De inspanningen van de Prison Commission zijn van cruciaal belang gebleken bij het realiseren van eenheid in de strafexecutie. Het op religieuze leest geschoeide cellulai- re stelsel bleek voor dat doel bij uitstek geschikt. Tegen het einde van de 19e eeuw werd echter ook duidelijk dat een andere hooggespannen verwachting niet waar ge- maakt kon worden: het afschrikwekkende gevangenisregime leidde niet tot afname van recidive. Inmiddels werd ook steeds duidelijker dat aan de filosofie van ‘punitive- deterrence’ zeer kwalijke neveneffecten kleefden. De impact van een leven in totale afzondering en de soberheid van het regime bleken desastreus voor het psychisch welzijn van gedetineerden. Veel ex-gevangenen keerden verbitterd, ontwricht en an- tisociaal weer terug in de samenleving.

In 1894 werd, naar aanleiding van kritische berichtgeving over misstanden in een aan- tal Londense gevangenissen, een departementale commissie samengesteld om het functioneren van het gevangeniswezen te onderzoeken.205 Deze Commissie Gladsto- ne (vernoemd naar haar voorzitter) trok in haar rapport stevig van leer tegen de puni- tieve wijze waarop gevangenisstraffen ten uitvoer werden gelegd. De commissie

204 Gedetineerden werkten onder andere aan de ‘crank’ en het ‘treadwheel’: mechanieken die

geen ander doel dienden dan de veroordeelde te laten zwoegen.

205 Zie over de achtergronden van deze commissie: Harding 1988, ‘‘The inevitable End of a Dis-

waar gedetineerden verbleven die de laatste fase van hun detentie hadden bereikt. Het beveiligingsniveau was hier tot een minimum teruggebracht. Het was gedeti- neerden in deze ‘open gevangenissen’ bijvoorbeeld toegestaan om buiten de inrich- ting te werken of een opleiding te volgen. Voor vrouwelijke gedetineerden bestonden speciale vrouwengevangenissen (of daartoe ingerichte vleugels binnen een reguliere gevangenis). Aan het begin van de jaren tachtig waren dat er acht, waarvan vier open gevangenissen.

4.4.2. Geschiedenis en doelstelling

Het onderscheid tussen local prisons en training prisons heeft een historische achter- grond.203 In de inleiding bij dit hoofdstuk werd al opgemerkt dat het bij wijze van straf

langdurig detineren van delinquenten in Engeland en Wales een relatief jong feno- meen is. Tot begin 19e eeuw was de meest gangbare manier om ernstige delicten te sanctioneren nog de toepassing van lijfstraffen of verbanning naar de koloniën. Als er al sprake was van strafrechtelijke vrijheidsbeneming, dan behelsde dat met name de tenuitvoerlegging van sancties voor relatief lichte vergrijpen (misdemeanours). Dit soort delicten kon worden bestraft met maximaal twee jaar opsluiting, te ondergaan in een van de lokale gevangenissen. Van detentie op grote schaal was op dat moment nog geen sprake.

Hierin kwam verandering in het laatste kwart van de 18e eeuw toen het aantal depor-

taties naar de westelijke koloniën begon terug te lopen. Als gevolg van de Amerikaan- se onafhankelijkheidstrijd was het niet langer mogelijk om de afzethavens daar te be- reiken en er was dringend behoefte aan alternatieve locaties om gedetineerden op te houden. Aanvankelijk werd de oplossing gezocht in de schepen voor gedetineerden- transport, die werkloos lagen aangemeerd in de rivier de Thames in London. Na wat aanpassingen voor een langduriger verblijf kregen deze schepen de functie van drij- vende gevangenissen. Het gebruik van deze zogenaamde ‘prison hulks’ markeerde de geboorte van het Engelse gevangeniswezen. Een kortstondige opleving van het aan- tal deportaties naar de overzeese gebieden (ditmaal richting Australië en Nieuw- Zeeland), maakte dat het nog een aantal jaren zou duren voordat er echt werk werd gemaakt van de bouw van inrichtingen aan de wal. In 1816 werd in London de eerste ‘convict prison’, geopend, Millbank prison. Een aantal decennia later in 1842 gevolgd door Pentonville prison, eveneens in Londen. Deze laatste inrichting (bestaande uit vijf vleugels, die samenkwamen in een centrale ruimte van waaruit toezicht werd gehou- den) zou in de jaren daarna model staan voor de bouw van enkele tientallen soortge- lijke inrichtingen in het land. De verbanning als straf werd definitief afgeschaft in 1867. De vrijheidsbenemende straf van ‘penal servitude’ in een van de convict prisons had toen al een vaste plaats gekregen in het sanctiestelsel.

203 Hetgeen in deze paragraaf beschreven wordt is voor een belangrijk deel gebaseerd op: Advi- sory Council on the Penal System 1978, ‘Sentences of Imprisonment: A Review of Maximum

Penalties’, p. 55-66. Zie voor een meer uitgebreide verhandeling o.a. Fox 1952, ‘The English Prison and Borstal Systems’, p. 19-74 en Radzinowicz & Hood 1986, ‘A History of English Criminal Law and its Administration from 1750, vol. 5, The emergence of penal policy’, p. 465- 599.

De convict prisons stonden onder centraal gezag. In de inrichtingen gold een regime dat sterk was beïnvloed door ervaringen opgedaan met gevangenissystemen in de Amerikaanse staten Pennsylvania (‘separate system’) en New York (‘Auburn system’ of ‘silent system’). Gedetineerden werden – met name in de eerste fase van hun de- tentie – volledig van elkaar afgezonderd. Harde arbeid moest hen brengen tot inkeer en boetedoening. Voor zover die arbeid al in gemeenschap werd uitgevoerd, mocht niet met elkaar worden gesproken. In de lokale gevangenissen, die aanvankelijk nog onder de verantwoordelijkheid van de lokale autoriteiten vielen, verliepen de zaken minder georganiseerd. De inrichtingen waren vuil en verouderd, en ziekten tierden er welig. Geld om deze gevangenissen aan te passen aan de vereisten van het cellulaire systeem was meestal niet voorhanden en ook een eenduidige filosofie bij de bejege- ning van gedetineerden was ver te zoeken. Voor de regering in Londen was dit reden om haar greep op de lokale gevangenissen te verstevigen, onder andere door het uit- vaardigen van voorschriften betreffende de staat van de gebouwen, de aard en om- vang van de te verrichten arbeid, voeding, etc. Ook de lokale gevangenissen kwamen uiteindelijk onder centraal gezag: in 1877 werd een nieuw orgaan opgericht, de zoge- naamde ‘Prison Commission’. Dit orgaan zou voortaan de verantwoordelijkheid dra- gen over alle penitentiaire inrichtingen in Engeland en Wales.

De periode die volgt kenmerkt zich door een bijkans neurotisch streven naar uniformi- teit. De Prison Commission voerde een regime door dat tot in de kleinste details was gereguleerd. Daarbij gold het devies ‘hard labour, hard fare and a hard bed’. Met zwa- re (en vaak nutteloze204) arbeid, karige maaltijden en een minimum aan nachtrust werd leedtoevoeging en afschrikking beoogd. De levensstandaard van een gedeti- neerde in de inrichting mocht in elk geval niet hoger liggen dan die van de hardwer- kende burger in de vrije samenleving.

De inspanningen van de Prison Commission zijn van cruciaal belang gebleken bij het realiseren van eenheid in de strafexecutie. Het op religieuze leest geschoeide cellulai- re stelsel bleek voor dat doel bij uitstek geschikt. Tegen het einde van de 19e eeuw werd echter ook duidelijk dat een andere hooggespannen verwachting niet waar ge- maakt kon worden: het afschrikwekkende gevangenisregime leidde niet tot afname van recidive. Inmiddels werd ook steeds duidelijker dat aan de filosofie van ‘punitive- deterrence’ zeer kwalijke neveneffecten kleefden. De impact van een leven in totale afzondering en de soberheid van het regime bleken desastreus voor het psychisch welzijn van gedetineerden. Veel ex-gevangenen keerden verbitterd, ontwricht en an- tisociaal weer terug in de samenleving.

In 1894 werd, naar aanleiding van kritische berichtgeving over misstanden in een aan- tal Londense gevangenissen, een departementale commissie samengesteld om het functioneren van het gevangeniswezen te onderzoeken.205 Deze Commissie Gladsto- ne (vernoemd naar haar voorzitter) trok in haar rapport stevig van leer tegen de puni- tieve wijze waarop gevangenisstraffen ten uitvoer werden gelegd. De commissie

204 Gedetineerden werkten onder andere aan de ‘crank’ en het ‘treadwheel’: mechanieken die

geen ander doel dienden dan de veroordeelde te laten zwoegen.

205 Zie over de achtergronden van deze commissie: Harding 1988, ‘‘The inevitable End of a Dis-

wees het verrichten van nutteloze arbeid af, evenals de praktijk waarbij gedetineer- den gedurende soms zeer lange tijd in volledige afzondering werden gehouden. Vol- gens Gladstone zouden delinquenten met de juiste ‘training and treatment’ tot betere personen kunnen worden omgevormd, zowel in fysieke als in morele zin. De bejege- ning van gevangen zou daarom meer in het teken van de resocialisatie moeten ko- men te staan.

De invloed van de Commissie Gladstone laat zich moeilijk onderschatten. Haar aan- bevelingen zouden de toon zetten voor een filosofie die het penitentiaire beleid meer dan een halve eeuw zou domineren, en die eigenlijk pas in de jaren zeventig van de vorige eeuw voor het eerst serieus ter discussie werd gesteld. Met name in de periode na de eerste wereldoorlog, toen het hervormingsproces een nieuwe impuls had ge- kregen door de negatieve detentie-ervaringen van de vele dienstweigeraars en zoge- naamde ‘suffragettes’ (activisten die streden voor vrouwenkiesrecht), is de situatie in de inrichtingen aanzienlijk verbeterd. Zo werd in lijn met aanbevelingen van Gladsto- ne onder meer de ‘rule of silence’ afgezwakt, kwam er een meer humane bezoekrege- ling en werden de mogelijkheden om een opleiding te volgen vergroot. Gedetineer- den kregen recht op een bescheiden vergoeding voor de door hen verrichtte arbeid. Ook werd er veel geïnvesteerd in het verbeteren van medische voorzieningen en de training van gevangenispersoneel. In deze periode zien we ook de eerste ‘training prisons’ verschijnen, toen nog speciaal bedoeld voor first offenders.

Zelfs toen de filosofie van training and treatment eind jaren vijftig stevig op de proef werd gesteld door stijgende criminaliteitscijfers, hoge recidive en een explosief toe- nemende gevangenispopulatie, was het antwoord van de beleidsmakers steeds meer van hetzelfde. De regeringsnota ‘Penal practice in a Changing Society’ uit 1959 bij- voorbeeld, een beleidsdocument waarin uiteen werd gezet welke koers men van plan was te gaan varen, liep nog altijd over van een rotsvast vertrouwen in de maakbaar- heid van de samenleving.206 Veel van de problemen waarmee het gevangeniswezen

zich geconfronteerd zag, zouden kunnen worden opgelost door meer en beter onder- zoek naar de oorzaken van criminaliteit en recidive, het ontwikkelen van nieuwe clas- sificatie- en behandelmethoden, het aantrekken van deskundige professionals en de bouw van nieuwe moderne inrichtingen. In de gevangenisdoelstelling neergelegd in de Prison Rules 1964, een regeling vergelijkbaar met de Nederlandse Penitentiaire maatregel, laat zich eenzelfde optimisme herkennen. Het eerste artikel luidde: ‘The

purpose of training and treatment of convicted prisoners shall be to encourage and assist them to lead a good and useful life.’ De invloed van het resocialisatieparadigma bereik-

te hier zijn hoogtepunt. Maar, zo zullen we in de volgende paragrafen zien, de eerste tekenen van verandering zouden zich weldra aandienen.