• No results found

8. Twee ‘nieuwe’ theoretische perspectieven

8.2.1. Amerikaanse invloeden

De oorsprong van de deserts beweging moet worden gezocht in de Verenigde Staten. Ze is daar begin jaren zeventig voortgekomen uit de Amerikaanse ‘civil rights move- ment’.397 Dat zich juist in de VS een opleving van het vergeldingsdenken voordeed is

niet zo verwonderlijk: het ‘treatment model’ was in een aantal staten in de VS bijkans tot in het extreme doorgevoerd en begon inmiddels de eerste excessen te vertonen. Zo waren er grote problemen in het Amerikaanse gevangeniswezen, waar de enorme overbevolking en raciale spanningen een zware wissel trokken op de leefomstandig- heden. Het leidde tot een reeks van oproeren, begin jaren zeventig, waarbij gevange- nen aandacht vroegen voor hun erbarmelijke situatie en erkenning eisten van hun rechten.398 Zij zagen een bejegening op basis van just deserts principes als een ver-

licht, humaan alternatief voor een te ver doorgeslagen individualisering.

Auteurs binnen de Amerikaanse deserts beweging focusten zich aanvankelijk vooral op de wijze waarop sancties ten uitvoer werden gelegd.399 De beweging brak een lans voor ‘prisoner empowerment’.400 Zij bepleitten een vergaande juridisering van de

397 Zie voor een kort overzicht: Bottomley 1980, ‘The ‘Justice Model’ in America and Britain: De-

velopment and Analysis’, p. 25-52. Zie ook: Garland 2001, ‘The Culture of Control’, p. 55-60.

398 Zie bijvoorbeeld The American Friends Service Committee 1971, ‘Struggle for Justice’, p. 1-7.

Een van de bloedigste gevangenisoproeren in de Amerikaanse geschiedenis is die in de Attica

State Penitentiary New York, in september 1971. Gedetineerden namen de controle van de in-

richting over, na geruchten over een vermeende marteling van een tweetal disciplinair ge- straften. Een veertigtal bewaarders werd gegijzeld. De gedetineerden eisten onder meer af- treden van de gevangenisdirectie en betere leefomstandigheden. De autoriteiten wilden echter van onderhandelen niet weten en sloegen de oproer ongenadig hard neer. Daarbij verloren tien gijzelaars en negenentwintig gijzelnemers het leven.

399 Zie onder meer: The American Friends Service Committee 1971, ‘Struggle for Justice’; Morris

1974, ‘The future of imprisonment’; Fogel 1975, ‘‘We are the living proof’: the Justice Model for Corrections’.

400 Opmerkelijk is echter dat de denkbeelden van de deserts beweging aanspraak konden ma-

ken op steun uit verschillende hoeken van de samenleving. Ze bevatte aantrekkelijke aspec-

procedures met betrekking tot vervroegde vrijlating, rechtsgelijkheid en meer trans- parantie. De tenuitvoerlegging zou moeten worden gemodelleerd langs de lijnen van wat het ‘justice model’ werd genoemd.

Het duurde niet lang voordat ook de straftoemeting zich op kritische belangstelling mocht verheugen. Opmerkelijk genoeg vanuit de rechterlijke macht zelf. In een in- vloedrijk artikel uit 1972, getiteld Lawlessness in sentencing, sprak Marvin Frankel (op dat moment district judge in New York) zich uit voor een rationalisering van het straf- toemetingsproces.401 Frankel beschreef de fase waarin de straf werd toegemeten als

een ‘bizarre nonsystem of extravagant powers confided to variable and essentially unre-

gulated judges, keepers, and parole officials’.402 Het was opmerkelijk, zo stelde hij, dat

juristen zich zoveel moeite getroosten voor een welhaast minutieuze beoordeling van de schuldvraag, om vervolgens zo weinig aandacht te schenken aan het sluitstuk van de procedure: de toemeting van sancties. De beslissingsvrijheid van de rechter was groot en mogelijkheden om tegen de strafmaat in beroep te gaan waren gering. Hij wees op de ruime bandbreedtes tussen minimum- en maximumstraffen en op het feit dat veel delicten met straffen voor onbepaalde duur konden worden afgedaan. Wet- geving om deze discretionaire ruimte in te kaderen ontbrak zo goed als volledig, evenals een samenhangend geheel aan straftoemetingsbeginselen en consistente ju- diciële precedenten. Deze factoren werkten volgens Frankel een niet te rechtvaardi- gen rechtsongelijkheid in de hand.

Frankel meende dat de tijd rijp was voor codificatie van straftoemetingscriteria. Hij wees erop dat dergelijke criteria altijd wel een rol speelden bij de straftoemeting, zij het – omdat ze nergens waren vastgelegd – doorgaans in een ‘arbitrary, random, in-

consistent, and unspoken fashion’.403 Codificatie zou het beslissingsproces inzichtelij-

ker kunnen maken en een handvat kunnen bieden voor een adequate beroepsproce- dure. Ook stelde Frankel voor om een permanente federale commissie op te richten die onderzoek zou moeten gaan doen naar de straftoemetingspraktijk, de tenuitvoer- legging van sancties en de wijze waarop de vervroegde vrijlating functioneerde. Deze commissie, die bijvoorbeeld zou kunnen bestaan uit rechters, advocaten, criminolo- gen en (ex)gedetineerden, zou richtlijnen en voorstellen voor wetgeving moeten for- muleren teneinde het hervormingsproces op gang te brengen en te houden.

De voorstellen van Frankel bevatten een aantal typische deserts elementen, zoals het pleidooi om terughoudend te zijn met het opleggen van straffen van onbepaalde duur en de roep om procedurele hervormingen. Als het aan Frankel lag, kwam er meer recht en minder discretie. Daarmee paste hij in feite het ‘justice model’ toe op de straftoemeting. Wat Frankel in zijn artikel echter niet deed, was een keuze maken voor één specifiek straftoemetingsbeginsel als primair, enig, of dominant principe.

ten voor zowel politiek links, rechts als het centrum, en had de potentie liberaal, radicaal en conservatief te verenigen.

401 Frankel 1972, ‘Lawlessness in sentencing’, p. 1-54. 402 Frankel 1972, ‘Lawlessness in sentencing’, p. 1. 403 Frankel 1972, ‘Lawlessness in sentencing’, p. 46.

beide een stempel drukten op de strafrechtspleging in de laatste twee decennia van de 20e eeuw. Deze twee discoursen ontwikkelden zich relatief autonoom van elkaar. Het debat was aanvankelijk gepolariseerd. Er laat zich in het denken over straf, vooral in de eerste jaren, een zekere dichotomie ontwaren. Na verloop van tijd echter, zien we ook bepaalde syntheses onstaan: er werden compromissen gesloten en pogingen ondernomen om de extremen met elkaar te verzoenen.

Deze bewegingen, hun totstandkoming, hun ontwikkeling en de wijze waarop ze van invloed worden op het beleid en de praktijk staan centraal in dit hoofdstuk. Daarbij zal worden ingegaan op het karakter van deze onderscheiden stromingen, de theoreti- sche problemen waarmee zij zich geconfronteerd zagen en de pogingen tot synthese die zich hebben voorgedaan.

8.2. ‘Just Deserts’

8.2.1. Amerikaanse invloeden

De oorsprong van de deserts beweging moet worden gezocht in de Verenigde Staten. Ze is daar begin jaren zeventig voortgekomen uit de Amerikaanse ‘civil rights move- ment’.397 Dat zich juist in de VS een opleving van het vergeldingsdenken voordeed is

niet zo verwonderlijk: het ‘treatment model’ was in een aantal staten in de VS bijkans tot in het extreme doorgevoerd en begon inmiddels de eerste excessen te vertonen. Zo waren er grote problemen in het Amerikaanse gevangeniswezen, waar de enorme overbevolking en raciale spanningen een zware wissel trokken op de leefomstandig- heden. Het leidde tot een reeks van oproeren, begin jaren zeventig, waarbij gevange- nen aandacht vroegen voor hun erbarmelijke situatie en erkenning eisten van hun rechten.398 Zij zagen een bejegening op basis van just deserts principes als een ver-

licht, humaan alternatief voor een te ver doorgeslagen individualisering.

Auteurs binnen de Amerikaanse deserts beweging focusten zich aanvankelijk vooral op de wijze waarop sancties ten uitvoer werden gelegd.399 De beweging brak een lans voor ‘prisoner empowerment’.400 Zij bepleitten een vergaande juridisering van de

397 Zie voor een kort overzicht: Bottomley 1980, ‘The ‘Justice Model’ in America and Britain: De-

velopment and Analysis’, p. 25-52. Zie ook: Garland 2001, ‘The Culture of Control’, p. 55-60.

398 Zie bijvoorbeeld The American Friends Service Committee 1971, ‘Struggle for Justice’, p. 1-7.

Een van de bloedigste gevangenisoproeren in de Amerikaanse geschiedenis is die in de Attica

State Penitentiary New York, in september 1971. Gedetineerden namen de controle van de in-

richting over, na geruchten over een vermeende marteling van een tweetal disciplinair ge- straften. Een veertigtal bewaarders werd gegijzeld. De gedetineerden eisten onder meer af- treden van de gevangenisdirectie en betere leefomstandigheden. De autoriteiten wilden echter van onderhandelen niet weten en sloegen de oproer ongenadig hard neer. Daarbij verloren tien gijzelaars en negenentwintig gijzelnemers het leven.

399 Zie onder meer: The American Friends Service Committee 1971, ‘Struggle for Justice’; Morris

1974, ‘The future of imprisonment’; Fogel 1975, ‘‘We are the living proof’: the Justice Model for Corrections’.

400 Opmerkelijk is echter dat de denkbeelden van de deserts beweging aanspraak konden ma-

ken op steun uit verschillende hoeken van de samenleving. Ze bevatte aantrekkelijke aspec-

procedures met betrekking tot vervroegde vrijlating, rechtsgelijkheid en meer trans- parantie. De tenuitvoerlegging zou moeten worden gemodelleerd langs de lijnen van wat het ‘justice model’ werd genoemd.

Het duurde niet lang voordat ook de straftoemeting zich op kritische belangstelling mocht verheugen. Opmerkelijk genoeg vanuit de rechterlijke macht zelf. In een in- vloedrijk artikel uit 1972, getiteld Lawlessness in sentencing, sprak Marvin Frankel (op dat moment district judge in New York) zich uit voor een rationalisering van het straf- toemetingsproces.401 Frankel beschreef de fase waarin de straf werd toegemeten als

een ‘bizarre nonsystem of extravagant powers confided to variable and essentially unre-

gulated judges, keepers, and parole officials’.402 Het was opmerkelijk, zo stelde hij, dat

juristen zich zoveel moeite getroosten voor een welhaast minutieuze beoordeling van de schuldvraag, om vervolgens zo weinig aandacht te schenken aan het sluitstuk van de procedure: de toemeting van sancties. De beslissingsvrijheid van de rechter was groot en mogelijkheden om tegen de strafmaat in beroep te gaan waren gering. Hij wees op de ruime bandbreedtes tussen minimum- en maximumstraffen en op het feit dat veel delicten met straffen voor onbepaalde duur konden worden afgedaan. Wet- geving om deze discretionaire ruimte in te kaderen ontbrak zo goed als volledig, evenals een samenhangend geheel aan straftoemetingsbeginselen en consistente ju- diciële precedenten. Deze factoren werkten volgens Frankel een niet te rechtvaardi- gen rechtsongelijkheid in de hand.

Frankel meende dat de tijd rijp was voor codificatie van straftoemetingscriteria. Hij wees erop dat dergelijke criteria altijd wel een rol speelden bij de straftoemeting, zij het – omdat ze nergens waren vastgelegd – doorgaans in een ‘arbitrary, random, in-

consistent, and unspoken fashion’.403 Codificatie zou het beslissingsproces inzichtelij-

ker kunnen maken en een handvat kunnen bieden voor een adequate beroepsproce- dure. Ook stelde Frankel voor om een permanente federale commissie op te richten die onderzoek zou moeten gaan doen naar de straftoemetingspraktijk, de tenuitvoer- legging van sancties en de wijze waarop de vervroegde vrijlating functioneerde. Deze commissie, die bijvoorbeeld zou kunnen bestaan uit rechters, advocaten, criminolo- gen en (ex)gedetineerden, zou richtlijnen en voorstellen voor wetgeving moeten for- muleren teneinde het hervormingsproces op gang te brengen en te houden.

De voorstellen van Frankel bevatten een aantal typische deserts elementen, zoals het pleidooi om terughoudend te zijn met het opleggen van straffen van onbepaalde duur en de roep om procedurele hervormingen. Als het aan Frankel lag, kwam er meer recht en minder discretie. Daarmee paste hij in feite het ‘justice model’ toe op de straftoemeting. Wat Frankel in zijn artikel echter niet deed, was een keuze maken voor één specifiek straftoemetingsbeginsel als primair, enig, of dominant principe.

ten voor zowel politiek links, rechts als het centrum, en had de potentie liberaal, radicaal en conservatief te verenigen.

401 Frankel 1972, ‘Lawlessness in sentencing’, p. 1-54. 402 Frankel 1972, ‘Lawlessness in sentencing’, p. 1. 403 Frankel 1972, ‘Lawlessness in sentencing’, p. 46.

Andere auteurs waagden die stap wel. Aan het begin van de jaren zeventig, toen het conventionele denken in de strafrechtspleging onder druk kwam te staan, tekende zich in de rechtsfilosofie een hernieuwde aandacht af voor ‘retributie’ ter rechtvaardi- ging van straf. Dit in schril contrast met de periode daarvoor, toen het, op het hoog- tepunt van het behandelparadigma, nog uit den boze leek om vergelding als iets na- strevenswaardigs te promoten. Retributivisme was lange tijd gezien als iets abjects; als een bruut, sadistisch overblijfsel uit de middeleeuwen dat eigenlijk niet meer paste binnen een ontwikkelde rationele samenleving. Een aantal auteurs echter, ondernam een poging om dat slechte imago te relativeren.404 Zij beijverden zich om ook de posi- tieve kanten van de vergelding te benadrukken. Gewezen werd op het uit het retribu- tivisme voortvloeiende respect voor de morele autonomie van delinquenten, de inhe- rente begrenzing door het proportionaliteitsbeginsel en het feit dat de vergelding als borg tegen paternalisme zou kunnen dienen. Dit ‘verlichtte’ retributivisme werd afge- zet tegen de inmiddels bekende keerzijden van toepassing van het utilistische ethos. In 1976 ten slotte, zien we de publicatie van het rapport Doing Justice, The Choice of

Punishments.405 Dit is een van de meest invloedrijke teksten die door de just deserts

beweging is voortgebracht. Het rapport vormde het sluitstuk van een lange reeks werkbijeenkomsten gehouden door de Committee for the Study of Incarceration, een gevarieerd gezelschap van wetenschappers en mensen werkzaam in de strafrechts- praktijk. De commissie had zich gebogen over de vraag, wat te doen met volwassen delinquenten, nadat in rechte was komen vast te staan dat zij zich schuldig hadden gemaakt aan een strafbaar feit. De conclusies waren daarna opgetekend door één van de commissieleden, Andrew von Hirsch, die ook in belangrijke mate de agenda voor de werkbijeenkomsten had bepaald.

Het rapport beoogde te voorzien in een uitputtende theorie voor de toemeting van (vrijheidsbenemende) straffen. De commissieleden lieten zich daarbij inspireren door het justice model. Humaniteit en gematigdheid vormden belangrijke thema’s in het rapport, evenals een zeker wantrouwen tegen de goede bedoelingen van de over- heid. Utilistische noties als rehabilitiatie, toerekenbaarheid en individualisering wer- den afgewezen als grondslag voor bestraffing vanwege de twijfelachtige effectivi- teitsclaims waarop ze waren gebaseerd, de ethische dilemma’s die ermee gepaard gingen en het feit dat de toepassing ervan tot onrechtvaardige uitkomsten zou leiden. Om die reden ook nam de commissie krachtig stelling tegen het centreren van onge- limiteerde discretionaire bevoegdheden bij de adminstratie en de praktijk van straf- oplegging voor onbepaalde duur. Volgens de commissie diende de strafrechtspleging terug te keren naar de kern: het toemeten van straf als uiting van morele afkeuring over normovertredend gedrag, waarbij niet de noden van de dader, maar de daad zélf centraal diende te staan. Een retributivistische strafopvatting derhalve, al bezigden de auteurs zelf liever het minder beladen begrip ‘deserts’. Het rapport Doing Justice

404 Zie onder meer: Armstrong 1961, ‘The retributivist hits back’, p. 471-490; Hart 1968, ‘Pun-

ishment and responsibility’; Feinberg 1970, ‘Doing & Deserving’; Kleinig 1973, ‘Punishment and Desert’.

405 Von Hirsch 1976, ‘Doing Justice: The Choice of Punishments’.

wordt inmiddels beschouwd als het standaardwerk in de canon van de deserts bewe- ging. We zullen het dadelijk in iets meer detail behandelen.