• No results found

Ontwikkelingen binnen de KRL-industrie

2. geïntegreerde weverijen/veredelingsbedrijven

7.3 De veredelingsindustrie Ontwikkelingen van productgroepen en van de in– en uitvoer

Van het totaal aan door de veredelingsindustrie afgewerkte doek wordt rond 1960 ca. 50% geverfd of bedrukt, de andere 50% wordt gebleekt, krimpvrij, waterafstotend, kreukherstel- lend, strijkvrij, of in andere veredelde vorm afgezet.18 Reeds eerder is vermeld dat de kleding- industrie de belangrijkste afzetmarkt is geweest, zij is in omvang sterk is afgenomen. In de huishoudtextiel vindt bij de sector bedtextiel in de tweede helft van de 60er jaren een grote omwenteling plaats. In toenemende mate worden dan witte lakens vervangen door gekleurde en ontstaat een trend om dekens te vervangen door donsbedden en bedrukte overtrekken. De nieuwe bedtextielartikelen nemen daarna een grote vlucht. Zij verdringen de dekens en geven een korte impuls aan de Nederlandse veredelingsindustrie. In 1976 heeft nog 80 % van de productie van de loonveredelingsbedrijven betrekking op bed- en huishoudtextielartikelen.19 Daarna wordt echter steeds meer weef- en veredelingsproductie in het buitenland uitbesteed. De interieurstoffen, geverfde of bedrukte gordijn – en meubelbekledingsstoffen vormen de derde hoofdproductgroep van de veredelingsindustrie. Ook de relatief kleine groep diversen neemt toe, zoals voor de coatingindustrie, waarbij een beschermende laag voor velerlei toe- passing op het doek wordt aangebracht, zoals voor koffers, zeilen, vrachtautokappen en plak- voeringstoffen. Het bleken van het katoendoek dat vanouds op grote schaal werd toegepast voor de Indische afzet verminderde sterk.

7.3.1 De productgroepen

In het algemeen is men in de KRL-jaarverslagen karig geweest met informatie over pro- ductgroepen en afzetmarkten en zo dat al is gebeurd, is men daar laat mee gestart. Enerzijds kan deze karige informatie zijn veroorzaakt door het feit dat eenzelfde product voor uit- eenlopende toepassingen kan worden ingezet, zoals corduroy dat kan worden gebruikt voor het maken van kledingartikelen, maar ook voor gordijnen en meubelbekleding. Anderzijds ontbrak het binnen bedrijven vaak aan een administratieve rubricering naar toepassingsge- bieden, ook was men achterdochtig bij het verschaffen van productinformatie met het oog op de concurrentie. De gebrekkige productinformatie is een indicatie dat over het algemeen het marketing-denken binnen de KRL-industrie niet sterk was ontwikkeld.

Alleen over de periode 1971–1979 en over het tijdvak 1985–2000 zijn er op basis van eigen KRL-enquêtes cijfers over afleveringen ingedeeld naar eindgebruik, waarbij de sterk uiteenlopende, maar relatief kleine groep diversen niet is vermeld. Beide reeksen sluiten niet op elkaar aan, maar geven wel het omzetaandeel en de ontwikkeling weer van de omzet in de verschillende hoofdproductgroepen/marktsegmenten. De eerste reeks is in kg. gemeten, de tweede in omzetcijfers in gld.. De cijfers over de eerste reeks, de periode 1971–1978, zijn als volgt:

Tabel 7.6 Doek afleveringen naar eindgebruik 1971 – 1978 van de KRL-industrie

x 1.000 kg. 1971 Omzet aandeel 1978 Omzet aandeel Index

1971=100 Kledingstoffen 27.323 43 % 21.512 43 % 79 Interieurstoffen 11.704 18 % 10.820 22 % 92 Technische Textiel 11.178 18 % 7.537 15 % 67 Huishoudtextiel 13.324 21 % 9.716 20 % 73 Totaal 63.529 100 % 49.585 100 % 78

Bron: Economische – en Jaaroverzichten KRL-industrie in de betreffende jaren, op basis van eigen enquête. Na 1978 is deze informatie niet meer beschikbaar

N.B. Onder ‘technische textiel’ wordt verstaan: zeil- en tentdoek en velerlei andere toepassingen. Vanwege de vergelijkbaarheid met tabel 7.7. is de qua omvang beperkte groep diversen uit deze tabel geëlimineerd

Wat als eerste opvalt is, dat de afzet in de productgroepen technische textiel, huishoudtextiel en kledingstoffen met ca. 20 à 30 % vermindert, terwijl die van de interieurstoffen, ondanks de in dit tijdvak optredende recessie, slechts met 8 % afneemt. De groep interieurstoffen, die ruimschoots gebruik kan maken van ingevoerd ruwdoek weet dankzij de minder ongunstige marktontwikkelingen in deze sector veel beter stand te houden dan de andere hoofdproduct- groepen. De kledingstoffen vormen met een constant omzet aandeel van 43 % verreweg de belangrijkste productgroep. De omzetvermindering van 21 % is aanzienlijk minder dan de in het volgende hoofdstuk geschetste neergang van de werkgelegenheid in die kledingindu- strie zou doen vermoeden (grafiek 8.1). De reden van dit verschil is dat de productgroep kledingstoffen in feite uit twee aparte groepen bestaat die elk een verschillende ontwikkeling vertonen, waarover geen aparte cijfers zijn gepubliceerd:

1. Stoffen die geleverd worden aan de kledingindustrie in Nederland of West-Europa. Deze tak van industrie heeft voor een belangrijk deel het vestigingsland verlaten of heeft de productie van kleding beëindigd, zodat deze afzetmarkt voor een groot deel is weg- gevallen. Deze aanvankelijk omvangrijke sector is dan ook grotendeels verantwoordelijk voor de afgenomen productie in die jaren

(zie hoofdstuk 8.5.2)

Ontwikkelingen binnen de KRL-industrie 187

Deze markten, waarop enkele Nederlandse drukkerijen vanouds een zeer belangrijke marktpositie bezitten, zijn nog steeds intact. In grote lijnen zijn de marktposities en pro- ductie daarvoor behouden.

In totaal vermindert de KRL-afzet van deze vier hoofdproductgroepen in de periode 1971– 1978 met 22%. Het tweede tijdvak, 1985–2000, waarin ook informatie over productgroepen is gegeven, is twee maal zo lang als het eerste en omvat naast die van de KRL- ook de dan zeer bescheiden omzet van de wolindustrie.

Tabel 7.7 Doek afleveringen naar eindgebruik 1985 – 2000 KRL en wolindustrie

x mln. gld. 1985 Omzet aandeel 1999 Omzet aandeel Index

1985 = 100 Kledingstoffen 686 37 % 508 44 % 74 % Interieurstoffen 417 23 % 316 28 % 76 % Technische Textiel 553 30 % 268 24 % 48 % Huishoudtextiel 185 10 % 42 4 % 23 % Totaal 1.841 100 % 1.134 100 % 62 %

Bron: Economische – en Jaaroverzichten KRL-industrie in de betreffende jaren, uit een KRL-enquête. Het betreft de omzet van de leden van brancheorganisaties KRL en Fenewol. De laatste is gering, ook moet worden aangetekend dat niet alle bedrijven lid zijn van een branchevereniging

In deze periode is de omzet van de kledingstoffen met ca. 25% afgenomen, terwijl dat in de vorige tabel 21% bedroeg. Er vindt dus een gestage afbrokkeling van deze productgroep plaats, waarbij rekening moet worden gehouden met de hiervoor geschetste tweedeling in een West-Europese en een Afrikaanse markt. Hoewel de laatste niet afzonderlijk wordt genoemd, heeft ze veel beter stand kunnen houden (zie voor dit onderwerp de bespreking van de strate- gische maatregelen van individuele ondernemingen in hoofdstuk 15.2.2.2).

Ook de interieurstoffen tonen een verminderde afzet van ca. 25%. Opvallend daarbij is dat de terugval in de vorige tabel slechts 8% bedroeg en zelfs in 1992 nog van een omzetstij- ging sprake is geweest. Voor deze sector staan de 80er jaren als goed geboekstaafd waarin de export is uitgebouwd en de productiecapaciteit van de textieldrukkerijen is vergroot. In de tweede helft van de 90er jaren neemt de afzet van interieurstoffen echter sterk af en worden, net als voorheen bij de spinnerijen en weverijen, diverse veredelingsbedrijven gesloten.

De afzet van technische textiel wordt geleidelijk gehalveerd terwijl zij in de 70er jaren ook reeds een sterke vermindering (33%) te zien heeft gegeven. Terwijl m.n. deze productgroep wordt gekenmerkt door productie op specificatie, heeft de KRL-industrie zich hierbij inter- nationaal niet kunnen handhaven.

De afzet van huishoudtextiel, die in de vorige tabel reeds met 27% was afgenomen daalt in de laatste periode zeer sterk. De productie daarvan wordt nagenoeg geheel in het buiten- land uitbesteed, daarnaast wordt in deze markt voor een belangrijk deel voorzien door de zelf importerende groot – en detailhandel.

Productiecijfers van de totale veredelingsindustrie zijn helaas niet beschikbaar, omdat door de verschillende typen veredeling en productieprocessen met zeer uiteenlopende snel- heden geen uniforme productiemaatstaf voorhanden is. Het is dan ook niet mogelijk, zoals bij de spinnerijen en weverijen, verbruik, productie, invoer en uitvoer van de totale verede- lingsindustrie in één grafiek weer te geven. Wel zijn deze cijfers vanaf 1960 t/m 1977 voor alleen de drukkerijsector bekend gemaakt, daarna is de informatie hierover gestaakt. Hoewel de drukkerijen slechts een deel van de veredelingsindustrie vormen zijn zij, ter illustratie dat niet alle activiteiten binnen de KRL-industrie met een neergang werden geconfronteerd, in onderstaande grafiek weergegeven.

Vergeleken met de gelijksoortige grafieken 7.1 en 7.2 van de spinnerij- en weverijsector, valt duidelijk een aantal verschillen op. Allereerst heeft bij de drukkerijen het productieni- veau hoger gelegen dan het berekende binnenlandse verbruik, terwijl dat bij de spinnerijen en weverijen er altijd onder heeft gelegen. Dat betekent dat de drukkerijen, in tegenstelling tot de spinnerijen en weverijen, altijd een netto-exporteur zijn geweest. Ten tweede is bij de drukkerijen tot 1970 het berekende binnenlands verbruik nagenoeg stabiel en daarna stij- gend geweest, terwijl dat bij de spinnerijen en weverijen over de gehele periode juist sterk is gedaald. Tot slot heeft de productie bij de drukkerijen de lijn van de relatief grote uitvoer gevolgd en is deze juist in de moeilijke textieljaren tot 1977 gestegen. Daarna is bovenstaande informatie niet meer verschaft. Wel is bekend dat na 1977 enkele jaren een daling van de productie plaatsvond, die vanaf 1983 werd gevolgd door een geleidelijke stijging. Deze is echter niet meer in gewichtseenheden weergegeven maar in m2 en kent een groei van ca. 30% tot 1992.20 Na 1992 zijn helaas geen productiecijfers meer beschikbaar. Wel blijkt uit andere bronnen dat dan ook in de drukkerijsector de productie begint te dalen en de capaciteit wordt verminderd. Het duidelijkst is deze neergang te zien in de sterke teruggang van de afzet inte- rieurstoffen zoals reeds vermeld in tabel 7.8, terwijl ook het aantal medewerkers van 1986 tot 2000 met 33 % is gedaald.21 Het is al eerder gezegd: dit is ook de tijd dat de technologische voorsprong van de veredelingsindustrie ten opzichte van de opkomende landen vooral in Azië begint af te nemen, en er aldaar nieuwe veredelingsbedrijven worden opgezet. Zoals de tapijtindustrie een uitzondering was binnen de afbrokkelende textielindustrie, is de verede- lingsindustrie een uitzondering geweest binnen de neergaande KRL-industrie.

Grafiek 7.3 Berekend binnenlands verbruik, productie, uitvoer en invoer van bedrukt doek 1960–

1978 (1.000 kg.) 0 2000 4000 6000 8000 10000 12000 14000 16000 18000 20000 1960 1961 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 jaren 1. 00 0 k g. Productie Export Import Ber.binnenlands verbr

Bron: Economische – en Jaaroverzichten KRL-industrie betreffende jaren

Terwijl er geen productiecijfers van de totale veredelingsindustrie zijn gepubliceerd is dat wel het geval met de in- en uitvoer. Vanaf 1956 is de invoer en vanaf 1970 is de uitvoer van het afgewerkte doek naar gewichtshoeveelheid gepubliceerd. Zij worden in onderstaande grafiek weergegeven.

Het blijkt dat in de nog goede textieljaren tot 1964, mede dankzij de nog goede gang van zaken in de KRL-industrie en de gezonde commerciële instelling van de geïntegreerde weve- rijen/veredelingsbedrijven, respectievelijk zelfstandige veredelingsbedrijven, de export van afgewerkte weefsels aanzienlijk groter is dan de invoer. Opvallend is wel dat de export in deze jaren nauwelijks groei vertoont. De belangrijkste oorzaak daarvan lijkt gelegen in het feit dat

Ontwikkelingen binnen de KRL-industrie 189

in de 50er jaren de omvangrijke afzet naar Indonesië geleidelijk aan tot nul is gereduceerd en de KRL-industrie alle moeite heeft gedaan om vervangende afzetmarkten te veroveren. Uit de grafiek blijkt dat zij daarin is geslaagd en de terugval van de verloren Indonesische afzet heeft kunnen compenseren. De invoer neemt in die jaren wel sterk toe.

Grafiek 7.4 Uitvoer en invoer van veredelde - of afgewerkte weefsels 1956–1992 (x 1.000 kg.)

0 10000 20000 30000 40000 50000 60000 70000 80000 90000 100000 19 50 19 52 19 54 19 56 19 58 19 60 19 62 19 64 19 66 19 68 19 70 19 72 19 74 19 76 19 78 19 80 19 82 19 84 19 86 19 88 19 90 19 92 jaren x 1 .0 00 k g. 1) 1964 1983 Export Import

Bron: Economische – en Jaaroverzichten KRL-industrie in de betreffende jaren

1) De uitvoercijfers van de afgewerkte weefsels zijn tot en met 1970 geschat door van de totale weefselexport die van het eerder geschatte ruwdoek af te trekken, daarna zijn de werkelijke cijfers gebruikt

N.B. 1 Vanaf 1993 worden de statistieken van de intracommunautaire handel van de EU-landen niet meer gebaseerd op de douanedocumenten, maar op rechtstreekse opgave van ondernemingen en ontstaan in de beginjaren aanzienlijke

verschillen met het oude stelsel.22 Daarom eindigt ook deze grafiek in 1992

N.B. 2 De hoeveelheid geëxporteerd ruwdoek is t/m/ 1970 zo goed mogelijk ingeschat, daarna zijn de werkelijke cijfers gebruikt

Vanaf het einde van de 60er tot het einde van de 70er jaren zijn invoer en uitvoer van de afge- werkte weefsels nagenoeg aan elkaar gelijk en nemen beide in gelijke mate toe. Dat de invoer stijgt, zal na de eerder geschetste ongunstige ontwikkelingen in de spinnerijen en weverijen niet verwonderen, maar dat de uitvoer in deze toch moeilijke textieljaren met relatief hoge kosten eveneens sterk toeneemt, roept enige verbazing op. Daarbij dient bedacht te worden dat de loonkosten in de veredelingsindustrie met 23 % relatief het laagst zijn van alle hoofd- productiefasen (tabel 6.5), en dat bovendien de veredelingsindustrie in toenemende mate gebruik maakte van ingevoerd goedkoop ruwdoek. Daardoor zijn de in Nederland veredelde afgewerkte producten in lang niet zo’n nadelige internationale concurrentiepositie gekomen als de in Nederland vervaardigde garens en weefsels. Ook hebben enkele KRL-onderne- mingen in die jaren gespecialiseerde producten ontwikkeld waarvan de export in de 70er jaren een sterke groei heeft gekend.

* Te noemen zijn o.m.: Blijdenstein-Willink met de zonwerende Verosol-stoffen, Ten Cate Technical met doek voor surfzeilen, Permess met plakbare tussenvoeringstoffen en een door de Engelse onderneming Laura Ashley in Helmond opgericht productielocatie voor toelevering van de toen zeer gewilde Laura Ashley-stoffen op het continent. Dit is ook de periode dat met name enkele gordijnstofdrukkerijen, vooral dankzij de welvarend geworden golfstaten, een sterke groei van hun export hebben gekend.

Na een top in 1978 verminderen, wellicht veroorzaakt door de afkoelende wereldeconomie, zowel de uitvoer en als de invoer, maar zij kennen beide sinds 1983 weer een herstel. De invoer laat daarna echter een veel sterkere groei zien dan de uitvoer. Vanaf 1985 begint zicht- baar te worden dat ook de veredelingsindustrie wordt weggedrukt door de invoer, een ten- dens die zich in de tweede helft van de 90er jaren versterkt voortzet. Over de gehele periode gezien is de export van afgewerkte weefsels verdubbeld, terwijl de invoer, van een lager niveau komend, ruim is verzesvoudigd. Ook in deze sector is Nederland van een netto exporteur een -importeur geworden.

7.3.2 De invoer

Na de analyse van de gang van zaken bij de afgewerkte weefsels wordt in onderstaande tabel de ontwikkeling van de invoer uit verschillende landen/regio’s om de tien jaar weergegeven. Daarbij zijn ruwdoek en afgewerkte weefsels in de door de KRL verschafte informatie samen- gevoegd.

Tabel 7.8 Geografische spreiding van de invoer van KRL-ruwdoek en afgewerkt weefsels (x 1.000

ton kg)

Land van herkomst 1962 1972 1982 1992 Index

1962=100

België 14.4 18.1 10.8 22.0 153

West-Duitsland 4.7 20.8 29.1 37.3 794

Frankrijk, Italië, voormalige EFTA 5.0 8.2 12.8 21.2 424

Rest Europa (w.o.Griekenland) 2.3 4.0 4.4 9.2 400

Midden/Verre Oosten (w.o.Turkije) 4.0 15.8 20.9 20.7 517

Amerika en rest wereld 0.4 4.2 3.3 3.3 825

Totaal x 1.000 ton 30.8 71.1 81.3 113.7 369

Bron: Economisch Overzichten K.R.L. uit diverse jaren. Vanaf 1993 worden de statistieken van de intracommunautaire handel van de EU landen niet meer gebaseerd op de douanedocumenten maar op rechtstreekse opgave van ondernemingen

en ontstaan in de beginjaren aanzienlijke verschillen met het oude stelsel.23 Daarom eindigt deze grafiek in 1992

N.B.

– De tabel geeft de meetpunten om de tien jaar, wat betekent dat de werkelijkheid een geleidelijker verloop zal hebben gehad – De EFTA is in 1960 opgericht als tegenhanger van de EEG. Lidstaten waren: Gr. Brittannië, Denemarken, Finland, Zweden, Oostenrijk, Portugal, Zwitserland, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. Inmiddels zijn in 1972 en 1995, met uitzondering van de laatste vier, alle EFTA landen tot de EG toegetreden. Vanwege de vergelijkbaarheid is de groep ‘voormalige EFTA’ in dezelfde samenstelling in de tabel gehandhaafd

In 1962 is België de grootste importeur van ruwe - en afgewerkte weefsels. Ook in de volgende decennia blijft de invoer uit België met enige schommelingen op een hoog niveau, dat vanaf de tweede helft van de 80er jaren zelfs stijgt. De invoer uit West-Duitsland komt van een relatief laag niveau, maar zij kent niet alleen een zeer sterke, maar ook een continue groei, tot een hoog niveau. Eenzelfde beeld, een relatief hoog invoerniveau met enige schommelingen uit België en een zeer sterk toenemende invoer uit Duitsland, heeft zich ook bij de invoer van garens voorgedaan (tabel 7.1.). Zelfs als wordt aangenomen dat de hoge invoercijfers uit België en Duitsland vanaf de 70er jaren enigermate vertekend kunnen zijn vanwege de mogelijke doorvoer van geïmporteerd doek uit andere landen, blijft de conclusie staan, dat de Nederlandse KRL-industrie een aanzienlijk deel van haar thuismarkt heeft afgestaan aan deze buurlanden. Hoewel na 1992 de aansluiting met voorgaande jaren wordt verbroken, blijkt uit andere cijfers dat de invoer van weefsels vanuit Duitsland van 1992 tot 1997 met 40% is gedaald.24 Aan deze opmerkelijke verandering zal in het volgende hoofdstuk aandacht worden besteed. Nadien verschaft de kleinschalig geworden bedrijfstak KRL geen informatie meer over in- en uitvoer per land of regio.

Frankrijk, Italië en de voormalige EFTA-landen kennen eveneens een sterk toenemende invoer, die na 1982 bijna is verdubbeld. Ook de overige Europese landen hebben hun positie

Ontwikkelingen binnen de KRL-industrie 191

kunnen versterken. Ondanks de vroeger veel geuite vrees voor de onereuze concurrentie uit Oost-Europa, is hiervan gedurende het gehele tijdvak 1962–1992 geen enkele dreiging uitge- gaan. Wel is de invoer uit de Zuid-Europese landen sterk gestegen, waarbij vooral landen als Griekenland, Spanje en Portugal een aanzienlijk invoeraandeel hebben verworven.

Ook de invoer van ruwdoek en afgewerkte weefsels uit landen in het Midden en Verre Oosten waaronder Turkije, toont vanaf 1972 een opvallend sterke stijging. Dit zijn de landen met aanzienlijk lagere loonkosten en/of subsidies van hun overheden, waartegen concurrentie op prijs niet mogelijk was. Het zijn de landen van waaruit allereerst de invoer van garen en vervolgens van ruwdoek en afgewerkt doek een sterke stijging te zien hebben gegeven. Het zijn ook de jaren geweest dat de Nederlandse KRL-industrie van een aanzienlijk deel van haar thuismarkt is verdrongen waardoor de productiecapaciteitcapaciteit sterk moesten worden verminderd. Opvallend is echter dat dit naast de Zuid-Europese en Aziatische landen vooral door de buurlanden West-Duitsland en België is veroorzaakt. In onderstaande tabel is de invoer uit en naar België en (West-)Duitsland nog eens weergegeven in procenten van de totale invoer.

Tabel 7.9 Invoer uit België en (West-)Duitsland in % van totale invoer 1962 – 1992

1962 1972 1982 1992

Invoer uit B+D 19,1 38,9 39,9 59,3

Totale invoer 30,8 71,2 81,4 113,8

B en D in % van totale invoer 62 55 49 52

Bron: tabel 7.8

Het blijkt dat over het gehele tijdvak België en Duitsland tezamen ruim 50% van de totale invoer voor hun rekening hebben genomen en de KRL-industrie slechts ten dele van haar thuismarkt is verdrongen door de opkomende landen. Doorslaggevend kan de invloed van de handel niet geweest zijn aangezien België altijd over een grote productiecapaciteit heeft beschikt en Duitsland door de grote thuismarkt altijd een voordeel heeft gehad. Ongetwij- feld zullen de, gedurende de 70er jaren de hoge loonkosten in Nederland een rol hebben gespeeld, doch gezien de omvang van de ingevoerde hoeveelheden en het door de jaren vrij stabiele beeld daarvan, moeten ook andere factoren in het spel zijn geweest. Genoemd is reeds de nadelige effecten van het garenkartel. Ook de rol van de verschillende overheden en de subsidiepolitiek in bepaalde regio’s is van belang geweest. Het is ook denkbaar dat de in het verleden hoge concentratie van de export op Indonesië en de daardoor in vergelijking met Duitsland en België relatief geringe exportconcentratie op West-Europa, de Nederlandse KRL-industrie qua commerciële kracht en exportoriëntatie op achterstand heeft gezet. Tot slot zullen ook de schaalgrootte van m.n. de Duitse textielbedrijven alsmede de technische veroudering in de Nederlandse weverijen een rol hebben gepeeld.

7.3.3 De uitvoer

In 1953 is er van een brede internationale spreiding van de KRL-export sprake. Ze is nage- noeg gelijkelijk verdeeld over drie continenten, Europa, Azië en Afrika, naar de andere werelddelen wordt nauwelijks geëxporteerd. Er kan dan nog worden gesproken van een brede exportoriëntatie die in het bedrijfsleven, zelfs in de huidige tijd, vrij bijzonder kan worden

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN