• No results found

Ontwikkeling van de industrie in Nederland

1. de chemische industrie

De sterke naoorlogse groei van het aantal werkzame personen in de chemie zet zich, met een kleine onderbreking tot in het begin van de 70er jaren, onverminderd voort. Na een korte terugval ontstaat qua werkgelegenheid een stabiele periode met een hoge productie, die voortduurt tot het begin van de jaren ’90. Daarna geeft de werkgelegenheid een sterke daling te zien. De chemische industrie staat als kapitaalintensief te boek, kent daardoor hoge afschrijvingen en scoort dus op een hoog niveau van BrTW pp (grafiek 3.3). In vergelijking met de andere bedrijfstakken zijn de schommelingen zeer hevig. Door de hoge investerings- kosten en specifieke know how zijn de toetredingsdrempels voor nieuwe toetreders hoog, andersom zijn daardoor ook de uittreeddrempels hoog. Het gevolg daarvan is dat in tijden

Ontwikkeling van de industrie in Nederland 69

van laagconjunctuur kostbare onderbezetting van de installaties dreigt te ontstaan, waardoor de opbrengstprijzen onder grote druk komen. De chemische industrie is daardoor conjunc- tuurgevoelig met zeer wisselende opbrengstprijzen, hetgeen zich uit in sterke schommelingen van de BrTW pp.

De eerste piek van de BrTW pp ligt in 1974, het jaar waarin de olieprijs de eerste top bereikt (grafiek 3.3). De macro-economische situatie is dan nog redelijk gunstig en kennelijk kunnen de gestegen grondstofprijzen meer dan normaal worden doorberekend in de verkoop- prijzen. Opvallend is dat er geen piek is in de BrTW pp na de tweede olie crisis in 1979. Door de minder gunstige algemene economische situatie ontmoette de extra doorberekening, die bij de eerste oliecrisis mogelijk was, kennelijk meer weerstand. Er was sprake van minder hoge opbrengstprijzen en een verminderde bezetting. Na het economisch herstel neemt de BrTW pp sterk toe met een dal in 1992 als de macro-economische situatie weer afzwakt, daarna wordt weer een hoog niveau bereikt. Aanvankelijk kende vooral de basischemie een sterke volumeoriëntatie en een sprongsgewijze groei van de capaciteit. De gunstige conjunc- turele ontwikkeling en de geleidelijke overschakeling naar hoogwaardiger producten c.q. meer specialiteiten, zijn belangrijke oorzaken voor het hoge niveau van de BrTW pp na het macro-economisch herstel.

Dankzij de Tweede Wereldoorlog hadden veel chemische producten een sterke techno- logische vernieuwing doorgemaakt en zijn nieuwe producten voor talloze nieuwe toepas- singen ontwikkeld, waardoor de vraag naar chemische producten sterk toenam. Tezamen met het naoorlogse herstel, de Marshall hulp en de overschakeling van kolen naar aardgas (met velerlei bijproducten), heeft zij voor een zeer sterke groei van de chemische industrie gezorgd. Aanvankelijk waren de meeste chemische producten afkomstig uit steenkool, later werden zij ook gewonnen uit aardolie, respectievelijk aardgas. Deze nieuwe materialen waren de basisgrondstof voor talloze nieuwe producten o.a. in de bouwwereld, de automobiel- en vliegtuigindustrie, de sterk groeiende duurzame consumptiegoederenindustrie en de textiel- industrie. De meeste van deze afzetmarkten zijn conjunctuurgevoelig, terwijl de grondstof- markten sterke prijsfluctuaties vertoonden, hetgeen tot gevolg had dat de bedrijfstak sterke schommelingen in productie hoeveelheid, maar vooral in rentabiliteit heeft gekend.

De bedrijfstak chemie kenmerkt zich als een kapitaalintensieve procesindustrie, waarbij voor één proces en één basis product veelal één nieuwe chemische fabriek werd gebouwd. Door de gunstige ligging van Nederland aan de zee en aan de grote rivieren, door de ligging van Zuid-Limburg aan de pijpleidingen van Rotterdam naar het Roergebied en door de grote infrastructurele investeringen van de overheid in gebieden als de Botlek, Moerdijk, Delf- zijl en Terneuzen, kwam de chemische industrie tot grote bloei. Ook de aardgasvondsten in Noord-Nederland gaven daaraan een sterke impuls. Grote chemische concerns zoals Shell, Esso, Dow Chemical, AKU/KZO en DSM bouwden op genoemde locaties talloze nieuwe fabrieken. Ook kwamen vele fusies tot stand waardoor schaalvergroting mogelijk werd, wat de bouw van nieuwe fabrieken weer stimuleerde. Na de laatste oliecrisis werd het beleid meer gericht op diversificatie, het aantal producten per onderneming nam sterk toe en er kwam een grote exportstroom op gang naar het zich industrieel ontwikkelende Azië.

In de jaren ’90 is de bouw van nieuwe fabrieken nagenoeg tot stilstand gekomen. Het beleid wordt omgebouwd naar kernactiviteiten met een minder groot aantal producten, maar wel op grotere schaal, efficiënter en met minder personeel. De bulkproductie gaat over naar producten van een hogere kwaliteit en met een hogere toegevoegde waarde. Kleine fabrieken worden gesloten, of worden met andere samengevoegd, waarbij bestaande activiteiten zonder al te grote investeringen qua capaciteit kunnen worden ‘opgerekt’. In toenemende mate wordt onderhoudswerk uitbesteed, grote engineering - en researchafdelingen worden gedecentra- liseerd, omvangrijke hoofdkantoren worden kleinschaliger en er worden veel internationale joint ventures opgericht. Ook komt er een golf van automatisering en energiebesparingsmaat- regelen op gang. Het opengaan van Oost-Europa heeft een grote invloed op de prijzen, m.n.

door de goedkope energie aldaar. In Azië is een omvangrijke chemische productie ontstaan, maar merkwaardigerwijs is deze relatief gering van omvang in de olieproducerende landen. Als gevolg van dit alles neemt het arbeidsvolume in de bedrijfstak chemie in de 90er jaren af, maar blijft als enige van de besproken bedrijfstakken nog boven het niveau van 1960.

In de chemie maakt men onderscheid tussen basis-, fijnchemie en farmacie. De eerste is op de petrochemie en anorganische chemie gebaseerd en brengt o.a. producten voort als kunststoffen en kunstmest, in de fijnchemie worden bijvoorbeeld pigmenten, geur- en smaak- stoffen geproduceerd. Aan het einde van de 20ste eeuw blijkt uit een benchmarkonderzoek dat de Nederlandse chemische industrie nog steeds sterker op de basischemie is georiënteerd dan in een aantal andere landen.

Grafiek 3.4 Samenstelling omzet chemische industrie in enkele landen

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% NL D B VS J

Fijn chemie Farmacie Basis chemie

Bron: Bedrijfstaktoets; chemie, metaalproducten, bouwnijverheid en uitgeverijen. MEZ Den Haag 1995, 7

Er is sprake van een verschuiving naar hoogwaardiger marktsegmenten, zo is in de basis- chemie bijvoorbeeld sprake van steeds meer hoogwaardige kunststoffen. Ook het omzetaan- deel van de fijnchemie is stijgende. De logistieke en infrastructurele faciliteiten van Rotterdam e.o. zijn als een sterk punt te beschouwen en bieden synergetische voordelen voor een verdere groei van de aldaar gesitueerde basischemie.21

De chemische industrie, die in tabel 3.4. is gekenmerkt als een bedrijfstak met een hoge kapitaal- kennis/scholing- en R & D intensiteit, is een voorbeeld van een zich in Nederland zeer goed ontwikkeld hebbende bedrijfstak op internationaal niveau, mede als gevolg van een succesvol industrie vestigingsbeleid zowel in de infrastructuur als in installaties. De grote ‘Nederlandse’ chemische bedrijven investeren momenteel ook in Azië, doch niet als strategie van uitbesteding maar ter voorziening van de aldaar groeiende afzetmarkten.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN