• No results found

Besluit G.18.03 Openbare versie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Besluit G.18.03 Openbare versie"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Besluit G.18.03

Openbare versie

Ons kenmerk: OPTA/IBT/2004/201873 Zaaknummer: G.18.03

Datum: 26 juli 2004

Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit op grond van artikel 6.3, tweede lid, van de Telecommunicatiewet (oud), juncto artikel 12.2 van de

Telecommunicatiewet in het geschil tussen:

de besloten vennootschap BT Nederland N.V. (hierna: BT), gevestigd te Amsterdam, gemachtigde: mr. O.J.M. Olmer, advocaat te Amsterdam, verzoeker,

en

de besloten vennootschap KPN Telecom B.V. (hierna: KPN), gevestigd te Den Haag, gemachtigden: mr. J.D.M Bolten en mr. B.J.H. Braeken, advocaten te Amsterdam, verweerder.

1

Samenvatting

Het onderhavige geschil1 heeft betrekking op interconnecterende huurlijnen die KPN krachtens de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) verplicht is aan aanbieders te leveren. Een interconnecterende huurlijn (hierna: ILL) is een (deel van een) huurlijn die als wholesale product van KPN wordt afgenomen en waarmee een aanbieder diensten kan aanbieden. ILL dient door KPN

kostengeoriënteerd en non-discriminatoir te worden verschaft. BT heeft over een aantal voorwaarden betreffende ILL met KPN onderhandeld en geen overeenstemming bereikt. BT heeft haar geschil met KPN aan het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) voorgelegd.

Het verzoek bestaat uit 51 punten, die onder andere betrekking hebben op de wijze van

interconnectie inzake huurlijnen, de voorwaarden en tarieven voor collocatie en de mogelijkheden om bepaalde diensten te kunnen aanbieden. Een gedeelte van deze punten komt overeen met de verzoeken die zijn behandeld in een geschilprocedure ingediend door MCI2. Over deze punten van BT heeft het college reeds beslist3 (hierna: het MCI besluit).

Dit geschil behandelt onder meer dat KPN krachtens artikel 6.1, eerste lid, van de oude

Telecommunicatiewet4 (hierna: oTw) ILL met hogere bandbreedtes (zogenaamde broadband ILL’s) dient te leveren, aangezien zij hiervoor aanmerkelijke marktmacht heeft. Verder dient KPN toe te staan dat BT collocatieruimten deelt met andere aanbieders. BT heeft deze collocatie bij KPN nodig

1 Het geschil is bij het college geregistreerd onder kenmerk G.18.03.

(2)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

om ILL’s te kunnen afnemen. Het college is van oordeel dat het delen van collocatieruimten bijdraagt aan het bereiken van een, op grond van artikel 6.1 oTw, efficiënte manier van interconnectie. Een aantal andere geschilpunten gaat over het feit dat KPN bij haar retailhuurlijnen dienstverlening andere (gunstigere) voorwaarden hanteert dan bij de wholesaledienst ILL. Het college constateert dat dit in een aantal gevallen in strijd is met de norm van non-discriminatie, zoals bedoeld in artikel 6.5, onder b, oTw. Een voorbeeld hiervan is de door KPN aangeboden typen interfaces voor ILL. Het college is van oordeel dat KPN op grond van artikel 6.5 oTw voor ILL dezelfde interfaces aan BT voor ILL dient aan te bieden als zij in haar retailhuurlijnen aanbod levert.

2

Inleiding

1. BT verzoekt het college om op basis van artikel 6.3 oTw regels vast te stellen die tussen BT en KPN zullen gelden naar aanleiding van het tussen beide partijen gerezen geschil met

betrekking tot het ter beschikking stellen van ILL door KPN aan BT.

2. De aanvraag van BT bestaat uit 51 geschilpunten. Verschillende punten uit de aanvraag komen overeen met een besluit dat het college reeds heeft genomen in een geschil tussen MCI en KPN5. Voor deze punten uit de aanvraag heeft het college de vereenvoudigde procedure toegepast, aangezien dezelfde afwegingen aan hem voorlagen. Dit heeft geresulteerd in een besluit6 van 26 februari 2004 (hierna: BT-besluit).

3. Ten aanzien van de overige geschilpunten uit de aanvraag volgt het college de gewone procedure. Voor het verloop van de procedure verwijst het college naar de stukken die in bijlage 1 van dit besluit zijn opgesomd. Het college verwijst naar bijlage 2 voor een schematisch overzicht van de door hem gehanteerde procedure (gewoon dan wel

vereenvoudigd) inzake de verschillende geschilpunten. Tevens is in deze bijlage beschreven in welk hoofdstuk het onderwerp wordt behandeld. Voorts is in bijlage 3 een overzicht opgenomen van de gebruikte technische termen.

4. In hoofdstuk 3 en 4 geeft het college het juridisch en feitelijk kader weer. In hoofdstuk 5 beschrijft het college zijn overwegingen met betrekking tot een aantal algemene standpunten van BT en KPN. In de hoofdstukken 6 tot en met 23 gaat het college in op de specifieke geschilpunten. In hoofdstuk 24 is het dictum van het besluit weergegeven.

(3)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

3

Het juridisch kader

5. Ingevolge artikel 19.5, eerste en derde lid, van de Tw behouden aanbieders van vaste openbare telefoonnetwerken of vaste openbare telefoondiensten en aanbieders van huurlijnennetwerken of huurlijnen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002 (in casu 19 mei 2004) door het college aangewezen zijn op grond van artikel 6.4, eerste lid, respectievelijk 7.2 van de oTw, de aan de aanwijzing verbonden verplichtingen tot de inwerkingtreding van de besluiten , bedoeld in artikel 19.4, tweede respectievelijk derde lid, van de Tw.

6. De aan de aanwijzing verbonden verplichtingen omvatten ingevolge artikel 19.5, vierde lid, van de Tw, mede verplichtingen inzake interconnectie als bedoeld in artikel 6.1, eerste, tweede en vijfde lid van de oTw, voor zover het verzoek om interconnectie uitgaat van een andere dan de aangewezen aanbieder.

7. Op grond van artikel 6.4, eerste lid, van de oTw is KPN aangewezen als aanbieder met aanmerkelijke macht (hierna: AMM) op de markt voor huurlijnen.

8. Ingevolge artikel 6.1, eerste en vijfde lid, van de oTw juncto artikel 19.5, vierde lid,van de Tw, dient KPN als aanbieder van huurlijnen zorg te dragen voor interconnectie. Op grond van artikel 6.5, onder b, van de oTw dient KPN die interconnectie aan te bieden onder gelijke voorwaarden als die welke onder gelijke omstandigheden gelden voor haarzelf of haar dochtermaatschappijen. Op grond van artikel 6.6, eerste lid van de oTw dienen de

interconnectietarieven van KPN transparant en kostengeoriënteerd te worden vastgesteld. 9. In de artikelsgewijze toelichting op artikel 6.1 oTw wordt aangegeven dat het doel van

interconnectie is om bij een ensemble van netwerken te bewerkstelligen dat er op een efficiënte manier onderlinge communicatie tussen de eindgebruikers van de verschillende openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten mogelijk blijft. Interconnectie dient derhalve op een efficiënte wijze te worden bewerkstelligd.

10. Ingevolge artikel 19.5, achtste lid, van de Tw behoudt het college tot 2 jaren na de

inwerkingtreding van de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002 de aan hem bij of krachtens de hoofdstukken 6 en 7 van de oTw toegekende of opgedragen taken en bevoegdheden, uitgezonderd de beslechting van geschillen, bedoeld in artikelen 6.3, 7.7 en 7.8.

(4)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

4

De feitelijke grondslag van het geschil

Het college merkt op dat aan het onderhavige geschil de navolgende feiten ten grondslag liggen. 12. KPN is een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk en een aanbieder van een

openbare telecommunicatiedienst in de zin van artikel 6.1 van de oTw. Op grond van artikel 6.4 van de oTw is KPN aangewezen als aanbieder met AMM op de markt voor huurlijnen7. In het ILL oordeel van 26 april 2002 (hierna: ILL april 2002 oordeel)8 is beschreven voor welke typen ILL KPN is aangewezen als partij met AMM.

13. BT is een aanbieder van openbare telecommunicatienetwerken en openbare

telecommunicatiediensten alsook een aanbieder van openbare huurlijnen in Nederland in de zin van artikel 6.1, eerste lid, juncto vijfde lid, oTw.

14. BT en KPN hebben op 23 september 2002 een interconnectie overeenkomst voor de ILL dienstverlening afgesloten.

15. Hieronder geeft het college een opsomming van de eerder door het college genomen besluiten en oordelen die relevant zijn voor de beslechting van dit geschil:

a) In het ILL april 2002 oordeel heeft het college aangegeven hoe een aanbod voor ILL door KPN dient te worden vormgegeven;

b) In het document “Integrale tariefregulering voor eindgebruikers- en interconnectiediensten” van 26 april 2002, is het beleidsvoornemen over onder andere ILL verwoord9. In het document “Maatregelen op wholesale niveau” van 8 mei 2002 is een aantal onderwerpen betreffende ILL verder uitgewerkt10 (hierna: mei 2002 document);

c) In het ILL oordeel van 20 december 2002 (hierna: ILL december 2002 oordeel)11 heeft het college de tarieven van de ILL diensten beoordeeld en een aantal uitgangspunten geformuleerd;

d) In het EDC goedkeuringsbesluit van 11 september 2003 (hierna: EDC-VI ILL besluit)12 heeft het college het kostentoerekeningssysteem van ILL diensten, waaruit de tarieven vanaf 1 juli 2003 volgen, beoordeeld;

e) Op 6 juni 2001 heeft het college KPN een last onder dwangsom opgelegd13 om de collocatie dienstverlening voor ILL in het referentieaanbod te laten opnemen;

f) Bij besluit van 5 september 2003 (hierna: EDC-VI collocatie besluit)14 heeft het college de tarieven voor collocatie dienstverlening voor ILL beoordeeld;

g) Bij besluit van 15 december 2003 heeft het college een geschil beslecht (het eerder genoemde MCI besluit) tussen MCI en KPN betreffende ILL.

7 AMM aanwijzing huurlijnen (artikel 6.4 oTw), OPTA/IBT/2000/202723, datum 15 november 2000. 8 Brief van het college van 26 april 2002 met kenmerk OPTA/IBT/2002/200705.

9 Brief van het college van 26 april 2002 met kenmerk OPTA/EGM-IBT/2002/201084. 10 8 mei 2002 (zonder referentie).

(5)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

16. Het college zal in de navolgende hoofdstukken per onderwerp ingaan op de standpunten van de partijen, de overwegingen van het college en de daaruit voortvloeiende verplichtingen. De standpunten van BT en KPN worden door het college samengevat weergegeven.

5

Overwegingen over algemene standpunten van partijen

5.1 Inleiding

17. In de geschilprocedure hebben BT en KPN een aantal algemene standpunten aangevoerd die niet specifiek gericht zijn op een enkel geschilpunt. In dit hoofdstuk zal het college zijn overwegingen ten aanzien van deze standpunten aangeven.

5.2 Geschilbevoegdheid

18. Het college heeft het verzoek tot het beslechten van dit geschil op 25 november 2003 ontvangen. Bij brief van 4 december 2003 gericht aan BT heeft het college de aanvraag als onvolledig aangemerkt en BT verzocht om voor een aantal punten documentatie te

verstrekken waaruit zou blijken dat er over deze punten voldoende was onderhandeld met KPN. BT heeft per brief van 17 december 2003 aanvullende documentatie aan het college laten toekomen waarna op 18 december 2003 het college het verzoek in behandeling heeft genomen.

19. Naar aanleiding van het verweerschrift van KPN van 30 januari 2004 is het college tot de conclusie gekomen dat over 26 van de 51 punten onvoldoende tussen BT en KPN was onderhandeld. Het college heeft dit tijdens de hoorzitting op 8 maart 2004 aan partijen meegedeeld. Tijdens deze zitting is door het college besloten partijen 7 werkdagen de

gelegenheid te geven om alsnog over de 26 punten overeenstemming te bereiken. Het college achtte deze termijn van 7 werkdagen redelijk omdat partijen al veelvuldig over deze

onderwerpen hadden gesproken.

20. Bij brief van 11 maart 2004 heeft BT KPN verzocht een aanbod te doen voor de bedoelde 26 punten. Bij brief van 22 maart 2004 heeft KPN aangegeven dat 10 punten van zodanige aard waren dat er geen overeenstemming met BT zou worden bereikt en dat daarom het college, slechts om inefficiënte procesvoering te voorkomen, deze punten in de procedure kon behandelen.

21. Aangezien het college heeft geconstateerd dat partijen over geen van de 26 punten gedurende de gegeven tijd overeenstemming hebben bereikt, heeft hij partijen bij brief van 5 april 2004 op de hoogte gebracht dat hij alsnog alle punten als geschilpunten in behandeling zou nemen. 22. KPN stelt in haar verweer van 15 april 2004 onder randnummer 30 dat over de onderwerpen 8C

(6)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

5.3 Vergelijking ILL met retailhuurlijnen

23. BT heeft een aantal van haar verzoeken15 gebaseerd op de norm van non-discriminatie tussen het retailhuurlijnen aanbod van KPN en het ILL aanbod. KPN weerspreekt het standpunt van BT met haar stelling dat non-discriminatie slechts ziet op de behandeling van twee wholesale partijen en niet op de gelijkstelling van een retail- en wholesale aanbod. In onderstaande randnummers zal het college uiteenzetten dat het retail aanbod volgens hem de basis kan vormen bij het beoordelen van ILL en dat non-discriminatie uit hoofde van artikel 6.5 oTw eveneens van toepassing kan zijn op het retail- en wholesale aanbod.

24. Het is het college uit de verschillende tariefbeoordelingen bekend dat voor de levering van ILL’s in beginsel dezelfde netwerkbouwstenen worden gebruikt, als KPN in zijn retailhuurlijnen aanbod gebruikt16. Voorts wijst het college erop dat KPN tijdens de hoorzitting heeft

aangegeven dat deze technische bouwstenen door één en dezelfde organisatie binnen KPN worden geleverd. Het college leidt hieruit af dat het retailhuurlijnen aanbod en ILL een vergelijkbare dienstverlening betreft. In sommige gevallen wijkt de dienstverlening tussen ILL en retailhuurlijnen wel af. Het college zal daarom per geschilpunt bekijken of er sprake is van vergelijkbare dienstverlening.

25. In randnummer 9 is beschreven dat interconnectie moet bijdragen aan het efficiënt

communiceren tussen eindgebruikers van verschillende netwerken. Om dit mogelijk te maken dient de interconnectie eveneens efficiënt te worden bewerkstelligd. Dan zullen aanbieders doorgaans minder kosten voor interconnectie hoeven te maken omdat zij hun netwerken op efficiënte wijze met elkaar kunnen koppelen. BT stelt in een aantal verzoeken dat KPN niet op de efficiëntste wijze wenst te interconnecteren. De beoordeling of KPN interconnectie op efficiënte wijze bewerkstelligt, kan niet plaatsvinden aan de hand van louter juridische of technische normen. De efficiëntie die KPN kan bereiken is immers afhankelijk van de stand der techniek en de organisatie van KPN. Een goede referentie bij deze beoordeling is, gelet op randnummer 24, hetgeen KPN in haar retailhuurlijnen aanbod hanteert. Indien KPN namelijk in staat is een bepaalde mate van efficiëntie voor retailhuurlijnen te realiseren moet KPN naar het oordeel van het college eveneens in staat worden geacht om eenzelfde efficiëntie voor ILL te realiseren.

26. De norm van non-discriminatie zoals beschreven in artikel 6.5 oTw is eveneens van toepassing. In randnummer 24 is namelijk beschreven dat de retailhuurlijnen dienstverlening en de ILL dienstverlening grotendeels gebruik maken van dezelfde technische bouwstenen en afdelingen binnen KPN. In dit licht concludeert het college dat uit artikel 6.5 oTw, onder b, volgt dat er sprake is van discriminatie als KPN dezelfde onderliggende bouwstenen aan zichzelf onder andere voorwaarden verstrekt dan aan andere aanbieders.

15 Het betreft de verzoeken 4, 4A, 4B, 7A, 7D, 8B 1e verzoek, 8C 9e verzoek (6.3.1), 8C 13e verzoek (7.2.1.2 en 7.2.1.3), 8D 3e

verzoek, 8D 4e verzoek (2.3) en 8D 6e verzoek (2.9).

(7)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

5.4 Referentie aanbieding

27. KPN heeft gesteld dat partijen zich dienen te houden aan de referentie aanbieding en er daarom geen geschil kan bestaan. Naar het oordeel van het college is dit niet juist. In de Memorie van Toelichting op artikel 6.7 oTw is vermeld: “Deze referentie interconnectie

aanbieding is van belang voor andere aanbieders omdat daarmee als het ware een catalogus geboden wordt van de mogelijkheden, de condities en de tarieven voor wat er op het gebied van interconnectie door de aanbieders die een dergelijke referentie interconnectie aanbieding bekend moeten maken geleverd kan worden.” Het college merkt op dat de referentie

aanbieding kan worden gezien als een minimale aanbieding waar iedere aanbieder recht op heeft en om kan verzoeken. De aanbieding dient als uitgangspunt voor partijen om in hun onderhandelingen te komen tot een overeenkomst. Deze onderhandelingsruimte, welke voortvloeit uit artikel 6.1, lid 6, van de oTw biedt partijen (in casu BT) de mogelijkheid om van de referentie aanbieding af te wijken, zolang KPN deze afwijking transparant en non

discriminatoir aan alle partijen aanbiedt. Het bestaan van een referentie aanbieding sluit daarom niet uit dat tussen partijen een geschil kan bestaan.

5.5 Interconnectie en bijzondere toegang

28. KPN voert in haar verweer aan dat BT dit geschil misbruikt om bijzondere toegang te verkrijgen als zijnde interconnectie. Hierdoor zou BT bijzondere toegang verkrijgen tegen EDC tarieven17. Het college kan dit standpunt van KPN niet volgen, aangezien de tarieven van zowel ILL als bijzondere toegang op EDC-beginselen worden gebaseerd en daarmee het tarief gelijk zou zijn ongeacht of een dienst als bijzondere toegang of als interconnectie wordt beschouwd. Indien ILL als bijzondere toegang was gereguleerd zouden daarom naar alle waarschijnlijkheid dezelfde tarieven als de huidige tarieven gelden.

5.6 Ingetrokken verzoek

29. BT heeft desgevraagd aangegeven dat zij van één verzoek, namelijk de downgrade dienst van 2048 naar 1984 kbps, in de praktijk geen gebruik zal maken en dus geen belang heeft bij dit geschilpunt. Het college begrijpt dit als intrekking van de aanvraag op dit punt.

6

Interconnecterende karakter ILL

6.1 Inleiding

30. Een huurlijn is een transparante transmissiecapaciteit tussen twee netwerkaansluitpunten van eindgebruikers. Bij een ILL wordt het gedeelte van de huurlijn tussen één eindgebruiker en het interconnectiepunt door KPN verzorgd en het gedeelte tussen het interconnectiepunt en de andere eindgebruiker door de (andere) aanbieder. In de overeenkomst tussen BT en KPN is de beperking opgenomen dat BT ook daadwerkelijk het andere gedeelte dient te verzorgen. Dit zou bijvoorbeeld niet het geval zijn indien BT de ILL direct bij de eindgebruiker door KPN laat afleveren. In de overeenkomst is daarom beschreven dat ILL een interconnecterend karakter

(8)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

dient te hebben. Het geschil betreft deze voorwaarde en of KPN dan wel BT het interconnecterend karakter dient te bewijzen.

6.2 Zienswijze BT

31. BT stelt dat KPN het gebruik van ILL beperkt tot een interconnecterend karakter. BT verzoekt het college deze restrictie uit de raamovereenkomst te verwijderen omdat dit een beperking van ILL inhoudt.

32. De bewijslast van het interconnecterende karakter heeft KPN bij BT gelegd. BT verzoekt het college deze bewijslast bij KPN te leggen.

6.3 Zienswijze KPN

33. ILL betreft interconnectie en mag daarom niet gebruikt worden als retailhuurlijn.

6.4 Overwegingen

6.4.1 Het college is bevoegd

34. Het college is bevoegd op grond van artikel 6.3, tweede lid, oTw om een geschil te beslechten tussen partijen. In randnummer 21 heeft het college geconcludeerd dat er op dit punt sprake is van een geschil.

35. Dit geschilpunt betreft de eis van KPN dat een ILL een interconnecterend karakter dient te hebben. Het geschilpunt heeft daarmee betrekking op artikel 6.1, eerste lid, oTw. Het college zal ingaan op de vraag of de voorwaarden van KPN in strijd zijn met haar plicht tot

bewerkstelligen van interconnectie.

6.4.2 Interconnecterend karakter

36. Naar het oordeel van het college dient ILL gebruikt te worden voor interconnectie. Immers alle verplichtingen van KPN betreffende ILL komen voort uit artikel 6.1 oTw. Indien een huurlijn niet voor interconnectie doeleinden wordt gebruikt, valt deze huurlijn niet meer onder het bepaalde in hoofdstuk 6 oTw en is deze huurlijn feitelijk een retailhuurlijn met bijbehorende voorwaarden.

6.4.3 Bewijslast

37. KPN heeft, voor het bepalen of een ILL daadwerkelijk gebruikt wordt voor interconnectie, gegevens uit het netwerk van BT nodig, aangezien het karakter van de huurlijn in het netwerk van BT wordt bepaald. Indien het college het verzoek van BT om de bewijslast volledig bij KPN te leggen zou toewijzen, zal het voor KPN in feite onmogelijk zijn om te controleren of de huurlijn voor interconnectie wordt gebruikt omdat KPN voor de bewijzen gegevens uit het netwerk van BT nodig heeft. Daarom wijst het college het verzoek van BT af.

6.5 Conclusie

(9)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

7

Shared access op clusterpunten

7.1 Inleiding

39. BT heeft twee typen locaties om huurlijnen van KPN af te nemen; collocaties voor het afnemen van ILL en locaties voor het afnemen van retailhuurlijnen. KPN levert geen retailhuurlijnen in de collocaties. BT wenst dit wel en dit is onderwerp van geschil.

7.2 Zienswijze BT

40. BT stelt dat KPN bij retailhuurlijnen een breder aanbod aanbiedt dan bij ILL. Daarom wordt zij gedwongen retailhuurlijnen voor wholesale doeleinden af te nemen om haar klanten te bedienen. Doordat KPN deze retailhuurlijnen niet in de collocaties aflevert moet BT

(bedrijfsvertrouwelijk) locaties instandhouden voor de afname van deze retailhuurlijnen. BT

stelt dat dit geen efficiënte interconnectie is. 41. BT verzoekt het college om vast te stellen dat KPN:

a) toestaat dat in collocaties retailhuurlijnen mogen worden gebruikt;

b) het in het verleden ten onrechte teveel betaalde restitueert met opslag voor de wettelijke rente.

7.3 Zienswijze KPN

42. KPN dwingt BT geenszins tot het afnemen van retailhuurlijnen. Het staat BT vrij al dan niet retailhuurlijnen c.q. ILL’s af te nemen.

7.4 Overwegingen

43. In essentie verzoekt BT naar het oordeel van het college een verandering in de voorwaarden voor de retailhuurlijnen dienstverlening van KPN. Het geschil gaat immers over de vraag waar retailhuurlijnen geleverd moeten worden. BT heeft het geschil echter ingediend als een interconnectiegeschil op basis van artikel 6.3 oTw. Op basis van dit artikel is het college niet bevoegd uitspraak te doen over de voorwaarden van retailhuurlijnen van KPN.

7.5 Conclusie

44. Het college wijst het verzoek van BT af.

8

Shared access op klantlocatie

8.1 Inleiding

(10)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

behandeld betreft ILL waarbij de glasvezel infrastructuur van de cityring18 van KPN wordt gebruikt. KPN noemt deze cityring dienst (City) Premium Access (hierna: (C)PA). Het geschil betreft zowel de vraag welk tarief KPN in rekening dient te brengen als de vraag welke kwaliteitsklassen KPN dient te bieden.

8.2 Zienswijze BT

46. BT verzoekt dat KPN voor verbindingen over een cityring een tarief hanteert behorende bij glasvezelinfrastructuur van de cityring en niet een tarief behorende bij het koperen aansluitnet.

47. BT verzoekt voorts de mogelijkheid om te kiezen tussen twee kwaliteitsklassen, namelijk PremiumA en PremiumB19, met bijbehorende tarieven.

8.3 Zienswijze KPN

48. KPN is van mening dat bij een ILL over (C)PA het “KPN ILL x kbps regional collocation / telco sited service premium a” tarief hoort.

49. Voorts geeft KPN aan dat uiterlijk aan het einde van het derde kwartaal van 2004 vrijwel alle verbindingen die aan de a-zijde20 dubbel zijn uitgevoerd en aan de b-zijde enkel zijn

uitgevoerd, administratief gemigreerd worden naar PremiumB. Zij voert hiervoor een evaluatie uit.

8.4 Overwegingen

8.4.1 Het college is bevoegd

50. Het college constateert dat er sprake is van een geschil inzake ILL over (C)PA. Bij e-mail van 16 juli 2003 heeft BT aan KPN verzocht aan te geven of een ILL over (C)PA een kwaliteitsklasse PremiumA of PremiumB heeft en welk tarief hiervoor geldt. KPN heeft bij e-mail van 17 juli 2003 aangegeven dat een ILL over (C)PA een kwaliteitsklasse PremiumA betreft. BT is van mening dat dit niet correct is.

51. De kwaliteitsklasse is volgens het college een essentiële voorwaarde voor interconnectie. De kwaliteit geeft immers aan hoe vaak (en voor welke periode) interconnectie niet wordt bewerkstelligd. Een zeer lage kwaliteit zou feitelijk neerkomen op het niet of onvoldoende bewerkstelligen van interconnectie en daarmee een overtreding inhouden van artikel 6.1, eerste lid, oTw. Het tarief dient volgens artikel 6.6, eerste lid, oTw op kosten te zijn georiënteerd. Het college zal in navolgende randnummers ingaan op het tarief dat van

18 Een cityring is een vorm van infrastructuur waarbij een aanbieder een glasvezelkabel (met daarin vele glasvezels) aanlegt in een

traject vanaf een centrale dat langs potentiële klanten voert. Indien een klant een aansluiting op deze glasvezel infrastructuur wenst hoeft de aanbieder slechts een kleine aftakking van deze kabel te maken en naar de klant te voeren. Deze infrastructuur wordt meestal ringvormig uitgevoerd. Dit wil zeggen dat de glasvezelkabel begint en eindigt in dezelfde centrale. Door deze constructie kan een hoge beschikbaarheid worden gegarandeerd.

19 KPN hanteert in de huurlijnproductnamen de termen PremiumA en PremiumB om twee kwaliteitsklassen aan te geven. PremiumB

geeft een hogere beschikbaarheid aan dan PremiumA. In het algemeen hebben huurlijnen die naar de eindgebruiker enkelvoudig zijn uitgevoerd een PremiumA klasse en die dubbel zijn uitgevoerd PremiumB.

(11)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

toepassing is, op de vraag of het tarief kostengeoriënteerd is en of de juiste kwaliteitsklasse door KPN wordt gehanteerd.

8.4.2 Tarief

52. Het college heeft in het EDC-VI ILL besluit het kostentoerekeningssysteem voor ILL, waaruit de tarieven voor ILL voortkomen, goedgekeurd, aangezien het college had geoordeeld dat deze tarieven kostengeoriënteerd waren. Uit de opbouw van deze tarieven blijkt dat, in

tegenstelling tot hetgeen KPN heeft aangegeven, bij ILL over (C)PA verbindingen (via een NWAD of NMUX) het “KPN ILL x kbps regional collocation / telco sited service via NWAD premium a/b” of “KPN ILL x kbps regional collocation / telco sited service via NMUX premium a/b” tarief van toepassing is. Alleen indien KPN dit tarief hanteert wordt voldaan aan de norm van kostenoriëntatie.

8.4.3 Kwaliteitsklasse

53. KPN heeft aangegeven dat zij uiterlijk aan het einde van het derde kwartaal van 2004

nagenoeg alle verbindingen die aan de a-zijde dubbel zijn uitgevoerd en aan de b-zijde enkel zijn uitgevoerd, administratief zal migreren naar PremiumB. Het college constateert dat KPN daarmee zal voldoen aan het verzoek van BT en eveneens hiermee interconnectie op een kwalitatief betere wijze bewerkstelligt. KPN voldoet daarmee beter aan de doelstelling van artikel 6.1, eerste lid, oTw.

8.5 Conclusie

54. Bij een ILL over (C)PA dient KPN het “KPN ILL x kbps regional collocation / telco sited service via NWAD/NMUX premium a/b” tarief te hanteren.

55. KPN dient uiterlijk aan het einde van het derde kwartaal van 2004 alle daar voor in aanmerking komende verbindingen administratief van PremiumA naar PremiumB te migreren.

9

Broadband ILL service

9.1 Inleiding

56. KPN maakt een onderscheid tussen ‘smallband en broadband’ huurlijnen. Deze laatste

categorie zijn de huurlijnen van meer dan 2 Mbps. BT en KPN verschillen van mening over hoe (en of) de broadband ILL’s geleverd dienen te worden. Dit uit zich in twee geschilpunten.

9.2 Zienswijze BT

57. BT stelt dat KPN haar dwingt om voor huurlijnen van meer dan 2 Mbps (broadband ILL) een retail dienst genaamd BCTN21 af te nemen. In het ILL aanbod staan deze broadband

verbindingen echter wel genoemd. BT verzoekt het college om aan KPN op te leggen dat zij deze broadband ILL’s levert.

(12)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

58. KPN biedt ILL-verbindingen van meer dan 2 Mbps alleen via één type interface aan. In haar retail product BCTN biedt ze 4 mogelijke interfaces. BT verzoekt dezelfde interfaces te kunnen afnemen om onnodige kosten te voorkomen.

9.3 Zienswijze KPN

59. KPN is van mening dat zij ten onrechte is aangewezen als aanbieder met AMM op de (deel)markt broadband ILL.

60. KPN is van mening dat bij het verzoek tot het leveren van broadband ILL’s geen sprake is van een geschil. BT heeft slechts een offerte aangevraagd en KPN heeft aangegeven dat zij een ontheffing kan vragen bij het college nadat BT een order zou vragen. Pas als KPN geen ontheffing van het college zou krijgen en KPN niet de broadband ILL zou leveren, is er sprake van een geschil.

61. KPN is van mening dat zij niet alle interfaces hoeft te leveren, omdat deze interfaces niet voorkomen in het referentie aanbod. Het referentieaanbod is tot stand gekomen naar

aanleiding van consultatierondes en besluiten van het college. BT kan niet verlangen dat KPN nieuwe interfaces in het referentieaanbod opneemt.

9.4 Overwegingen

9.4.1 Het college is bevoegd

62. BT heeft op 1 mei 2003 met KPN overlegd over het leveren van broadband ILL. KPN heeft gesteld dat zij niet direct tot levering van een broadband ILL zal overgaan, maar een

ontheffing bij het college zal indienen. Het college constateert dat daarmee BT en KPN niet tot overeenstemming zijn gekomen over het leveren van broadband ILL’s en dat er sprake is van een geschil tussen BT en KPN. Het college is, op grond van artikel 6.3, tweede lid, oTw bevoegd om regels te stellen met betrekking tot deze geschilpunten.

63. In navolgende randnummers zal het college overwegen of KPN verplicht is, en zo ja, met welke kwaliteit en interfaces, broadband ILL’s te leveren, overeenkomstig artikel 6.1 oTw.

9.4.2 Broadband ILL

64. In het ILL april 2002 oordeel is toegelicht dat de AMM aanwijzing van KPN eveneens geldt voor ILL van meer dan 2 Mbps die gebruikt worden voor eindgebruikersaansluitingen (access). Hieruit volgt dat de AMM-verplichtingen van KPN op de door BT gevraagde ILL’s van toepassing zijn en dat KPN de door BT gevraagde broadband ILL’s dient te leveren.

9.4.3 Interfaces

65. De afweging die het college dient te maken is gelegen tussen de kostenvoordelen van BT en het feit dat KPN interfaces, die niet voorkomen in het referentie aanbod, zou moeten leveren. 66. Het college heeft reeds in randnummer 27 overwogen dat de referentie aanbieding een

(13)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

en niet kan worden gebruikt als beperking op de ILL-dienstverlening van KPN. Het feit dat de interfaces thans niet in de referentieaanbieding zijn opgenomen acht het college daarom niet voldoende om BT de kostenvoordelen te onthouden. Ook zijn er geen technische beperkingen, aangezien KPN desgevraagd heeft aangegeven dat er geen technische redenen zijn waarom bij ILL niet alle typen interfaces geleverd zouden kunnen worden die bij retailhuurlijnen wel worden geleverd. KPN heeft daarom het college niet kunnen overtuigen waarom het leveren van de interfaces in dat geval onredelijk is.

67. Naar het oordeel van het college zou KPN in overtreding zijn met de norm van

non-discriminatie, zoals is beschreven in randnummers 23 tot en met 26, indien zij de gevraagde interfaces niet levert aangezien zij die wel levert in haar retailhuurlijnen aanbod. Het college komt daarmee tot de conclusie dat KPN op grond van artikel 6.5, onder b, oTw dient over te gaan tot het leveren van dezelfde typen interfaces als zij bij haar retailhuurlijnen aanbod levert, bovenop de interfaces die zij reeds in het ILL aanbod heeft opgenomen.

68. Het college is tevens van oordeel dat KPN vanaf dagtekening van dit besluit de orders voor de interfaces dient te accepteren, daar zij al ruime ervaring heeft opgedaan met het leveren van de interfaces bij haar retaildienstverlening en zij dezelfde organisatie bij het leveren van ILL’s gebruikt.

9.5 Conclusie

69. KPN dient de in de overeenkomst opgenomen broadband ILL verbindingen te leveren aan BT. 70. KPN dient over te gaan tot het leveren van dezelfde typen interfaces als zij bij haar

retailhuurlijnen aanbod levert, bovenop de interfaces die zij reeds in het ILL aanbod heeft opgenomen.

10

Cityring Access: transmissiesnelheid en eenmalige kosten

10.1 Inleiding

71. KPN levert de dienst (C)PA22, waarbij de huurlijn over glasvezel wordt gerealiseerd. Dit hoofdstuk behandelt twee verzoeken van BT, te weten de transmissiesnelheid voor lage snelheden en de eenmalige kosten. KPN heeft voor de transmissie van de huurlijn standaard een STM-4 als drager23. BT is van mening dat KPN voor huurlijnen met lage snelheden een STM-1 voor transmissie moet toepassen. Daarnaast is er een geschil over eenmalige kosten. KPN dient voor een eindgebruiker die nog niet een CityRing aansluiting heeft graafwerkzaamheden uit te voeren tussen de glasvezelkabel van de cityring en de locatie van de eindgebruiker. KPN brengt de kosten hiervoor als eenmalig tarief bij BT in rekening. BT verzoekt dat deze kosten worden afgeschreven en als periodiek tarief worden voldaan.

22 Zie randnummer 36.

23 STM-1 en STM-4 zijn aanduidingen van snelheden. Een STM-1 kent een snelheid van 155 Mbps en een STM-4 een snelheid van

(14)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

10.2 Zienswijze BT

72. BT stelt dat KPN voor haar retailhuurlijnen een 1 drager in rekening brengt voor een STM-1 huurlijn. BT verzoekt hetzelfde te kunnen afnemen en baseert zich op de norm van non-discriminatie op grond van artikel 6.5 oTw.

73. BT is voor de eenmalige kosten van mening dat (met verwijzing naar het ILL oordeel van 26 april 2002) de kosten voor graafwerkzaamheden voor (C)PA als infrastructuur voor KPN gezien dienen te worden. De infrastructuur blijft immers beschikbaar voor andere aanbieders indien BT geen gebruik meer van de cityring wenst te maken. Daarom zijn de kosten voor

graafwerkzaamheden voor (C)PA geen verzonken kosten. Voorts worden de kosten in het commerciële BCTN aanbod anders verrekend. Samenvattend verzoekt BT het college het tarief voor graven vast te stellen.

10.3 Zienswijze KPN

74. KPN levert in haar retailhuurlijnen aanbod verbindingen met lage snelheden altijd over een cityring met een drager van STM-4 aan. KPN biedt BT ditzelfde aan.

75. KPN is van mening dat voor BT aangelegde kabels verzonken kosten opleveren. Het college heeft in het ILL oordeel van april 2002 gesteld dat KPN verzonken kosten als eenmalige kosten in rekening mag brengen.

10.4 Overwegingen

10.4.1 Het college is bevoegd

76. BT heeft op 5 mei 2003 bij KPN een verzoek ingediend met betrekking tot dit onderwerp. KPN is niet op dit verzoek ingegaan. Het college constateert dat er sprake is van een geschil en is bevoegd op grond van artikel 6.3 oTw.

77. Het verzoek van BT betreft ILL over (C)PA en heeft daarmee betrekking op interconnectie. Het college vat het verzoek van BT enerzijds op als een verzoek gebaseerd op de norm van non-discriminatie (zie randnummer 8) aangezien BT hetzelfde verzoekt te krijgen als hetgeen KPN in het retailhuurlijnen aanbod levert.

10.4.2 Transmissiesnelheid

78. In het ILL april 2002 oordeel heeft het college gesteld dat KPN voor de (C)PA dienst bij ILL dezelfde voorwaarden en tarieven dient te hanteren als bij het retailhuurlijnen aanbod. Het college verwijst voor de motivering kortheidshalve naar randnummer 197 van dit ILL april 2002 oordeel. Hieruit blijkt dat indien KPN BT hetzelfde aanbiedt als zij in haar retailhuurlijnen aanbod biedt, KPN voldoet aan de oTw.

10.4.3 Eenmalige kosten

(15)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

de graafwerkzaamheden beoordeeld. In de (C)PA retailhuurlijnen tarieven worden de graafkosten als eenmalige kosten vergoed. Dit komt overeen met de tarieven voor ILL en daarmee handelt KPN in overeenstemming met het ILL april 2002 oordeel.

80. Het college is van oordeel dat de argumenten van BT niet kunnen leiden tot een herziening van het oordeel. BT stelt dat de glasvezelinfrastructuur naar eindgebruikers opnieuw gebruikt kan worden indien BT er geen gebruik meer van wenst te maken. BT heeft niet voldoende met feiten onderbouwd dat dit het geval is en het college is van mening dat er voorbeelden zijn die het tegendeel aantonen. Als voorbeelden noemt het college dat de betreffende eindgebruiker kan overstappen naar een andere aanbieder, de eindgebruiker verhuist of de eindgebruiker geen behoefte meer heeft aan de dienst. Het college wijst daarom het verzoek van BT af.

10.5 Conclusie

81. KPN dient voor een ILL (C)PA dezelfde transmissiesnelheid en eenmalige kosten te hanteren als bij haar retailaanbod.

11

Delen collocatie

11.1 Inleiding

82. Collocatie voor ILL is een ruimte in een KPN centrale die door aanbieders wordt gebruikt om apparatuur te plaatsen die de huurlijnen verder transporteren via de eigen netwerken. Voor ILL hebben meer partijen collocatieruimten afgenomen in de centrales. Het geschil betreft de vraag of BT collocatieruimten mag delen met andere aanbieders. Daarnaast komt het voor dat een partij voor verschillende diensten in één centrale verschillende collocatieruimten moet afnemen. Het geschil betreft de vraag of alle diensten in één collocatieruimte kunnen worden afgenomen.

11.2 Zienswijze BT

11.2.1 Delen collocatie

83. KPN eist dat iedere aanbieder eerst collocatie afneemt voordat ILL wordt geleverd. BT mag van KPN geen gebruik maken van de collocatiefaciliteiten van een andere aanbieder om haar apparatuur te plaatsen en verzoekt dat het college aan KPN oplegt om het delen van

collocatieruimten wel toe te staan. Dit levert voor BT efficiëntere en goedkopere interconnectie op, omdat de kosten hierdoor verlaagd kunnen worden.

11.2.2 Tarieven gedeelde collocatie

(16)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

11.2.3 Gebruik van collocatie voor verschillende diensten

85. BT verzoekt het college dat haar wordt toegestaan vanaf alle footprints in alle collocatieruimten alle diensten zonder beperkingen te kunnen afleveren en afnemen, ongeacht de contractant van de apparatuur, de dienst of de collocatiedienst. Delen van collocatie levert voor BT hierdoor efficiëntere interconnectie op.

11.3 Zienswijze KPN

86. KPN stelt dat het college niet bevoegd is op het gebied van collocatie voor ILL. KPN biedt namelijk een alternatieve dienst.

11.3.1 Delen collocatie

87. Gedeeld gebruik van collocatie leidt tot risico’s die de integriteit van wholesalediensten, van het netwerk en van netwerkscheidingen bedreigen. Hierdoor kan KPN de overeengekomen service levels niet waarborgen.

11.3.2 Tarieven gedeelde collocatie

88. Delen van collocatiefaciliteiten zal de kosten voor collocatie niet doen afnemen. De vaste kosten dienen immers over de gebruikers van de ruimte verdeeld te worden.

11.3.3 Gebruik van collocatie voor verschillende diensten

89. Alleen met grote aanpassingen is het soms mogelijk om bijvoorbeeld een MDF-dienst in een ILL-collocatieruimte af te leveren. Voor MDF zijn immers andere voorzieningen noodzakelijk dan voor ILL.

90. Op operationeel niveau kunnen er problemen ontstaan indien verschillende bedrijfsonderdelen van KPN in één collocatieruimte diensten dienen te leveren.

11.4 Overwegingen

11.4.1 Het college is bevoegd

(17)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

92. Het geschilpunt betreft collocatie ten behoeve van ILL. Het college is van oordeel dat deze vorm van collocatie onderdeel24 uitmaakt van de plicht tot interoperabiliteit en interconnectie. KPN dient collocatie ten behoeve van ILL krachtens artikel 6.6, eerste lid, oTw transparant en kostengeoriënteerd aan te bieden.

93. KPN stelt dat collocatie niet noodzakelijk is omdat zij ook een alternatieve dienst aanbiedt waarbij interconnectie in de centrale van de aanbieder plaatsvindt. Uit een beschouwing van de tarieven van deze dienst in vergelijking met de ILL tarieven en de retailhuurlijnen tarieven van KPN, concludeert het college dat deze alternatieve dienst van KPN geen economisch alternatief is. Dit wordt tevens bevestigd door het feit dat de grootste afnemers van ILL deze alternatieve dienst niet afnemen. De door KPN beschreven alternatieve dienst is daardoor volgens het college geen (reële) vorm van efficiënte interconnectie.

94. In navolgende randnummers zal het college overwegen of op grond van artikel 6.1 oTw delen van collocatie door KPN toegestaan dient te worden en welk tarief krachtens de norm van kostenoriëntatie vereist is.

11.4.2 Delen van collocatie voor ILL

95. Het college is van oordeel dat het delen van collocatie leidt tot een efficiëntere vorm van interconnectie voor BT. De directe kosten van de collocatieruimte kunnen gedeeld worden door verschillende aanbieders. Ook voor KPN levert dit een efficiëntere vorm van interconnectie op. KPN hoeft minder beslag op haar schaarse ruimten te leggen.

96. KPN brengt naar voren dat met het delen van collocatie er (integriteits)problemen zouden kunnen ontstaan waardoor overeengekomen service niveau’s, zoals de norm op de

storingsopheffing, niet gehaald kunnen worden. Het college ziet in dat voor een efficiënte storingsopheffing KPN één aanspreekpunt dient te hebben om te voorkomen dat

onduidelijkheid bestaat over welke partij als contactpersoon fungeert. In dit licht acht het college het redelijk dat BT met de derde aanbieder dient af te spreken welke partij

aanspreekbaar is bij storingsopheffing, zodat KPN slechts met één partij contact hoeft op te nemen. BT dient derhalve aan KPN aan te geven met wie contact moet worden opgenomen voor welke type storingen op welke diensten. Op deze wijze wordt naar het oordeel van het college rekening gehouden met de belangen van KPN inzake de (beheers)problemen bij deling van collocatie. KPN heeft, desgevraagd tijdens de hoorzitting, geen andere technische

problemen aangegeven.

97. Concluderend is het college van mening dat KPN het delen van collocatie dient toe te staan onder voorwaarde dat BT aan KPN dient te melden welke partij KPN dient aan te spreken in geval van storingsopheffing.

24 Het college heeft dit standpunt reeds op 6 juni 2001 in een last onder dwangsom, met referentie OPTA/IBT/2001/201294, aan

(18)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

11.4.3 Tarieven

98. Krachtens artikel 6.6, eerste lid, oTw, dienen de tarieven van collocatie (in casu de footprint25) op kosten te zijn georiënteerd. Aangezien KPN de kosten van de footprint reeds heeft vergoed gekregen zijn er geen extra kosten voor de tweede partij bij het delen van de footprint, noch heeft KPN deze gespecificeerd. Het kostengeoriënteerd eenmalige en periodieke tarief voor de tweede partij is daarmee nul euro.

99. KPN stelt dat zij kosten heeft gemaakt voor het inrichten van collocatieruimten die zij niet kan terugverdienen als BT collocatie deelt. Het college merkt op dat deze stelling niet leidt tot aanpassen van bovenstaande conclusie. Uit de kostensystematiek voor collocatie volgt immers dat de collocatietarieven zijn afgeleid uit landelijke gemiddelde kosten en bezettingsgraden. Het delen van collocatie kan daarom geen invloed hebben op de tarieven in individuele situaties, maar hoogstens van invloed zijn bij de jaarlijkse beoordeling van het

kostentoerekeningssysteem en de daaruit volgende collocatietarieven26.

11.4.4 Gebruik van collocatie voor verschillende diensten

100. BT verzoekt eveneens dat zij in één collocatieruimte alle diensten van KPN kan afnemen. Voorbeelden van diensten die BT noemt zijn ILL, telefonie (hierna: ICA), MDF-access en zeekabeltoegang.

101. Het college acht het efficiënt dat collocatie van gereguleerde diensten in dezelfde collocatieruimte moet kunnen worden afgenomen. Dit bespaart kosten voor BT. Daarnaast heeft KPN in haar eigen ruimten eveneens apparatuur voor verschillende diensten in dezelfde ruimte geplaatst, zoals het college bij verscheidene bezoeken aan KPN centrales heeft kunnen constateren27. Daarom acht het college het niet aannemelijk dat zich operationele problemen zullen voordoen. KPN heeft aangegeven dat voor het delen van collocatie voor ILL/ICA en MDF-access technische aanpassingen noodzakelijk kunnen zijn, zoals het aanleggen van nieuwe kabelgoten. Het college wijst erop dat deze kosten, volgens de EDC-principes, aan BT doorberekend kunnen worden.

102. Concluderend stelt het college dat KPN aan BT moet toestaan om alle gereguleerde wholesale diensten in één collocatieruimte te kunnen afnemen.

11.5 Conclusie

103. KPN dient het delen van collocatie aan BT toe te staan.

104. Het kostengeoriënteerde eenmalige- en periodieke tarief voor de tweede partij bij het delen van een footprint is nul euro.

105. KPN dient BT toe te staan alle gereguleerde diensten af te nemen in één collocatieruimte.

25 Een footprint is een standaard oppervlakte in een collocatieruimte waarop een aanbieder een kast voor apparatuur kan plaatsen. 26 Daarnaast is de constatering feitelijk al niet correct aangezien KPN immers desgevraagd aangegeven heeft dat in de centrales

waar ILL wordt geleverd er gemiddeld (bedrijfsvertrouwelijk) aanbieders van telefonie en ILL gecolloceerd zijn. De tarieven van

collocatie zijn echter gebaseerd op slechts (bedrijfsvertrouwelijk) aanbieders per centrale, zoals beschreven in het EDC-VI

collocatie besluit.

(19)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

12

Voorwaarden levering collocatie

12.1 Inleiding

106. BT heeft met KPN een geschil over twee voorwaarden in de overeenkomst met betrekking tot het leveren van collocatie. Het betreft de voorwaarde dat BT collocatie vooruit dient te betalen en de voorwaarde betreffende de (garantie-)levertijd van een collocatieruimte.

12.2 Zienswijze BT

107. KPN verplicht BT om een order voor ILL collocatie vooruit te betalen. BT vindt dit onredelijk en verzoekt het college dit te verbieden, omdat deze voorwaarde discriminatoir en

concurrentiebeperkend is.

108. Ten aanzien van de levering acht BT op grond van ervaringen in het ILL project een levertijd van een maand redelijk. BT verzoekt het college om een totale doorlooptijd van 20 werkdagen voor collocatie ten behoeve van ILL aan KPN op te leggen.

12.3 Zienswijze KPN

109. KPN stelt dat bij alle collocatiefaciliteiten en voor alle aanbieders een vooruitbetaling van 60% vereist is, aangezien voor collocatie grote investeringen gedaan dienen te worden. In het verleden heeft KPN niet altijd deze investeringen kunnen terugverdienen.

110. Het is onmogelijk om de garantielevertijd van collocatiefaciliteiten te garanderen. Een gegarandeerde levertijd van 20 werkdagen is onredelijk, omdat elke aanvraag om collocatiefaciliteiten op offertebasis maatwerk is.

12.4 Overwegingen

12.4.1 Het college is bevoegd

111. Het college is bevoegd op grond van artikel 6.3, tweede lid, oTw om een geschil te beslechten tussen partijen. In randnummer 21 heeft het college geconcludeerd dat er op dit punt sprake is van een geschil.

112. Dit geschilpunt betreft de voorwaarde voor levering van collocatie voor ILL. In randnummers 91 tot en met 94 heeft het college reeds beschreven dat artikel 6.1 oTw van toepassing is op collocatie voor ILL. Het college zal ingaan op de vraag of de voorwaarde van KPN in strijd is met haar plicht tot bewerkstelligen van interconnectie.

12.4.2 Vooruitbetaling

(20)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

door een vooruitbetaling te verlangen. Voorts geeft KPN aan dat zij non-discriminatoir handelt ten opzichte van alle ILL afnemers die collocatie afnemen, hetgeen het college met een steekproef heeft gecontroleerd. In dit licht ziet het college thans geen aanleiding om het verzoek van BT toe te wijzen.

12.4.3 Garantielevertijd

114. BT geeft aan dat zij de garantielevertijd voor collocatie ILL onredelijk lang vindt. Zij verzoekt de garantielevertijd vast te stellen op 20 werkdagen. Voor de normlevertijd van collocatie ziet het college sterke gelijkenissen met de levertijd van MDF-collocatie. Een groot gedeelte van de werkzaamheden voor collocatie ten behoeve van ILL en MDF komt namelijk overeen28. De normlevertijd voor MDF-collocatie is vastgesteld op 3 maanden29, oftewel ongeveer 65

werkdagen. In dit licht acht het college een garantielevertijd van 20 werkdagen onredelijk. Het college wijst daarom dit verzoek af.

12.5 Conclusie

115. Het college wijst de verzoeken van BT af.

13

Migratiekosten, broadband circuits en Access Groups

13.1 Inleiding

116. BT verzoekt het college twee ILL tarieven te herzien die hij eerder heeft beoordeeld. Het betreft het tarief voor migratie van retailhuurlijnen naar ILL en de tarieven van zogenaamde accessgroups30.

13.2 Zienswijze BT

117. De migratie van een nationale huurlijn is substantieel duurder (5 tot 7 keer) dan de migratie van een regionale huurlijn. BT stelt dat de onderliggende kosten niet veel verschillen. BT verzoekt om voor de migratie van een nationale huurlijn kostengeoriënteerde tarieven op te leggen.

118. BT constateert een groot verschil in tarieven tussen accessgroups met verschillende bandbreedtes. BT stelt dat de onderliggende kosten echter niet verschillen en verzoekt om deze tarieven op kostenoriëntatie vast te stellen. Daarnaast verzoekt zij terugbetaling met opslag van wettelijke rente.

28 Collocatie voor MDF en ILL worden door dezelfde organisatie binnen KPN geleverd. De typische werkzaamheden zijn het

ontwerpen van de ruimte, het bestellen van voorzieningen en het inrichten van de ruimte. De meeste voorzieningen (bijvoorbeeld voedingskasten en kabelgoten) en afmetingen zijn gelijk voor MDF en ILL.

29 Besluit inzake geschil Versapoint-KPN, OPTA/IBT/2000/200411, 16-3-2001

30 Accessgroups zijn diensten die KPN levert om de transmissie van een aantal huurlijnen te combineren over één infrastructuur.

(21)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

13.3 Zienswijze KPN

119. Het door BT genoemde bedrag voor migratie komt overeen met één bepaald type verhuistarief. De tarieven van andere type verhuizingen zijn hoger.

120. Er is wel degelijk een verschil tussen de onderliggende kosten van de verschillende accessgroups.

13.4 Overwegingen

13.4.1 Het college is bevoegd

121. Het college is bevoegd op grond van artikel 6.3, tweede lid, oTw om een geschil te beslechten tussen partijen. In randnummer 21 heeft het college geconcludeerd dat er op dit punt sprake is van een geschil.

122. Dit geschilpunt betreft het tarief voor ILL. Het college zal ingaan welk tarief aansluit bij de norm van kostenoriëntatie.

13.4.2 Tarieven

123. Het college is zich er van bewust dat BT slechts de openbare versie van de EDC-rapportages van KPN tot haar beschikking heeft. Het kan moeilijk zijn uit deze openbare rapportages inzicht te verkrijgen welke netwerkelementen en handelingen aan welke diensten worden toegerekend. 124. Het college heeft dit inzicht wel en heeft met deze inzichten de migratie en de access groups

beoordeeld. BT vergelijkt in haar standpunt de migratie met de verkeerde dienst en daarom is haar conclusie niet correct. De access groups maken, afhankelijk van de snelheid, gebruik van verschillende netwerkelementen en kennen daardoor verschillende kosten.

125. Het college zal daarom van deze beoordeling in onderhavig geschil niet afwijken. Het college wijst de verzoeken van BT af.

13.5 Conclusie

126. Het college wijst de verzoeken van BT af.

14

STM-4 en STM-16

14.1 Inleiding

127. In het huidige ILL aanbod is een STM-131 de hoogst mogelijke capaciteit van een verbinding. In de huidige markt is behoefte aan hogere bandbreedtes. BT verzoekt het college te bepalen dat ook hogere capaciteiten dan STM-1 afgenomen kunnen worden.

(22)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

14.2 Zienswijze BT

128. In het aanbod van KPN ontbreekt de STM-4 en STM-16 dienst. BT verzoekt het college deze dienst in het aanbod van KPN te laten opnemen, zoals is gesteld in het april 2002 oordeel van het college.

14.3 Zienswijze KPN

129. KPN stelt dat zij in het geheel geen STM-4 levert en STM-16 slechts als maatwerk product.

14.4 Overwegingen

14.4.1 Het college is bevoegd

130. Het college is bevoegd op grond van artikel 6.3, tweede lid, oTw om een geschil te beslechten tussen partijen. In randnummer 21 heeft het college geconcludeerd dat er op dit punt sprake is van een geschil.

131. Dit geschilpunt betreft met welke capaciteit (dus de wijze waarop) KPN ILL dient te bewerkstelligen. Het geschilpunt heeft vanwege het ILL karakter betrekking op artikel 6.1, eerste lid, oTw. Het college zal aangeven of KPN voldoet aan haar verplichting krachtens artikel 6.1 oTw interconnectie te bewerkstelligen.

14.4.2 STM-4 en STM-16

132. BT baseert haar verzoek op het april 2002 oordeel. Het college heeft in het mei 2002 document het april 2002 oordeel herzien. KPN hoeft daarom slechts (een veelvoud aan) STM-1 interfaces te leveren aangezien zij in haar gehele netwerk geen interfaces met hogere capaciteit gebruikt.

133. Het college zal het verzoek van BT beoordelen in het licht van artikel 6.1 oTw en specifiek de vraag beantwoorden of KPN ILL efficiënt bewerkstelligt. In randnummer 24 tot en met 26 heeft het college aangegeven dat bij de beoordeling of KPN ILL efficiënt bewerkstelligt van belang is hetgeen zij in haar retailaanbod levert. KPN heeft in haar retail aanbod geen STM-4 en STM-16 end-to-end verbindingen opgenomen. KPN heeft aangegeven in enkele gevallen, via een speciale oplossing, een STM-16 end-to-end verbinding te leveren die geen gebruik maakt van het huurlijnen netwerk van KPN. Het college ziet op grond daarvan daarom geen aanleiding gehoor te geven aan het verzoek van BT. Het college wijst derhalve het verzoek van BT af.

14.5 Conclusie

(23)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

15

Leverplicht KPN

15.1 Inleiding

135. In de overeenkomst is opgenomen dat KPN niet (of op een andere wijze) een ILL hoeft te leveren indien netwerkapparatuur, netwerkcapaciteit of aansluitingen ontbreken. Het geschil betreft of KPN deze voorwaarden mag stellen.

15.2 Zienswijze BT

136. BT ziet dit als een schending van de leverplicht en de bijbehorende levergaranties. BT is het hier niet mee eens en verzoekt het college de beperking op de leverplicht op te heffen.

15.3 Zienswijze KPN

137. BT miskent dat er meer oorzaken kunnen zijn waardoor KPN niet in staat is om ILL’s te leveren volgens de standaard leveringsprocedure. Gebrek aan netwerkcapaciteit en afhankelijkheid van externe partijen (zoals bijvoorbeeld vergunningen) zijn daarbij van belang.

15.4 Overwegingen

15.4.1 Het college is bevoegd

138. Het college is bevoegd op grond van artikel 6.3, tweede lid, oTw om een geschil te beslechten tussen partijen. In randnummer 21 heeft het college geconcludeerd dat er op dit punt sprake is van een geschil.

139. Het geschil betreft de vraag of KPN ILL dient te bewerkstelligen. Het geschil betreft daarmee artikel 6.1, eerste lid, oTw. Het college zal beoordelen of KPN te allen tijde ILL dient te bewerkstelligen.

15.4.2 Leverplicht

140. Het college merkt op dat uit artikel 6.1, eerste lid, oTw volgt dat KPN verplicht is om zorg te dragen voor interconnectie.

141. Het college is van oordeel dat KPN verantwoordelijk is voor voldoende voorraad van

netwerkapparatuur en netwerkcapaciteit. Zij heeft immers het inzicht in gemiddelde afname en gebruik van apparatuur en capaciteit. Daarnaast is de termijn die KPN heeft voor het leveren van ILL afhankelijk van de capaciteit van de verbinding. Diensten waarvoor meer capaciteit in het netwerk noodzakelijk is, of waarbij vergunningen noodzakelijk zijn, hebben daarom een langere normlevertijd dan producten met lagere bandbreedtes. KPN heeft daarom meer tijd om eventuele capaciteitsproblemen op te lossen indien grote capaciteiten zijn vereist. Het college is in het licht van artikel 6.1, eerste lid, oTw van mening dat capaciteit en apparatuur geen aanleiding mogen geven tot het niet leveren van ILL.

(24)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

15.5 Conclusie

143. KPN dient artikel 1.7.5 uit de ‘Service Descriptions’ van de overeenkomst te verwijderen.

16

Maximum aantal orders

16.1 Inleiding

144. In de overeenkomst tussen BT en KPN is opgenomen dat BT een maximum aantal orders voor ILL per dag kan aanmelden. Dit wordt aangeduid als een order cap. Onder orders vallen onder andere de aanleg, ophef, update of migratie van een ILL verbinding. Uit de overeenkomst volgt dat BT in ieder geval 25 orders per dag mag aanmelden en alle aanbieders gezamenlijk 100 orders per dag. Indien het aantal orders wordt overschreden, worden de resterende orders doorgeschoven naar de volgende dag. KPN heeft in de aanloop tot de overeenkomst BT ook een andere mogelijkheid gegeven, namelijk het hanteren van een zogenaamde forecast (oftewel prognose). Hierbij kan een afnemer aangeven hoeveel orders hij voor een bepaalde periode verwacht. BT heeft niet gekozen voor de prognose maar voor de order cap.

16.2 Zienswijze BT

145. BT stelt dat in het retailhuurlijnen aanbod KPN de beperking op het maximaal aantal orders niet heeft opgenomen en verzoekt het college om KPN daarom op te leggen dat deze beperking voor ILL verwijderd wordt.

16.3 Zienswijze KPN

146. BT heeft nooit afspraken over het prognoseproces met KPN willen maken. KPN heeft daarom haar organisatie op een bepaalde hoeveelheid orders gedimensioneerd. De kosten gemoeid voor uitbreiding van de organisatie om het aantal orders te verhogen zou niet in verhouding staan tot de opbrengsten.

147. KPN hanteert voor retailhuurlijnen een prognoseproces om de organisatiegrootte te bepalen.

16.4 Overwegingen

16.4.1 Het college is bevoegd

148. Het college is bevoegd op grond van artikel 6.3, tweede lid, oTw om een geschil te beslechten tussen partijen. In randnummer 21 heeft het college geconcludeerd dat er op dit punt sprake is van een geschil. Het verzoek van BT heeft betrekking op het maximum aantal verzoeken tot interconnectie per dag. Het college is bevoegd op grond van artikel 6.1, eerste lid, oTw dit geschil te beslechten.

16.4.2 Order cap

(25)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

zijn van non-discriminatie als BT, zoals KPN intern, eveneens prognoseafspraken had gemaakt. Het college wijst daarom het verzoek van BT af.

150. Overigens is in de overeenkomst opgenomen order-cap geen ontoelaatbare beperking van de plicht van KPN om krachtens artikel 6.1 oTw ILL te bewerkstelligen. BT kan tussen de 25 en

(bedrijfsvertrouwelijk) orders per dag (500 tot 2000 orders per maand) indienen, afhankelijk

van het aantal orders van andere aanbieders. Gezien de huidige afname door BT,

(bedrijfsvertrouwelijk), is naar het oordeel van het college het huidige maximum niet

onredelijk, zeker gezien de extra kosten die KPN zou hebben om de capaciteit voor de inname van het aantal orders te vergroten.

16.5 Conclusie

151. Het college wijst het verzoek van BT af.

17

Voorwaarden order en levering ILL

17.1 Inleiding

152. In de overeenkomst zijn bepalingen opgenomen betreffende de voorwaarden voor het bestellen en het leveren van ILL. BT verzoekt het college een bepaalde invulling van de volgende

onderwerpen aan KPN op te leggen:

a) de termijn die BT heeft om een lijn te accepteren;

b) de laatst mogelijke datum waarop KPN een wijziging van de datum van oplevering mag doorgeven;

c) welke leveringen wel en niet worden meegenomen in de rapportage over leverbetrouwbaarheid;

d) dat KPN uit haarzelf boetes moet uitkeren;

e) dat KPN geen langere normlevertijden mag hanteren indien vergunningen moeten worden aangevraagd.

153. In de navolgende paragrafen zal het college op deze verzoeken ingaan.

17.2 Zienswijze BT

17.2.1 Termijn oplevering

(26)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

155. KPN heeft in de overeenkomst opgenomen dat als BT niet binnen vijf werkdagen na oplevering van een verbinding heeft gereageerd, KPN aanneemt dat deze verbinding goed is opgeleverd. KPN neemt dan verder over deze verbinding geen klachten meer in behandeling. BT verzoekt het college om vast te stellen dat het al dan niet reageren door BT niet van belang is en dat wanneer bij een storing blijkt dat de verbinding nooit goed is opgeleverd, KPN de leverdatum moet bijstellen en de facturatie overeenkomstig moet aanpassen.

156. Een ander voorstel van BT om dit geschilpunt te beslechten is als volgt: BT accepteert per direct de oplevering van een lijn en KPN kan direct beginnen met facturering. Indien later bij een storing blijkt dat de levering niet correct was, dient KPN de leverdatum bij te stellen en de facturatie overeenkomstig aan te passen.

17.2.2 Wijziging leveringsdatum

157. KPN heeft in de overeenkomst opgenomen dat zij BT informeert over een vertraging in de oplevering van ILL zodra dit bij KPN bekend wordt. BT verzoekt het college vast te stellen dat KPN dit niet later dan drie werkdagen voor de geplande levering aan BT meedeelt. Niet alleen voorkomt dit dat BT moeilijkheden krijgt met het inplannen van haar personeel, ook voorkomt dit dat KPN de betreffende voorwaarde kan misbruiken om een verbinding later op te leveren.

17.2.3 Boetes

158. BT verzoekt het college te bepalen dat KPN zelfstandig tot uitbetaling van boetes overgaat.

17.2.4 Requested Delivery Date

159. KPN neemt orders waarbij afwijkende opleverdata zijn aangegeven niet mee in de rapportage van levertijden. BT verzoekt het college vast te stellen dat KPN deze leveringen wel in de rapportage opneemt.

17.2.5 Normlevertijd

160. Ondanks dat KPN in de overeenkomst heeft opgenomen dat levering van ILL verbindingen waarbij graafwerkzaamheden moeten plaatsvinden geen normlevertijd kennen, levert KPN deze verbindingen binnen 47 werkdagen. BT verzoekt het college te bepalen dat KPN een

normlevertijd van 47 werkdagen in de overeenkomst opneemt.

17.3 Zienswijze KPN

17.3.1 Termijn oplevering

161. KPN wenst zo spoedig mogelijk te factureren nadat een ILL is opgeleverd. Het is ook de

verantwoordelijkheid van BT om zo spoedig mogelijk door te geven of een product werkt of niet.

17.3.2 Wijziging leveringsdatum

(27)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

17.3.3 Boetes

163. KPN stelt dat zij uit zichzelf reeds boetes uitkeert en voornemens is dit als voorwaarde in de overeenkomst op te nemen.

17.3.4 Requested Delivery Date

164. Het is te kostbaar om het systeem zodanig aan te passen dat afwijkende orders in de rapportages kunnen worden opgenomen.

17.4 Overwegingen

17.4.1 Het college is bevoegd

165. Het college is bevoegd op grond van artikel 6.3, tweede lid, oTw om een geschil te beslechten tussen partijen. In randnummer 21 heeft het college geconcludeerd dat er op deze punten sprake is van een geschil.

166. Levering van ILL betreft de voorwaarden waarop interconnectie tot stand wordt gebracht. De geschilpunten hebben daarmee betrekking op artikel 6.1, eerste lid, oTw. Het college zal aangeven of KPN voldoet aan haar verplichting volgend uit dit artikel.

17.4.2 Termijn oplevering

167. Het college is van oordeel dat een acceptatie van een lijn een redelijke voorwaarde is. KPN moet immers het leveringsproces kunnen afsluiten en tot facturatie kunnen overgaan. Alleen BT kan bevestigen dat de order met succes is afgerond.

168. Een termijn van vijf werkdagen acht het college redelijk. Gelet op de totale doorlooptijd van de order, namelijk 25 werkdagen, waarin KPN vele handelingen moet verrichten, lijkt een termijn van 5 werkdagen voor het testen van de lijn voor de benodigde werkzaamheden proportioneel. 169. BT heeft echter aangedragen dat, indien de opleveringsdatum vlak voor oplevering wijzigt, zij

problemen krijgt met het tijdig inplannen van haar personeel. Het college begrijpt dat in dat geval een langere termijn noodzakelijk kan zijn. BT verzoekt echter in alle gevallen een langere periode te krijgen, hetgeen het college, verwijzend naar voorgaande randnummer, onredelijk acht. Het college wijst derhalve dit verzoek van BT af.

17.4.3 Wijziging leveringsdatum

(28)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

171. Terzijde merkt het college op dat een wijziging van de opleverdatum geenszins ontduiking van de boeteclausule inhoudt. Indien KPN namelijk de levertijden uit de SLA overschrijdt is zij hiervoor een boete aan BT verschuldigd.

172. Concluderend wijst het college het verzoek van BT af.

17.4.4 Boetes

173. KPN heeft gesteld dat zij boetes altijd zelfstandig verrekent en dat zij voornemens is de overeenkomst in de toekomst overeenkomstig aan te passen. Het college gaat er van uit dat KPN dit voornemen ook daadwerkelijk zal uitvoeren.

17.4.5 Requested Delivery Date

174. Dit onderwerp betreft het feit dat KPN leveringen, waarvan BT heeft verzocht deze op een ander tijdstip (Requested Delivery Date) te laten plaatsvinden dan de standaardlevertijd, niet meeneemt in de rapportage. BT heeft aangegeven dat deze rapportage voor operationeel overleg zeer nuttig is. KPN heeft aangegeven dat haar systemen deze leveringen niet in de rapportage kunnen meenemen en het kostbaar is de systemen hiervoor aan te passen. 175. Uit de gegevens van de partijen is gebleken dat het over een beperkt aantal leveringen gaat

waarvoor BT verzoekt om een afwijkende leverdatum. Het college is van oordeel dat het wijzigen van het rapportagesysteem op dit moment dan ook disproportioneel zou zijn voor een rapportage ten behoeve van operationeel overleg. Het handmatig bijhouden van dit beperkt aantal leveringen is volgens het college een reëler alternatief.

176. Ten overvloede wijst het college erop dat de SLA wel van toepassing is op dit type leveringen. Indien BT een latere opleveringsdatum verzoekt dan de standaard opleveringsdatum en KPN deze gewenste datum overschrijdt, dan gelden de boetes zoals opgenomen in de SLA.

17.4.6 Normlevertijd

177. In randnummers 24 tot en met 26 heeft het college reeds overwogen waarom de voorwaarden bij retail als uitgangspunt kunnen dienen bij ILL. KPN hanteert bij retailhuurlijnen voor dit soort verbindingen (PremiumB DigiStream met graafwerk) 3 maanden, bij 95% van de

leveringen. Het college constateert dat BT een normlevertijd van 47 werkdagen in 100% van de leveringen verzoekt. BT verzoekt daarom volgens het college een strengere invulling van de normlevertijd voor ILL dan bij retailhuurlijnen. Het college wijst daarom, verwijzend naar randnummer 25, het verzoek van BT af.

17.5 Conclusie

(29)

Besluit

Openbare versie, G.18.03

18

Voorwaarden service en instandhouding

18.1 Inleiding

179. De onderwerpen in dit hoofdstuk behandelen voorwaarden voor de service en instandhouding. Service en instandhouding betreffen voornamelijk processen die er voor zorgen dat een storing in ILL zo snel mogelijk wordt verholpen. BT verzoekt het college uitspraak te doen over een bepaalde invulling van de volgende onderwerpen:

a) hoe de duur van een onderbreking van een ILL dient te worden gemeten; b) dat KPN al voor een melding door BT van een storing met storingsophef dient te

beginnen;

c) dat KPN geen kosten in rekening mag brengen voor ten onrechte gemelde storingen; d) dat KPN in geval van een storing direct contact mag opnemen met de eindgebruikers van

BT;

e) wanneer escalatie tijdens de ophef van een storing mag plaatsvinden; f) wanneer KPN onderhoud mag plegen aan een verbinding, en;

g) wat KPN dient te rapporteren over storingen.

18.2 Zienswijze BT

18.2.1 Storingsduur

180. KPN heeft in de overeenkomst opgenomen dat bij de berekening van de storingsduur, de storing aanvangt op het moment dat KPN accepteert dat de storing in haar domein ligt. Bij retailverbindingen vangt de storingsduur echter aan op het moment dat de storing gemeld wordt. BT verzoekt het college om vast te stellen dat bij ILL eveneens de storing aanvangt op het moment dat BT de storing meldt.

181. KPN heeft in de overeenkomst opgenomen dat bij de berekening van de storingsduur, de storing eindigt op het moment dat KPN de ophef van de storing aan BT meldt. BT verzoekt het college om vast te stellen dat de storing eindigt op het moment dat BT de ophef accepteert.

18.2.2 Pro-actief beheer

182. KPN begint bij retailhuurlijnen al aan foutenoplossing als KPN dit zelf in haar netwerk

detecteert. Bij ILL begint zij, volgens de overeenkomst, pas als BT een fout meldt. BT verzoekt dat KPN in de overeenkomst opneemt dat zij eveneens bij ILL pro-actief aan storingsoplossing begint indien KPN dit in haar netwerk detecteert.

18.2.3 Boeteclausule

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tele2 verzoekt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) om de regels vast te stellen die tussen haar en KPN Mobile zullen gelden

KPN Telecom verzoekt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) om de regels vast te stellen die tussen haar en Ben zullen gelden

KPN Telecom verzoekt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) om de regels vast te stellen die tussen haar en Tele2 zullen gelden

KPN Telecom verzoekt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) om de regels vast te stellen die tussen haar en Dutchtone zullen

Uit het verzoek van Tele2 leidt het college af dat haar C(P)S diensten niet alleen mógelijk worden door bijzondere toegang voor gebruikers die beschikken over een aansluiting op

dienstverlening wil aanbieden aan haar klanten, maakt Yarosa deze kosten echter zelf. KPN Mobile hoeft deze kosten bij de dienstverlening aan Yarosa dus niet te maken. In dit

Om die reden acht het college het in beginsel redelijk dat, indien de dienstverlening aan Yarosa binnen deze periode door KPN Mobile eigener beweging zou worden beëindigd, de

96 Omdat gezien het voorgaande het verzoek tot bijzondere toegang van Yarosa redelijk is, dient KPN Mobile naar het oordeel van het college Yarosa uiterlijk 15 november 2002