• No results found

[Uitzending 538: 2 Korinthiërs 10:1 t/m 11:5]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 538: 2 Korinthiërs 10:1 t/m 11:5]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 538: 2 Korinthiërs 10:1 t/m 11:5]

In de vorige uitzending hebben we de eerste vier verzen van 2Kor.10 al een keer gelezen. Met hoofdstuk 10 begint het derde en laatste gedeelde van het Bijbelboek 2 Korinthe. We zagen al dat de apostel in 2Kor.10 zijn apostel- schap verdedigt tegenover zijn aanklagers. De aanklagers zijn van Joodse af- komst wat blijkt uit 2Kor.11:22, waar Paulus ‘Hebreeërs’ en ‘Israëlieten’

noemt. Deze Joodse leraren houden zichzelf voor apostelen en vinden Paulus onbetrouwbaar, menselijk en zwak. De aanval van de tegenstanders op de apostel Paulus is op hem persoonlijk gericht en daarom reageert Paulus ook zeer persoonlijk. 2 Korinthiërs 10 vers 1:

Ik doe u, zo zacht en vriendelijk als Christus Zelf, een dringend verzoek.

Een verzoek van mij, Paulus, die als ik bij u ben zo terughoudend ben, maar van veraf u duidelijk de waarheid zeg.

De toon van het laatste deel van 2Kor. is anders maar dat hoeft niet te bete- kenen dat we met een afzonderlijke en andere brief van Paulus hebben te maken. Sommige uitleggers zijn dat van mening. De veranderde toon kan gemakkelijk op andere gronden worden verklaard. De gemeente van Korinthe was verdeeld. Dat blijkt al uit 1Kor.1:11 waar de apostel schrijft: Ik heb name- lijk van de huisgenoten van Chloë gehoord dat u het niet met elkaar kunt vinden. De meerderheid van de gemeente eerbiedigde het gezag van de apostel Paulus. Maar, er was een minderheid die zich tegen Paulus verzette en zijn gezag als apostel verwierp. Paulus verdedigt zich met een verwijzing naar het karakter van de Here Jezus, die hoewel Koning der Koningen, toch op aarde vriendelijk en nederig van hart was (Matth.11:29). Maar deze eigen- schappen of vrucht van de Heilige Geest worden door de tegenstanders van de apostel opgevat als tekenen van zwakte.

We vinden het terug in de woorden van Paulus zelf, hij schrijft: die als ik bij u ben zo terughoudend ben, maar van veraf u duidelijk de waarheid zeg.

Blijkbaar komt de duidelijkheid van Paulus beter tot uitdrukking in zijn brieven dan in zijn persoonlijk optreden. 2 Korinthiërs 10 vers 2:

Ik vraag u mij er niet toe te dwingen te laten zien hoe streng ik kan zijn. Ik zou het heel vervelend vinden als ik zo moest optreden tegen sommigen

(2)

Paulus reageert op de beschuldiging van zijn tegenstanders dat hij niet durft op te treden. Onder andere daarom vinden zij hem ongeschikt voor het apos- telschap. Maar zij kijken teveel naar de buitenkant van de dingen. Naar dat wat voor ogen is en zij kunnen de binnenkant van het hart niet beoordelen. De apostel schrijft in vers 7: Als iemand meent Christus te kennen, laat hij dan beseffen dat dit zeker ook voor mij geldt. Paulus heeft zijn apostolisch ge- zag van de Here zelf ontvangen.

Paulus kwam als tentenmaker naar Korinthe. Hij zorgde zelf voor zijn inkomen en onderhoud en was niemand tot last. Hij werkte de hele dag, zweette en zijn handen werden smerig. Hij werkte en sprak met de mensen die langskwamen over het evangelie. De tegenstanders van de apostel konden dat niet begrij- pen en al snel komt dan de gedachte op: Paulus is geen apostel, maar een tentenmaker. Hij is maar een heel gewoon mens. Wie denkt hij wel dat hij is?

2 Korinthiërs 10 vers 3: Nu is het waar dat ik maar een gewoon mens ben, maar ik ga niet op menselijke wijze te werk om de strijd te winnen.

Paulus zegt hen dat zij niet op een menselijke wijze over hem moeten denken bv. omdat hij tenten maakt en hard moet werken om zijn brood te verdienen.

Paulus’ tegenstanders zien niet dat de apostel niet op een menselijke wijze te werk gaat, maar op een geestelijke wijze strijd levert.

2 Korinthiërs 10 vers 4:

Ik strijd met Gods wapens, niet met menselijke, om elke tegenstand te breken. Geestelijke oorlogvoering betekent dat er ook een geestelijke vijand is, en een geestelijke vijand wordt bestreden met geestelijke wapens. In Efeze 6 worden de wapens genoemd en uitgewerkt. Efeze 6 vers 10 t/m 13: Word sterk door één met de Here te zijn en Zijn grote kracht in u te laten wer- ken. Bewapen u met alle wapens die God ons geeft. Dan zal de duivel met zijn slinkse streken u geen kwaad kunnen doen. Want wij vechten niet tegen mensen, maar tegen onzichtbare wezens: de duivelse heer- sers en machten die deze donkere wereld tiranniseren, boosaardige geesten in de onzichtbare wereld om ons heen. Bewapen u dus met al Gods wapens om u te kunnen verdedigen als de vijand aanvalt.

(3)

Dan zult u, na grote dingen te hebben gedaan, ongeslagen uit de strijd te voorschijn komen. Bid voortdurend en laat u daarbij leiden door de Heilige Geest. Verslap daarin niet, maar houd vol en bid onafgebroken voor de ande- re christenen (Ef.6:18).

2 Korinthiërs 10 vers 5:

Met deze wapens zijn alle argumenten waarmee men zich tegen God ver- zet, te ontzenuwen, alle barrières tussen God en de mensen worden daardoor omvergehaald. Met deze wapens breek ik elke opstand van menselijk denken om die terug te brengen tot gehoorzaamheid aan Christus.

Paulus noemt de argumenten en barrières op, die hij met zijn geestelijke wa- pens zal neerhalen. In de eerste plaats zijn dat ‘redeneringen, menselijk den- ken’. Dit menselijk denken verwijst naar vs.2, waar sommigen van mening zijn dat Paulus op al te menselijke wijze optreedt. Deze kritische meningen wil Paulus tegenspreken en weerleggen.

Het volgende dat wordt neergehaald, zijn alle argumenten waarmee men zich tegen God verzet. Daarbij gaat het om het kennen van de HERE. Bin- nen het heidendom is van dit kennen van de ware God door de afgoderij bijna niets meer aanwezig. In wezen gaat het om het denken van de goddeloze mens, die God niet wil kennen of erkennen (Rom.1:19-22,28) het gaat om een verwerpelijk denken en verdorven gedachten. Daarom wordt het neerhalen van deze argumenten ook gevolgd door woorden als ontzenuwen, omverha- len en terugbrengen tot gehoorzaamheid aan Christus. Het gaat om het menselijk denken, de menselijke eigenwijsheid, tegenover de wijsheid van het heilsplan van de HERE. Paulus wil door zijn prediking en door de kracht van de Heilige Geest het menselijk denken brengen tot gehoorzaamheid aan Christus. Deze gehoorzaamheid betekent aanvaarding van Gods heilsplan en geloven in de Here Jezus Christus (Rom.1:5; 16:26).

2 Korinthiërs 10 vers 6 t/m 8:

Zodra blijkt dat u volledig gehoorzaamt, zal ik deze wapens gebruiken tegen elke ongehoorzaamheid van anderen. U kijkt naar de buitenkant

(4)

Als iemand meent Christus te kennen, laat hij dan beseffen dat dit zeker ook voor mij geldt. Het lijkt misschien dat ik te veel opgeef over mijn ge- zag over u – gezag om u te helpen trouwens en niet om u pijn te doen – ik zal het echter wel waarmaken.

Paulus hoopt de gemeente van Korinthe weer op zijn hand te krijgen en terug te brengen tot de zuivere toewijding aan Christus (2Kor.11:3). Daarna zal hij zelf komen en afrekenen met de indringers, die hij ziet als dienaren van satan (2Kor.11). Welke straf hem daarbij voor ogen staat wordt niet vermeld. Zelfs als de tegenstanders naar Paulus’ zwakke persoonlijke verschijning en zijn menselijke en nederige wijze van optreden kijken, moeten zij uiteindelijk toch tot de conclusie komen dat hij werkelijk een dienaar van Christus is.

Paulus’ tegenstanders beroemen zich erop apostelen te zijn (vs.12; 11:5;

12:11), en zien de door Paulus gestichte gemeente als hun eigendom en als het resultaat van hun inzet (vs.15). Daartegenover stelt Paulus zijn eigen roe- men, dat bestaat uit een zich beroemen op Gods kracht, die juist in persoonlij- ke zwakheid en in situaties van lijden het meest tot uitdrukking komt (vs.17;

12:9). Ondanks zijn zwakheid wordt Paulus gedwongen te roemen, omdat hij zijn roeping tot het apostelschap moet stellen tegenover het zichzelf aanprij- zen van de binnengedrongen leraars.

Het gezag en de bevoegdheid (1Kor.9:4 en 12) die Paulus van de Here had ontvangen, bestond in de bediening van het apostelschap voor de heidenen.

Deze bediening bestond in de eerste plaats uit het stichten en opbouwen van gemeenten (1Kor.3:10). Het resultaat van het werk van de binnendringers en tegenstanders is juist de ‘afbraak’ van de gemeente, doordat deze in partij- schappen uiteen dreigt te vallen. Dat wil Paulus in ieder geval voorkomen.

2 Korinthiërs 10 vers 9 t/m 12: Ik zeg dit omdat u niet moet denken dat ik u bang wil maken met mijn brieven. Als sommigen van u zeggen: Zijn brie- ven zijn wel gewichtig en streng, maar zijn persoonlijk optreden is hele- maal niet zo sterk en hij spreekt aarzelend, dan kan ik u verzekeren dat ik, wanneer ik bij u ben, precies zo optreed als in mijn brieven! Wij wa- gen het niet onszelf te vergelijken met die mannen die zichzelf aanbeve- len.

(5)

Hun probleem is dat zij zich alleen maar met elkaar vergelijken en hun waarde afmeten aan hun eigen denkbeelden.

Uiteindelijk zal Paulus’ optreden in werkelijkheid (voor zijn tegenstanders) net zo schrikaanjagend zijn als nu al uit zijn brieven blijkt. In dit vers, vers 10 lezen we hoe de tegenstanders van Paulus over hem denken en spreken. Paulus’

persoonlijke optreden maakt weinig indruk op hen. In hun ogen is hij geen persoonlijkheid en daarom ongeschikt voor het apostelambt. Dit komt overeen met de beschuldiging dat Paulus te terughoudend is en niet durft. De woorden niet zo sterk wijzen er mogelijk ook op, dat Paulus een slechte gezondheid had. Daarover schrijft hij zelf in 2Kor.12 en Gal.4.

Paulus beoordeelt zijn eigen optreden als zacht, nederig en vriendelijk (vs.1;

1Thess.2:7) en vol pastorale bewogenheid (Hand.20:31). Hij is zich ervan be- wust dat zijn manier van spreken niet overeenkomt met de Griekse retorica en overredingskunst, maar dat heeft de verkondiging van het Evangelie ook niet nodig (1Kor.2:1-5).

Degenen die zo kritisch en minachtend over de apostel spreken, zullen als het erop aankomt merken dat Paulus krachtig kan optreden. Paulus hoopt van harte dat een dergelijke confrontatie niet nodig zal zijn. Maar als het moet kan en wil hij de confrontatie best aangaan. In vers 12 rekent de apostel op een ironische manier af met de zelfingenomenheid van zijn tegenstanders. Wij wagen het niet onszelf te vergelijken met die mannen die zichzelf aanbe- velen.

Inderdaad geeft Paulus enigszins ironisch toe: Ik hoor niet thuis in deze groep van mensen die zichzelf aanbevelen. Paulus laat hun dwaasheid zien: Hun probleem is dat zij zich alleen maar met elkaar vergelijken en hun waarde afmeten aan hun eigen denkbeelden. Het zijn mensen die zichzelf als het ware in een spiegel bewonderen en iets verbeelden, omdat zij zich niet aan de kwaliteiten van anderen spiegelen.

Hoe belangrijk is het hebben van het juiste vergelijkingsmateriaal, de juiste maat of maatstaf om zichzelf te kunnen beoordelen.

(6)

Waar het ons om gaat, is beoordeeld te worden naar de maatstaf waar- mee God oordeelt en dat geldt ook voor ons optreden naar u toe. Paulus wil zichzelf alleen beoordelen aan de hand van Gods maatstaf en regels.

Hoeveel christenen bekritiseren hun predikant of voorganger omdat hij geen tijd besteedt om hen te bezoeken! Ze willen meer en meer van zijn tijd. Maar als een predikant of voorganger zijn tijd besteedt aan het verwennen en ver- troetelen van gemeenteleden, wat ook door anderen kan worden gedaan dan heeft hij minder tijd voor gebed en het bestuderen van Gods Woord, alsook het bezoeken van mensen, die werkelijk in nood verkeren.

2 Korinthiërs 10 vers 14 t/m 16:

Wij gaan beslist niet te ver als wij zeggen gezag over u te hebben. Want wij waren de eersten die u het goede nieuws over Christus hebben ge- bracht. Wij willen niet de eer van andermans werk voor onszelf opeisen, maar wij hopen dat uw geloof zal groeien en dat wij een groot werk onder u mogen doen, natuurlijk voor zover dat overeenkomt met Gods plannen.

Daarna zullen wij het goede nieuws brengen op plaatsen die nog verder weg liggen dan Korinthe, waar nog niemand werkt. Dan zal niemand ons kunnen verwijten dat wij op het werk van een ander voortborduren.

Paulus overschrijdt de grenzen van zijn roeping en arbeidsterrein niet. Hij verwijt de binnengedrongen leraars, dat zij dat wel doen. Paulus behoort niet tot degenen die geen recht hebben zich met de Korinthiërs te bemoeien. Het bewijs van zijn bevoegdheid is geleverd door de geschiedenis: wij waren de eersten die u het goede nieuws over Christus hebben gebracht. Dat is voldoende bewijs voor het feit dat Korinthe tot het arbeidsterrein van de apos- tel behoort.

Paulus onderscheidt zich van de binnengedrongen leraren doordat hij zich niet beroemt op de inspanningen van anderen. Dat doen zijn tegenstanders wel, zij werpen zich op als apostelen die leiding willen geven aan de grote ge- meente van Korinthe, die niet eens door hen is gesticht en ook niet door hen tot bloei is gebracht. Daarom wil Paulus het Evangelie niet verkondigen op plaatsen, waar al door andere verkondigers gemeenten zijn gesticht

(Rom.15:20,21).

(7)

Pas als een gemeente (in dit geval Korinthe) de directe bemoeienis en het on- derwijs van Paulus niet meer nodig heeft, voelt de apostel zich vrij om ook el- ders te gaan prediken. Daarbij staat hem vooral Spanje voor ogen (Rom.15).

Paulus is van plan om na zijn bezoek aan Jeruzalem via Rome naar Spanje te reizen, waar het Evangelie nog niet is verkondigd.

2 Korinthiërs 10 vers 17 en 18:

Als iemand zich wil beroemen, laat hij zich dan op de Here beroemen.

Iemand die zichzelf aanprijst, is niet van waarde. Maar als iemand door de Here geroemd wordt, is dat een bewijs van zijn waarde.

Het gaat erom dat een gelovige zich niet moet beroemen op eigen wijsheid, kracht of rijkdom, maar zijn roem vindt in dat wat de Here door hem of haar heeft gedaan. Aan de ene kant is dat het verlossingswerk van Jezus Christus (Rom.5:1), aan de andere kant zijn dat de werken die de Here door middel van Zijn Heilige Geest door Zijn kinderen bewerkt (Rom.15:18; 1Kor.15:10;

2Kor.12:9) en waaraan Hij Zijn goedkeuring en bevestiging geeft (vs.18).

De apostel Paulus zegt aan de gelovigen in Korinthe dat hij doet waartoe de HERE hem heeft geroepen. Hij is geroepen om zendeling te zijn, en daar is hij mee bezig. Luisteraar, waartoe heft de HERE u geroepen?

2 Korinthiërs 11 vers 1 en 2:

Verdraag het maar als ik nog even zo ‘dwaas’ doorga op dit onderwerp.

Maar natuurlijk verdraagt u mij! Ik zie scherp op u toe met dezelfde zorg als waarmee God op u let. Ik heb u, zogezegd, uitgehuwelijkt aan één man en als een kuise bruid met Christus verbonden.

Eigenlijk wil Paulus zich helemaal niet verdedigen (2Kor.12:19), en zeker niet door zichzelf te vergelijken met de binnengedrongen leraars. De HERE zal hem rechtvaardigen. Zelfverdediging is eigenlijk ‘dwaasheid’ (vs.17, 21, 23).

Toch neemt Paulus nu de rol op zich van een dwaas die zichzelf aanprijst, omdat er geen andere weg is om de Korinthiërs tot inzicht te brengen

(2Kor.12:11). Maar natuurlijk verdraagt u mij! Ook deze toevoeging kan iro- nisch bedoeld zijn. Natuurlijk zullen de Korinthiërs Paulus’ dwaasheid verdra- gen (vs.19). Zij verdragen toch alles! Zij verdragen het, dat er door indringers een ander soort evangelie wordt gepredikt (vs.4). Zij verdragen het, dat deze leraren over hen zijn gaan heersen, hun geldelijke bezittingen verteren, zich

(8)

Als de Korinthiërs dat allemaal kunnen verdragen, dan zullen zij ook verdra- gen, dat Paulus zich een keer als dwaas gedraagt, als hij een vergelijking trekt tussen zichzelf en deze leraren (vs.22vv.).

Paulus voert eerst een reden aan, waarom zijn ‘dwaze’ woorden inderdaad aanvaard en verdragen zouden moeten worden. In zijn woorden ligt een grote bewogenheid voor de Korinthiërs. Ik zie scherp op u toe met dezelfde zorg als waarmee God op u let. Ik heb u, zogezegd, uitgehuwelijkt aan één man en als een kuise bruid met Christus verbonden. Paulus stelt zichzelf voor als een bruidswerver, een vertrouwensman die het contact legt tussen de bruidegom en de bruid (en hun beider families) om de verloving en de bruiloft te regelen. Hij heeft er belang bij dat de bruid in de verlovingstijd zich niet in- laat met andere mannen. In het OT kennen we de beeldspraak van het huwe- lijk van God met Zijn volk Israël. De HERE laat Zich daarbij kennen als een toegewijd echtgenoot, die niet duldt dat Zijn volk Hem ontrouw is door op overspelige wijze de afgoden te dienen. In het NT vinden we dezelfde beeld- spraak met betrekking tot Christus en Zijn gemeente (Ef.5; Openb.19). Straks bij de wederkomst mag Paulus de gemeente als het ware als bruid aan de bruidegom (Christus) voorstellen, waarna de bruiloft van het Lam

(Openb.19:7) kan plaatsvinden. Zoals bij het huwelijk de reinheid en maagde- lijkheid van de bruid een vereiste is, zo belangrijk is bij de wederkomst de zui- vere toewijding aan Christus (Openb.14:4).

2 Korinthiërs 11 vers 3:

Maar ik ben bang dat uw gedachten, net als Eva door de slang en diens sluwheid werd verleid, afgeleid worden van de oprechte en zuivere toe- wijding aan Christus.

Binnen deze beeldspraak is Paulus bang dat hij de gemeente niet als een rei- ne en zuivere maagd aan Christus kan voorstellen. Er is iemand die probeert deze maagd te bedriegen en te verleiden tot ontrouw. Paulus verwijst naar Gen.3:13, waar Eva zich verontschuldigt met de woorden: de slang heeft mij bedrogen en misleid. 2 Korinthiërs 11 vers 4:

U bent veel te goedgelovig. Zelfs als iemand u een heel ander beeld van Jezus geeft dan wij, gelooft u hem.

(9)

Als iemand aankomt met een andere geest dan de Heilige Geest die u hebt ontvangen, of met een ander evangelie, dan accepteert u dat zo- maar.

De gemeente in Korinthe heeft vol interesse geluisterd naar de verleidende prediking van de binnengedrongen leraars. De uitdrukking als iemand aan- komt geeft aan, dat de betreffende iemand van buiten de gemeente komt. Uit 2Kor.11:22 kunnen we afleiden dat deze groep bestond uit Joden. Zij kwamen met aanbevelingsbrieven (2Kor.3:1), misschien afkomstig van de apostelen uit Jeruzalem, die hun een groot aanzien gaven. Hun waardering van de Griekse welsprekendheid doet vermoeden, dat zij uit een Grieks-sprekend milieu stamden. Zij prijzen zichzelf aan (2Kor.10:12) en vinden het vanzelfsprekend dat de gemeente hen financieel ondersteunt (vs.20).

Er is verder geen aanwijzing dat deze Joodse predikers, de betekenis van de wet en de besnijdenis overschatten. Paulus stelt dat zij een andere Jezus ver- kondigen. Waarschijnlijk leggen deze predikers de nadruk op het aardse op- treden van Jezus, los van Zijn lijden en verheerlijking. Mogelijk verkondigen zij Jezus als een soort wijsheidsleraar die gnostieke openbaringen onderwees.

2 Korinthiërs 11 vers 5:

Toch zie ik niet in waarom deze ‘geweldige boodschappers van God’ be- ter zouden zijn dan ik. Waarom nemen de Korinthiërs de woorden van deze binnengedrongen leraars zo gretig aan? Als zij deze super apostelen geloven, waarom Paulus niet? In vers 6 voegt de apostel toe: ik mag dan geen vlot spreker zijn, ik weet in elk geval waar ik het over heb.

En dat is ook vandaag nog steeds actueel. Luisteraar, weet u bij het woord

‘evangelie’ waarover het gaat?

In de volgende uitzending lezen we verder in 2Kor.11.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Geheel in overeenstemming daarmee is één van de meest bekende teksten uit de Bijbel, uit Joh.3 vers 16: Want God heeft zoveel liefde voor de wereld dat Hij Zijn enige Zoon

Het streven om door middel van de gaven van de Heilige Geest de gemeente te dienen, betekent voor degene die in klanktaal spreekt, dat hij of zij zich ook moet uitstrekken naar

Als de prediking over Christus nu inhoudt dat Hij lichamelijk uit de doden is opgestaan, een prediking die door alle gelovigen is aanvaard en voor waar is aangenomen, waarop

Paulus en Apollos hebben niet zelf besloten wat voor functie zij in Korinthe zouden willen bekleden, maar de HERE heeft hen naar Zijn plan gebruikt in de verkondiging van

Zijn ooms legden de burgers van Sichem Abimelechs plan voor en deze kozen Abimelech, omdat zijn moeder uit Sichem kwam.. Zij gaven hem geld uit de tempel van de

En dan heeft Petrus het over de Here Jezus Christus, want hij zegt in Handelingen 4 vers 12: Er is bij niemand anders redding te vinden, Hij is de Enige, door wie de mensen

In vers 23 geeft Paulus de reden voor de verandering van zijn reisplan en het niet doorgaan van zijn extra bezoek.. Hoe tegenstrijdig het ook klinkt voor de Korinthiërs, het was

Hoewel Israël bij de uittocht uit Egypte een soort doop onder- ging (toen ze dwars door de Rode Zee heen liepen; vs.2) en een soort maal- tijd des Heren ontvingen (een