• No results found

[Uitzending 482: 1 Korinthiërs 2:1 t/m 16]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 482: 1 Korinthiërs 2:1 t/m 16]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 482: 1 Korinthiërs 2:1 t/m 16]

In de vorige uitzending lazen we in 1Kor.1:25 dat het ‘dwaze’ van God wijzer is dan wat mensen kunnen bedenken. Dat heeft niet alleen zijn uitwerking op de samen- stelling van de gemeente (1Kor.1:26 ‘naar de mens gesproken zijn er onder u niet veel grote denkers...’). Ook Paulus zelf was bij de verkondiging van het Evangelie van dit uitgangspunt doordrongen.

1 Korinthiërs 2 vers 1:

Toen ik voor het eerst bij u was, kwam ik dan ook niet met dure woorden en hoogdravende ideeën aan. Ik heb u heel eenvoudig Gods boodschap

bekendgemaakt.

In vers 1 wordt in de Griekse grondtekst het woord ‘broeders’ gebruikt. Daarmee wil Paulus de gelovigen van Korinthe herinneren aan de tijd dat hij nog bij hen was. Zij weten toch hoe Paulus hun het Evangelie heeft gepredikt? Toen Paulus kwam, was dat niet met dure woorden en hoogdravende ideeën. Het zou hebben ingehouden dat Paulus (net als de redenaars en filosofen uit zijn dagen) met mooi klinkende woorden (retorica) en spitsvondige redeneringen (logica), het evangelie zou hebben getracht. Nee, Paulus heeft geweigerd de verkondiging wat betreft de vorm (‘woord’) of wat betreft de inhoud (‘wijsheid’) aan te passen aan de Griekse filosofie.

Gods boodschap is het getuigenis over God en over Zijn heilsplan. In dit getuigenis staan de dood en opstanding van de Here Jezus Christus centraal. Het heilsplan van de HERE is de redding van de wereld door Jezus Christus, Zijn Zoon. Dit voorheen verborgen plan wordt in de verkondiging van het Evangelie bekendgemaakt (Rom.16) 1 Korinthiërs 2 vers 2:

Ik had namelijk besloten bij u alleen maar te spreken over Jezus Christus en zijn sterven aan het Kruis.

Deze manier van verkondigen (zonder retorica en filosofie) was voor Paulus een bewuste keuze. Hij wilde bewust niet meedoen aan de handelwijze van allerlei rondtrekkende redenaars en filosofen. Paulus weigerde om over iets anders dan alleen over Jezus Christus en Die gekruisigd te spreken.(1Kor.1:23).

(2)

Daarmee staat de wijsheid van de wereld (wijsheid buiten Christus om) tegenover de wijsheid van God. In de verkondiging van Paulus was voor filosofische speculaties, ideeën, interpre-taties en verklaringen geen plaats. Hij predikte alleen de betekenis van een gekruisigde Christus, over Hem die stierf voor de zonden van de wereld.

1 Korinthiërs 2 vers 3:

Toen ik kwam, was ik niet sterk. Integendeel, ik was bang en beefde.

Ook de tweede helft van 1Kor.1:25 (‘en het zwakke van God heeft meer kracht dan de mensen’) is op het leven van Paulus van toepassing. Het leven en de bediening van de apostel is ook in dit opzicht een voorbeeld van de principes van Gods heils- plan. De Korinthiërs waren er getuige van hoe de bediening van Paulus plaatsvond ‘in zwakheid’. Welke concrete zwakheid Paulus hier bedoelt is niet duidelijk. Het kan zijn zwakke gezondheid zijn, maar ook zijn leven, dat gekenmerkt werd door vervolging, ontbering en zwaar werk met de handen (1Kor.4:9-13; 2Kor.4:7vv.). De woorden ‘ik was bang en beefde’ moeten wel wijzen op Paulus’ persoonlijke gevoelens van angst vanwege de vijandschap van zowel Joden als heidenen. Niet voor niets vermeldt Hand.18:9 dat de Here in een gezicht aan Paulus verscheen om hem te bemoedigen met de woorden: Wees niet bang! Spreek vrijuit. Laat u niet het zwijgen opleggen, want Ik ben bij u. Niemand zal een vinger naar u uitsteken.

Hoe het ook zij, de intentie van Paulus is duidelijk: voor hem is er een overeenkomst tussen zijn persoonlijke zwakheid en het Evangelie dat hij predikt. Centraal in zijn prediking staat de boodschap van ‘het zwakke van God’ (1Kor.1:25) en de gekrui- sigde Christus (vs.2). Zijn eigen zwakheid is niet alleen een zichtbare demonstratie van zijn boodschap, maar toont vooral aan dat zijn boodschap van goddelijke, en niet van menselijke oorsprong is. Paulus is diep doordrongen van de onmacht om uit zichzelf het Evangelie te prediken, en een leven te leiden zoals de HERE dat bedoelt.

1 Korinthiërs 2 vers 4: De woorden waarmee ik u over Jezus Christus vertelde, waren niet scherp en overtuigend. Maar u ervoer dat het uit mijn hart kwam en God liet er kracht van uitgaan.

(3)

Paulus was dan wel gekomen zonder retoriek en filosofie (vs.1) en in

omstandigheden, waarin hij zich zwak en bang voelde (vs.3), maar dat wil niet zeggen dat zijn woorden geen doel troffen.

Paulus’ prediking was niet scherp en overtuigend. Paulus wilde zijn toehoorders niet manipuleren met behulp van ‘menselijke wijsheid’. In plaats daarvan was Paulus’

prediking een betonen van Geest en kracht. Het werd ervaren dat het uit zijn hart kwam en God liet er kracht van uitgaan. Bij deze krachtige demonstratie van de Geest moeten we in dit verband, niet zozeer denken aan ‘tekenen en wonderen’ die de prediking bevestigen (zoals vermeld in 2Kor.12:12). Het gaat in dit gedeelte eerder over de kracht van de Heilige Geest, die de Korinthiërs hebben ervaren toen ze tot geloof kwamen en met de Heilige Geest werden vervuld. Paulus benadrukt de kracht van de Geest, die levens vernieuwt en Gods geheimenissen openbaart (1Kor.2).

1 Korinthiërs 2 vers 5:

Want uw geloof moet niet gebaseerd zijn op menselijke wijsheid, maar op kracht van God.

De Korintiërs zijn niet tot geloof gekomen door wijsheid van mensen, door allerlei scherpzinnige redeneringen van Griekse filosofie, maar doordat zij merkten dat de Heilige Geest de eenvoudige woorden van Paulus bevestigde (vs.4). De Heilige Geest heeft hun hart overtuigd en met ‘kracht’ het geloof in hun hart bewerkt.

(Joh.16:8). De gelovigen in Korinthe hebben daardoor zelf de kracht van God ervaren toen zij de Heilige Geest ontvingen (Hand.1:8; Gal.3:2).

Het waren geen menselijke redeneringen die de Korinthiërs hadden overtuigd en hen er toe heeft gebracht om het Evangelie aan te nemen. In dat geval zou het geloof op menselijke wijsheid berusten. Het was kracht van God die het geloof bewerkte.

Zeker, in gesprekken met mensen die God zoeken kunnen argumenten en mogelijke bewijzen een rol spelen en door de HERE worden gebruikt, maar wij kunnen mensen daarmee niet overtuigen.

(4)

Bij geloofsverdediging kan dat een valkuil zijn – dan gaan we proberen te bewijzen dat de Bijbel Gods Woord is of dat het eerste hoofdstuk van Genesis volgens hoogstaande literaire regels is geschreven of dat de Zondvloed werkelijk heeft plaatsgevonden.

Begrijp me niet verkeerd, daar is zeker ruimte voor en ik dank God voor de mensen die zich op dat gebied inzetten. Christenen zijn geen mensen van het verstand op nul en de blik op oneindig.

Maar we moeten ook goed begrijpen dat de beste argumenten een mens niet overtuigen van de noodzaak om gered te worden door de Here Jezus Christus.

Want ons geloof is niet gebaseerd op menselijke wijsheid, maar op kracht van God.

1 Korinthiërs 2 vers 6 en 7:

Wat wij zeggen, is wijsheid voor de gelovigen die het begrijpen. Deze wijsheid is niet van deze wereld, noch van haar leiders, die eens ten val komen. Wat wij zeggen, is Gods wijsheid die tot nu toe verborgen is geweest. Voor het begin van de wereld had Hij zijn plan al klaar om ons in de heerlijkheid te brengen.

Zoals er in Paulus’ zwakheid goddelijke kracht is in de verkondiging van het Evangelie, zo is er ook in de eenvoud van de prediking sprake van goddelijke

‘wijsheid’. Deze ‘wijsheid’ wordt niet door iedereen begrepen. Paulus en de andere apostelen (‘wij’) geven deze wijsheid door aan de gelovigen. Niet aan mensen die door hun eigen gedachten en denken bepaald worden, want voor hen is wat Paulus zegt dwaasheid (vs.14). Maar, in de ogen van geestelijke mensen (vs.15) is het wijsheid. Wat deze wijsheid inhoudt heeft Paulus al aangeduid in 1Kor.1, het gaat om het kruis van Jezus Christus. Die wijsheid is niet van deze wereld (1Kor.1:20),

mensen van deze wereld kunnen haar niet met het natuurlijke verstand doorgronden en begrijpen, voor hen is het geen wijsheid. Hetzelfde geldt voor de leiders van deze wereld, ook zij hebben de kracht van God en Zijn wijsheid niet doorzien. Bij de leiders van deze wereld moeten we denken aan wereldlijke overheden en machthebbers, waarvan de Romeinse overheid (Pilatus) en de Joodse overheid (het Sanhedrin) voorbeelden zijn. Anderen uitleggers denken aan geestelijke machten, nl. de duivel en zijn engelen en in het verlengde daarvan de aardse machthebbers die door hen

(5)

Deze machten worden in de komende eeuw teniet-gedaan, als de Here Jezus Zijn heerschappij op aarde vestigt (1Kor.15:24).

In beginsel zijn deze machten al door Christus aan het kruis verslagen (o.a. Kol.2:15), maar het effect van deze overwinning komt pas ten volle tot zijn recht na de

wederkomst van de Here Jezus.

We hebben al gezien dat de wijsheid waarover Paulus spreekt voor de wereld en haar leiders niet te doorgronden is, het is dan ook Gods wijsheid, die (voor de mens en voor de machten) verborgen is.

Het woord verborgenheid of geheimenis wordt in het NT meestal gebruikt als aan- duiding voor (delen van) Gods heilsplan die voorheen voor de mens nog verborgen waren. Het heeft in het NT nooit betrekking op een geheime leer die niet aan

buitenstaanders mag worden verkondigd. De hier genoemde goddelijke wijsheid was verborgen, maar wordt nu aan de gelovigen geopenbaard. Voor het begin van de wereld had God zijn plan al klaar om ons in de heerlijkheid te brengen.

De HERE heeft Zich dit plan al voor de schepping van de wereld voorgenomen

(Ef.1:4), sterker nog: de schepping van de wereld maakt er deel van uit. Zijn heilsplan heeft als doel om de gelovigen in de heerlijkheid te brengen, de heerlijkheid die zij bij de wederkomst van de Here Jezus zullen ontvangen (Ef.1:18; Kol.3:4). De bedoelde

‘wijsheid van God’ heeft dan ook dezelfde inhoud als de verborgenheid of het gehei- menis van God, waarover Paulus in andere brieven schrijft (Rom.16:25; Ef.3:3-11;

Kol.1:26,27).

Het woord ‘verborgen of geheim’ komt verschillende keren in het NT voor.

In Mattheüs 13 vers 11 lezen we dat Jezus tegen Zijn volgelingen zegt: Jullie hebben het voorrecht de geheimen van het Koninkrijk van de hemelen te

begrijpen. Deze geheimen legt Jezus Zijn leerlingen uit in de vorm van gelijkenissen.

Voor die tijd waren deze geheimenissen nog niet geopenbaard.

Paulus zegt: Wat wij zeggen, is Gods wijsheid die tot nu toe verborgen is geweest. Voor het woord ‘verborgen of geheim’ wordt in de grondtekst het woord mysterie’ gebruikt. Een woord uit de Griekse filosofie en wijsbegeerte. Paulus neemt

(6)

Mysterie komt van mond, en het betekent de mond gesloten houden – iets geheim houden. We zagen al eerder dat het op die manier nooit door Paulus is gebruikt.

Eerder bedoelt hij dat wat tot nu toe verzwegen was mag nu worden gezegd. In de Bijbel is een verborgenheid of een geheimenis altijd iets wat niet door een natuurlijk mens vanuit zichzelf ontdekt kan worden, het moet worden geopenbaard.

1 Korinthiërs 2 vers 8 en 9:

De leiders van deze wereld hebben geen van allen ervan geweten, want anders zouden zij de Heer van de heerlijkheid niet aan het kruis hebben geslagen.

Dat staat ook in de Boeken: Wat niemand heeft gezien, niemand heeft gehoord en wat niemand ooit heeft bedacht, dat heeft God allemaal klaar voor hen die Hem liefhebben.

De leiders van deze wereld hebben de goddelijke wijsheid niet gekend. Ook in dit vers moeten de leiders van deze wereld worden geïdentificeerd met de leiders van de Joden, en als de Romeinse overheid, in de persoon van Pilatus, die Jezus aan het kruis hebben gebracht. Zij staan model voor alle wereldse (ook godsdienstige) over- heden die in een vergelijkbare situatie hetzelfde zouden hebben gedaan. Toch blijft het ook denkbaar, dat de apostel met ‘leiders van deze wereld’ de duivel en zijn demonen bedoelt, die het gedrag van de wereldse en godsdienstige leiders voor een groot deel bepalen. Op verschillende plaatsen in het NT blijkt dat ook zij het heilsplan van God niet hebben doorzien (Ef.3:10; 1Petr.1:12) en erdoor werden verrast.

De duivel was duidelijk betrokken bij de voorbereidingen van de kruisiging (Luc.22:3), maar wat voor hem een overwinning leek, werd daarentegen zijn totale nederlaag (Kol.2:14,15). Het mag duidelijk zijn dat, wanneer de duivel dit plan van God had doorzien, hij niet aan de kruisiging van Jezus zou hebben bijgedragen. De wereldse overheden zouden, als zij werkelijk hadden gezien en erkend wie Jezus was, Hem zeker hebben geëerd.

In vers 8 vinden we de afschuwelijkste manier van executie (zij hebben Hem aan het kruis geslagen) en tegelijkertijd de meest eervolle titel van de Here Jezus (de Heer van de heerlijkheid) tegenover elkaar.

(7)

Paulus ondersteund zijn uitspraak met een aanhaling uit het OT. Het citaat in vers 9 komt uit Jes.64:4 met invloed van Jes.52 en 65 (LXX). Misschien trof Paulus een dergelijke combinatie in deze vorm aan in een lied of in rabbijnse literatuur.

In vs.10 legt Paulus uit hoe de gelovigen - in tegenstelling tot de wereld - deze verborgenheid wél te weten zijn gekomen. De uitdrukking ‘hen die Hem liefhebben’

(Rom.8:28) heeft betrekking op ‘de gelovigen’.

1 Korinthiërs 2 vers 10:

God heeft het ons door de Geest duidelijk gemaakt. Want voor de Geest is niets verborgen, zelfs het diepste wezen van God niet.

Vers 10 vormt een contrast met vers 9 en is tegelijkertijd een uitwerking van vers 4.

De mensen van de wereld hebben niets gezien, noch gehoord, noch begrepen van Gods wijsheid, maar voor hen die God liefhebben is het reddingsplan van de HERE wel duidelijk geworden. Vooraan in de zin staat met nadruk ‘God heeft het ons duidelijk gemaakt door de Geest’. Paulus zal met ‘ons’ in de eerste plaats zichzelf en zijn medeapostelen hebben bedoeld, maar daarnaast toch ook al degenen die de HERE liefhebben. Inzicht in het heilsplan van God (de redding van de wereld door het kruis van Christus) wordt van Godswege geschonken. Dat alleen de Heilige Geest in staat is een dergelijk inzicht te geven, maakt Paulus duidelijk met behulp van een vergelijking tussen Gods Geest en de menselijke geest.

1 Korinthiërs 2 vers 11:

Zoals alleen de geest van een mens weet wat er in de mens omgaat, weet ook alleen de Geest van God wat er in God is.

Om duidelijk te maken dat alleen de Geest van God het diepste wezen van God, Zijn wijsheid, kan openbaren, neemt Paulus het functioneren van de menselijke geest als voorbeeld. Ieder mens is zich ervan bewust, dat hij met zijn geest zijn eigen

gevoelens, gedachten, plannen en motieven onderzoekt en analyseert. In Spr.20:27 lezen we: De HERE heeft de mens het vermogen gegeven zelf een licht te

werpen op zijn diepste gedachten en beweegredenen. Een ander mens is nooit in staat om te weten wat er in het hart van een ander leeft, tenzij de ander er zelf over

(8)

Niemand weet wat er in God leeft (tenzij de HERE het Zelf openbaart), dan de Geest van God, de Heilige Geest. We mogen dat ook vertalen met: niemand is erin

geslaagd buiten Gods Geest om te weten te komen wat er in God omgaat.

1 Korinthiërs 2 vers 12 en 13:

Wij hebben niet de geest van de wereld ontvangen, maar de Geest van God om zo te weten wat God ons in genade gegeven heeft. Daarover spreken wij dan ook niet met menselijke welsprekendheid, maar met woorden die de Geest ons ingeeft. Wij gebruiken dus de woorden van de Geest om de gedachten van de Geest over te brengen.

De verborgen wijsheid van God (vs.7), die wordt bekendgemaakt door de Heilige Geest, heeft nog steeds dezelfde inhoud als in het vorige hoofdstuk (1Kor.1:24,30), namelijk het plan van God om door de kruisdood van Jezus Christus de mensheid met Zichzelf te verzoenen, en allen die tot het geloof komen te laten delen in Zijn heerlijkheid. 1 Korinthiërs 2 vers 14:

Maar iemand die niet gelovig is, de natuurlijke mens, heeft geen oog voor wat de Geest van God doet. Voor hem is het allemaal onzin. Hij begrijpt er niets van, omdat het alleen geestelijk te doorzien is.

Paulus spreekt over geestelijke waarheden met woorden die door de Heilige Geest zijn geïnspireerd. Maar, deze woorden worden door de natuurlijke mens niet begre- pen. De natuurlijke mens neemt (zonder zondebesef en verootmoediging) de dingen van Gods Geest niet aan (Joh.3:11). Dat wat Gods Geest bijvoorbeeld via de predi- king van het Evangelie bekendmaakt, is hem of haar ‘een dwaasheid’ of ergernis. Hij kan het ook niet begrijpen (Joh.8:43), omdat Gods Geest niet in hem woont en zijn eigen menselijke geest te beperkt is om deze dingen te beoordelen of te bevatten.

1 Korinthiërs 2 vers 15 en 16:

Met de geestelijke mens is het anders. Die kan alles doorzien, maar kan zelf op zijn beurt niet door de natuurlijke mensen doorzien worden. Bovendien staat er in de Boeken: Wie kent de gedachten van de Here? Wie zou hem raad kunnen geven? Wij hebben de gedachten van Christus.

(9)

De natuurlijke mens (vs.14) is niet in staat de wijsheid van God te onderzoeken of te beoordelen, de geestvervulde mens is dat wel. Een geestelijk mens onderscheidt zich van de natuurlijke mens, doordat hij of zij de Geest van God heeft ontvangen (vs.12) en zich door de Heilige Geest laat onderwijzen. Aangezien de Geest ‘alle dingen’

(vs.10) doorzoekt, zelfs de diepten van God, is de geestelijke mens ook in staat ‘alle dingen’ te onderzoeken of te beoordelen. De inzichten die de geestelijke mens heeft, beperken zich daarom niet alleen tot geestelijke zaken, maar hij kan zich over alle dingen uitspreken met een geestelijk oordeel. De uitspraken van Paulus staan in het teken van Gods heilsplan. Het gaat hier niet om bv. natuurwetenschappelijke kennis en aangeleerde vaardigheden. Hierin kan een natuurlijk mens best meer weten dan een geestelijk mens. Met de woorden maar kan zelf op zijn beurt niet door de natuurlijke mensen worden doorzien worden, bedoelt Paulus dat geen enkel natuurlijk mens in staat is om een geestelijk mens te beoordelen, omdat het de natuurlijke mens ontbreekt aan door de Heilige Geest bewerkt geestelijk inzicht. De geestelijke mensen zijn natuurlijk wel in staat elkaar te beoordelen, omdat zij

deelhebben aan dezelfde Geest van God.

Met een citaat uit Jes.40:13 levert Paulus het bewijs, dat de natuurlijke mens inder- daad niet in staat is de geestelijke dingen te beoordelen. Het citaat is een retorische vraag. Niemand durft namelijk te beweren een verstand te hebben dat gelijkwaardig is aan dat van de HERE of de gedachten en plannen van God te kunnen beoordelen of Hem raad te geven.

De eenheid tussen de Vader en de Zoon is zodanig, dat het denken van de Zoon niet van het denken van God de Vader verschilt. De gelovigen hebben dit denken, omdat de Geest van God, de Geest van Christus (Rom.8:9) in hen woont. Daarmee woont Christus Zelf in hen en is Zijn denken het hunne. Hiermee heeft Paulus zich afdoende verdedigd tegen hen die vinden, dat de vorm en de inhoud van het Evangelie moet worden aangepast aan de Griekse filosofie. Het Evangelie valt niet met de normen van de Griekse logica en filosofie te beoordelen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het gaat erom dat een gelovige zich niet moet beroemen op eigen wijsheid, kracht of rijkdom, maar zijn roem vindt in dat wat de Here door hem of haar heeft gedaan.. Aan de ene kant

In vers 18 brengt Jakobus naar voren, dat God ons heeft voortgebracht om ‘de eerste vruchten van Zijn nieuwe schepping’ te zijn.. Dit vormt met elkaar een

In vers 23 geeft Paulus de reden voor de verandering van zijn reisplan en het niet doorgaan van zijn extra bezoek.. Hoe tegenstrijdig het ook klinkt voor de Korinthiërs, het was

Hoewel Israël bij de uittocht uit Egypte een soort doop onder- ging (toen ze dwars door de Rode Zee heen liepen; vs.2) en een soort maal- tijd des Heren ontvingen (een

Hij laat zien dat het gezag van Jezus uitkomt in Zijn onderwijs en in Zijn macht over de boze geesten.. Jezus en Zijn metgezellen kwamen in

Paulus en Apollos hebben niet zelf besloten wat voor functie zij in Korinthe zouden willen bekleden, maar de HERE heeft hen naar Zijn plan gebruikt in de verkondiging van

In die woestijn beklaagden de Israëlieten zich tegenover Mozes en Aäron en zeiden: Waarom heeft de HERE ons niet gewoon in Egypte laten sterven.. Daar waren de vleespotten vol

En dan heeft Petrus het over de Here Jezus Christus, want hij zegt in Handelingen 4 vers 12: Er is bij niemand anders redding te vinden, Hij is de Enige, door wie de mensen