• No results found

[Uitzending 1055: 2 Petrus 1:19 t/m 2:1]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 1055: 2 Petrus 1:19 t/m 2:1]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 1055: 2 Petrus 1:19 t/m 2:1]

In de vorige uitzending lazen we in 2 Petrus 1 vers 19: Wij zijn er nu dus nog zekerder van dat het waar is wat de profeten hebben gezegd. U doet er goed aan daarop uw oog te richten als op een lamp die een donker vertrek ver- licht. Hun woorden verlichten ons innerlijk, totdat de Morgenster opgaat in ons hart. In de verzen 16 t/m 18 heeft Petrus zijn lezers al een paar overwegin- gen voorgehouden, die hen moeten aansporen ook na zijn heengaan te blijven nadenken over het Evangelie, dat hun is verkondigd. In vers 19 noemt hij nóg een grond. Zij moeten blijven vasthouden aan het profetische Woord, dat zij als gelo- vigen in handen hebben. Daarbij gaat het om het hele getuigenis van het OT. De lezers van de tweede brief van Petrus doen er goed aan met het profetische Woord aandachtig bezig te zijn. En dat te meer, nu dwaalleraars hun verwachting voor de toekomst proberen te ontnemen. De woorden van de profeten hebben de betekenis van een lamp, die licht verspreidt in een donkere omgeving. De pro- fetie verlicht de gelovigen, totdat in hun harten de Morgenster opgaat, dat wil zeggen: totdat alle duisternis wijkt en het volmaakte heil van Christus voor iedere gelovige aanbreekt.

Petrus schrijft: U doet er goed aan daarop uw oog te richten als op een lamp die een donker vertrek verlicht. Het profetische Woord is Gods levende bood- schap. Hij wil tot ons spreken en ons door Zijn Woord aanspreken op dingen die wij voor het moment nodig hebben, terwijl de HERE ook laat zien dat de dag ze- ker zal komen waarop de Here Jezus Christus verheerlijkt zal worden. Wij wach- ten op die dag. De heerlijke toekomst van onze Here Jezus versterkt een gelovi- ge in zijn of haar geloofsvertrouwen, ook al leven wij nog steeds in een donkere wereld waarin velen zonder God leven. Zowel het Oude als het Nieuwe Testa- ment spreekt profetisch over de tweede en laatste komst van de Here Jezus Christus. Daarvan is de verheerlijking op de berg een voorafschaduwing. Zulke profetieën vertellen ons dat de HERE alles weet, maar het de zijnen ook wil be- kendmaken.

(2)

Ook wij doen er goed aan daarop ons oog te richten en acht te geven op het on- veranderlijke Woord van God. Dat Woord wordt door Petrus vergeleken met een lamp die schijnt in een donker vertrek. Al is het in de wereld nog zo donker, de kinderen van God hebben een licht dat niet uitgaat, zodat zij hun pad of weg ze- ker en tot het einde toe kunnen lopen. In Hebreeën 2 vers 1 lezen we: Daarom moeten wij heel aandachtig luisteren naar de waarheid die wij hebben ge- hoord, anders zullen wij ervan vervreemd raken. De apostel Paulus schrijft in 1 Timotheüs 4 vers 13 aan zijn medewerker Timotheüs: Tot ik kom, moet je uit de Boeken voorlezen. Leg de gemeente uit wat het betekent en maak het goede nieuws bekend. Het acht geven op Gods Woord, de Bijbel, is niet alleen het lezen van Gods Woord, maar ook het blijven bij de woorden van de HERE, er naar leven en handelen.

Petrus schrijft dat het Woord van God te vergelijken is met een lamp die een donker vertrek verlicht. Een lamp in de Bijbel is meestal een olielamp. Zo’n olie- lamp komt in het NT verschillende keren voor. De Here Jezus zei in Lukas 8 vers 16: Als men een lamp aansteekt, wordt er toch niet iets overheen gezet om het licht te verbergen? Nee, men zet de lamp ergens neer waar iedereen die binnenkomt, het licht goed kan zien. Wat in de woorden van Jezus al direct duidelijk wordt is dat het niet om de lamp op zich gaat, maar om het licht. Het gaat om de brandende lamp die licht verspreidt in een donker vertrek of in de donkere nacht. Een brandende lamp wordt in de Bijbel verschillende keren als symbool van iets gebruikt. Bijvoorbeeld in Matth.5:16 worden gelovigen opgeroe- pen hun licht voor alle mensen te laten schijnen. Als zij dan de goede dingen zien die u doet, zullen zij uw hemelse Vader eren. In Matth.6:22 wordt van het menselijke oog gezegd dat het oog de lamp van het lichaam is. Als uw oog zuiver is en alleen op het goede gericht, leeft uw hele lichaam in het licht. In Joh.5:35 wordt door de Here Jezus van Johannes de Doper gezegd: Johannes was een helder schijnende lamp en u hebt een korte tijd van dat licht geno- ten. In Openbaring 21:23 wordt de Here Jezus Zelf, het Lam, de lamp genoemd van de heilige stad Jeruzalem, die uit de hemel zal neerdalen.

(3)

Petrus vergelijkt het profetische Woord met een lamp die een donker vertrek ver- licht. Wat zouden wij weten over de dingen die ons door God zijn geschonken, als wij Gods Woord niet hadden? Dan zijn we overgeleverd aan het denkvermogen van mensen, maar mensen kunnen zich als schepsel niet met de Schepper me- ten. Wie kan er beter iets zeggen over de schepping van hemel en aarde dan de Schepper Zelf? Wat weten wij van de oorsprong van de wereld en de mens? Wat weten wij van de zin van het leven of einden van alle dingen, als de HERE het ons niet had geopenbaard? Zonder Gods Woord zouden wij niets weten over Gods liefde of Zijn plannen met ons mensen en deze wereld. De Here Jezus zei van Zichzelf in Johannes 12 vers 45 en 46: En, wie Mij ziet, ziet Hem die Mij gestuurd heeft. Ik ben als licht naar de wereld gekomen om ieder die op Mij vertrouwt uit het donker te halen. De Here Jezus is niet maar een lamp, één van de velen, nee, Hij is het ware Licht. In Joh.12:35 en 36 gaf de Heiland al aan dat Hij weg zou gaan uit deze wereld. Tegen Zijn leerlingen zegt Hij: Het licht zal niet lang meer bij u zijn. Loop in het licht, zolang het kan. Want als de duis- ternis u overvalt, ziet u de weg niet meer. Vertrouw op het licht, zolang u het licht hebt. Dan zult u kinderen van het licht zijn. Toen de Here Jezus terug ging naar de hemel heeft Hij tegen Zijn volgelingen gezegd dat de Heilige Geest zou komen om Zijn discipelen alles te leren en alles in herinnering te brengen wat Hij hun had gezegd (Joh.14:26). Luisteraar, vandaag hebben wij de lamp van het Woord van God.

Christus wierp licht op ieder mens, maar alleen zij die in Hem geloven, zijn een lichtend licht door Hem. In Efeziërs 5 vers 8 t/m 10 lezen we: Want uw hart, dat eens vol duisternis was, is nu vol van het licht van de Here. Laat dat dan ook blijken uit uw doen en laten. Het gevolg van het licht in u, is dat u alleen maar doet wat goed, juist en waar is. Probeer steeds weer te ontdekken wat de Here graag wil. We lezen verder in 2 Petrus 1.

2 Petrus 1 vers 20: U moet goed onthouden dat niets van wat de profeten in de Boeken hebben gezegd, zonder de hulp van de Heilige Geest kan worden uitgelegd.

(4)

In vers 19 houdt Petrus zijn lezers voor, dat zij er goed aan doen heel aandachtig bezig te zijn met het profetische Woord. In vers 20 wijst hij erop, dat de gelovigen daarbij vooral van één ding doordrongen moeten zijn. Nu is er uit vers 20 niet zonder meer op te maken, wát het is dat zij naar de mening van Petrus met name moeten weten. Volgens sommigen heeft het betrekking op de uitleg van het pro- fetische Woord. Bij hun omgang daarmee moeten zijn lezers terdege bedenken, dat ‘zonder de hulp van de Heilige Geest niets van wat de profeten in de Boeken hebben gezegd kan worden uitgelegd’. Met andere woorden dat geen enkele profetie in de Bijbel op een eigenmachtige manier mag worden uitgelegd (Rom.3:20; 1Kor.1:29). Een mens, ook een gelovige, mag van de woorden van de profeten niet iets maken, wat in zijn eigen kraam te pas komt (2Petr.3:16). Dat is juist de fout van de dwaalleraars: zij laten het profetische Woord afhankelijk worden van een eigen verklaring. Bij deze uitleg van vers 20 wordt de uitleg be- trokken op de lezer. Het is ook mogelijk het te laten slaan op de brengers van de profetie, op de profeten. Dan doelt Petrus op de oorsprong van het profetische Woord. Hij bindt zijn lezers dan op het hart, dat geen enkele profetie in de Bijbel ooit uit de eigen interpretatie van een profeet is voortgekomen. Voor deze laatste uitleg pleit ook het verband. In de verzen 16 t/m 19 heeft Petrus het over de her- komst van de apostolische prediking en in vers 21 schrijft hij over de goddelijke bron van de Bijbel. Een argument is ook, dat de dwaalleraars zich beroepen op eigen openbaringen (vs.16), waar Petrus tegenover stelt: het profetische Woord als openbaring van God.

In de Griekse tekst van vers 20 lezen we nog een woord dat we in Het Boek niet vinden, de tekst luidt: Dit eerst wetende, dat geen profetie der Schrift is van eigen uitlegging. De eerste woorden kunnen we ook vertalen met ‘weet dit eerst’, dezelfde woorden lezen we in 2 Petr.3:3, maar dan met betrekking op de spotters die er in de laatste dagen zullen zijn. Beide tekstgedeelten willen ook ons er bij bepalen dat wij er steeds mee moeten rekenen dat er in de laatste dagen mensen zullen zijn die hun eigen inzichten over Gods Woord geven en er perso- nen zullen zijn die spottend de komst van de Here Jezus zullen afwijzen.

(5)

Met het woordje ‘eerst’ wordt in de Bijbel vaak duidelijk gemaakt hoe – in de eer- ste plaats – ons gedrag ten opzichte van de HERE en elkaar moet zijn. Bijvoor- beeld in Matth.5:23 en 24, waar we lezen: Stel dat u in de tempel voor het al- taar staat om God een offer te brengen. Als u zich daar dan herinnert dat iemand iets tegen u heeft, moet u het offer naast het altaar laten liggen. Ga eerst naar die ander toe, maak het met hem in orde en breng daarna pas uw offer aan God. Andere voorbeelden zijn: Laten wij eerst het koninkrijk van God zoeken en niet eerst naar voedsel en kleding (Matth.6:33). Wij moeten eerst de balk uit

eigen oog wegdoen, en ons niet eerst bezighouden met de splinter in het oog van onze broeder (Matth.7:5).

Als we in het NT op zoek gaan naar teksten waar we het woordje ‘eerst’ tegen komen dan ontdekken we dat het woordje ‘eerst’ de hele geschiedenis van het christendom beschrijft. De Here Jezus heeft eerst de sterke, de duivel, vastge- bonden, door Zijn macht over de demonen, die Hij uitwierp te tonen (Matth.12:

29). Eerst moest Jezus veel lijden en verworpen worden, voordat Zijn dag zou komen (Luc.17:25). Na Zijn opstanding verscheen Jezus eerst aan Maria van Magdala (Marc.16:9). De HERE heeft de Here Jezus in de eerste plaats tot de Joden gezonden, om hen te zegenen en hen af te brengen van hun boosheden.

Daarom is het evangelie eerst voor de Jood en ook voor de Griek, de niet-Joden (Hand.3:26; 13:46 Rom.1:16; 2:9,10). In Antiochië werden de volgelingen van de Jezus Christus voor het eerst christenen genoemd (Hand.11:26). De doden zul- len eerst opstaan, daarna zullen de gelovigen samen met hen de Here Jezus te- gemoet gaan in de lucht, om altijd bij Hem te zijn (1Thess.4:16,17). Het oordeel van God begint eerst bij het huis van God, de christenen (1 Petr.4:17). Eerst zal de grote ontrouw aan God komen, voordat de Here Jezus Christus zal terugko- men met macht en majesteit (2Thess. 2:3-9). Dat is wat het profetische Woord, de Bijbel ons laat zien en van die profetische woorden zegt Petrus in vers 20: U moet goed onthouden dat niets van wat de profeten in de Boeken hebben gezegd, zonder de hulp van de Heilige Geest kan worden uitgelegd.

(6)

2 Petrus 1 vers 21: Want zij hebben die woorden niet zelf bedacht, maar de Heilige Geest heeft hen daartoe gedreven namens God te spreken. Van wat Petrus zijn lezers in het vorige vers op het hart bindt, geeft de apostel in vers 21 een nadere motivering. Petrus doet dat in de vorm van eerst een negatieve en dan een positieve uitspraak, die in zekere zin parallel lopen. Zo begint hij met te stellen, dat profetie nog nooit is voortgekomen uit de wil van een mens. Petrus kan zich daarvoor beroepen op het getuigenis van het OT. In Jeremia 23:16 zegt de HERE van de hemelse legers: Dit is Mijn waarschuwing aan Mijn volk.

Luister niet naar deze valse profeten als zij profeteren, want zij geven u al- leen maar valse hoop. Alles wat zij zeggen, verzinnen zij zelf. Zij spreken niet namens Mij! En in Jeremia 23:26 en 27 zegt de HERE: Hoelang zullen de leugenachtige profeten nog doorgaan die alleen maar hun eigen verzinsels verkondigen? Door het vertellen van deze verzonnen dromen, proberen zij Mijn volk Mij te laten vergeten, net zoals hun voorouders Mij vergaten door de verering van de afgodsbeelden van Baäl. In Ezechiël 13 vers 2 en 3 zegt de HERE tegen de profeet Ezechiël: Mensenzoon, profeteer tegen de valse profe- ten van Israël, die hun eigen visioenen bedenken en beweren dat zij bood- schappen van Mij hebben ontvangen, terwijl Ik nooit iets tegen hen heb ge- zegd.

Bij wijze van tegenstelling laat Petrus erop volgen, dat de profetie het werk is van de Heilige Geest. Hij was het, die de profeten bij het spreken dreef. Voorbeelden vinden we in Zach.7:12, waar van de Israëlieten wordt gezegd: Zij verwierpen de wetten die Hij – de HERE – hun door Zijn Geest via de vroegere profeten had bekendgemaakt. In Marc.12:36 lezen we dat God woorden tegen David sprak en daarvan wordt gezegd: De Heilige Geest gaf hem dit in (Hand.3:21;

Hebr.1:1). Het spreken van de HERE gebeurt wel door middel van mensen, maar dat gebeurt van Godswege. Door de Heilige Geest gedreven, worden mensen daartoe gebruikt (Hand.2:1-6; 28:25).

(7)

In 2 Timotheüs 3 vers 16 en 17 lezen we: Alles in de Boeken is door God ge- inspireerd en is nuttig om ons de waarheid te leren en ons te wijzen op wat er aan ons leven en geloof nog mankeert, het zet ons leven op orde en helpt ons in te zien wat juist en goed is. Zo maakt God ons klaar, opdat Hij ons voor elk goed werk kan gebruiken.

2 Petrus 2 vers 1: Maar zoals er vroeger mensen waren die niet echt namens God spraken, zo zullen er ook onder u mensen komen die dingen leren die niet waar zijn. Op een heel slimme manier vertellen zij leugens over God, zij willen zelfs niets meer weten van hun Meester die hen heeft vrijgekocht.

Maar daardoor hollen zij hun ondergang tegemoet. In hoofdstuk 2 gaat Petrus over tot een scherpe aanval op de dwaalleraars, die hij in het voorgaande nog maar zijdelings heeft bestreden (2 Petr.1:13,16, 20, 21). Zijn bestrijding komt overeen met die uit de brief van Judas. Maar in tegenstelling met Judas duidt Petrus het optreden van de valse leraars aan als iets toekomstigs. Daarmee draagt zijn bestrijding het karakter van een profetie.

Toen de Here Jezus nog op aarde was had de Heiland al een aantal keren ge- waarschuwd tegen valse profeten (Matth.7:15v.; Matth.24:11,24). Volgens Petrus kan het dan ook niet uitblijven, dat er in de christelijke gemeente valse leraars zullen opstaan (Jud.1:17,18). Immers, dat was onder het volk Israël al het geval, naast de door de Heilige Geest gedreven profeten (2 Petr.1:20,21) traden er ook valse profeten op (1Kon.22:11; Jer.14:14; 28:1-4,15-17; 29:21,31). Petrus waar- schuwt zijn lezers met de woorden: zoals er vroeger mensen waren die niet echt namens God spraken, zo zullen er ook onder u mensen komen die din- gen leren die niet waar zijn. Er zullen in de christengemeenten waar zijn lezers toe behoren, naast de ware leraars ook valse leraars optreden, mensen die zich zullen voordoen als goede leraars, maar die het niet zijn. Zij zullen op een slimme en stiekeme manier leugens te vertellen over God en Jezus Christus. Een voor- beeld daarvan lezen we in Galaten 2 naar aanleiding van vragen rond de besnij- denis.

(8)

We lezen in Galaten 2 vers 3 t/m 6, waar de apostel Paulus aan gelovigen in Ga- latië schrijft: Zij – de leiders in Jeruzalem – verlangden zelfs niet van Titus, die immers geen Jood is, dat hij besneden zou worden. Die vraag zou niet eens zijn opgekomen als niet enkele schijnchristenen erop hadden aangedron- gen dat hij besneden moest worden. Die – de schijnchristenen – waren bin- nengedrongen om ons te bespioneren en te zien of wij ons wel aan de Joodse wet hielden. Zij probeerden ons weer tot slavernij te brengen, maar als wij één zijn met Christus Jezus, zijn wij vrij! Wij hebben ons door hen geen strobreed in de weg laten leggen, omdat wij absoluut wilden dat u de hele waarheid van het goede nieuws voor altijd zou kennen. De voornaam- ste leiders van de christenen hadden niets toe te voegen aan de boodschap die ik breng. Het interesseert mij niet wat voor positie die mannen vroeger hadden. Voor God maakt dat geen verschil.

Een ander voorbeeld lezen we in de brief van Judas. De schrijver van de brief is Judas, een broer van Jezus. Hij spoort de gelovigen aan actief weerstand te bie- den aan misleidende leraren en hun verkeerde denkbeelden. We lezen in Judas 1 vers 4: Ik zeg dit omdat er onbetrouwbare mensen zijn binnengedrongen die beweren dat wij er maar op los kunnen leven. Volgens hen is Gods ge- nade zo groot dat Hij alles door de vingers ziet. Het staat allang vast dat mensen die dit zeggen en toepassen, daarvoor veroordeeld zullen worden.

Zij weigeren Jezus Christus als Leider en Heer van hun leven te erkennen.

Petrus waarschuwt de gelovigen en schrijft: zo zullen er ook onder u mensen komen die dingen leren die niet waar zijn. Het onderwijs dat zij willen invoeren in de christelijke gemeente, leidt tot hun eigen ondergang en tot misleiding van gemeenteleden. Daarmee doelt Petrus op het gericht van God, dat hen zal treffen eer zij er erg in hebben. Dat houdt met name verband met het feit, dat zij zelfs hun Meester die hen heeft vrijgekocht verloochenen. Immers, Jezus Christus heeft hen vrijgekocht, tegen de allerhoogste prijs (Gal.3:13; Openb.5: 9).

(9)

In 2 Petrus 2:1 komt al direct naar voren waar het in dit tweede hoofdstuk in grote lijnen om gaat. We kunnen het samenvatten in drie hoofdpunten, namelijk: 1 – Er zullen valse leraren en profeten onder de christenen komen, zoals er vroeger val- se profeten onder het volk Israël waren; 2 – Zij zullen gewoonten, meningen en dingen leren die niet waar zijn en velen misleiden; 3 – Zij zullen daarvoor zeker worden geoordeeld, zij hollen hun eigen ondergang tegemoet.

In het vervolg van 2 Petrus 2 komen kenmerken naar voren waaraan valse leraars te herkennen zijn, namelijk: Zij willen niets meer van hun Meester weten, hoewel zij belijden christen te zijn. Daarnaast leven zij losbandig en maken het leven met Christus belachelijk. Ze zijn hebzuchtig, proberen overal geld los te krijgen en maken gemeenteleden van alles wijs.

Maar daarover meer in de volgende uitzending over: 2 Petrus 2:1 t/m 3.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar de Engel van de HERE zei tegen de profeet Elia: Ga de boodschappers tegemoet en vraag hun: Is er dan geen God in Israël dat u naar Baäl-Zebub, de god van Ekron, gaat om te

Petrus zegt met de woorden uit vers 1 tegen de lezers van zijn brief: zoals er toen valse profeten onder Israël waren zo zullen er ook onder u valse leraren zijn.. Met de

De woorden ‘Hij kan Zijn straf bewaren tot de grote oordeelsdag voor de mensen die zich niets van Hem aantrekken‘ zijn tevens een waarschuwing aan het adres van de lezers van

We lazen in 2 Petrus 3 vers 7: En God heeft gezegd dat de tegenwoordige hemel en aarde bewaard worden voor een enorm vuur op de dag van het grote oordeel, als alle men- sen die

Met de woorden maar kan zelf op zijn beurt niet door de natuurlijke mensen worden doorzien worden, bedoelt Paulus dat geen enkel natuurlijk mens in staat is om een geestelijk mens

In vers 23 geeft Paulus de reden voor de verandering van zijn reisplan en het niet doorgaan van zijn extra bezoek.. Hoe tegenstrijdig het ook klinkt voor de Korinthiërs, het was

En dan heeft Petrus het over de Here Jezus Christus, want hij zegt in Handelingen 4 vers 12: Er is bij niemand anders redding te vinden, Hij is de Enige, door wie de mensen

Het is toch onacceptabel, dat jonge mensen vandaaa de daa niet meer weten hoe ze een relatie onderhouden.. Het is toch geen