• No results found

[Uitzending nr.134: Marcus 1: 16 t/m 45]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending nr.134: Marcus 1: 16 t/m 45]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending nr.134: Marcus 1: 16 t/m 45]

Na de samenvatting van de prediking van Jezus in Marcus 1:14, 15 beschrijft Marcus nu in de verzen 16 t/m 20 de roeping van een viertal discipelen.

Toen Jezus op een dag langs het Meer van Galilea liep, zag Hij twee vissers, Simon en zijn broer Andreas. Zij waren bezig hun netten uit te werpen in het meer. Hij zei tegen hen: Ga met Mij mee! Dan zal Ik van jullie vissers maken die mensen bij Mij brengen. Zij lieten hun netten liggen en gingen onmiddel- lijk met Hem mee. Iets verderop zag Hij nog twee vissers, Jacobus en

Johannes, de zonen van Zebedeüs. Zij zaten in hun boot de netten te repareren. Hij riep hen ook en zij lieten hun vader met de knechten in de boot achter en gingen met Jezus mee.

Marcus vertelt dat de Here Jezus langs ‘het Meer van Galilea’ liep, het meer dat ten oosten van de provincie Galilea ligt. Al wandelende langs het strand ziet de Heiland twee mannen bezig met vissen. De eerste is ‘Simon’. Het is de meest bekende apostel geworden. Meestal wordt hij bij zijn andere naam ‘Petrus’

genoemd. De tweede is ‘Andreas’. Nader aangeduid als ‘zijn broer’. De beide broers waren vissers van beroep. Zij waren bezig hun netten uit te werpen in het meer. Waarschijnlijk een ‘werpnet’ waarbij ze in het water stonden. Een werpnet was een rond net dat aan de uiteinden met lood was verzwaard. Het werd in een cirkel neergeworpen, zodat vissen die op dat moment onder het net zwemmen, gevangen worden. Simon en Andreas waren leerlingen van Johannes de Doper geweest (Joh.1). Het Johannes evangelie vertelt dat de Heiland hen voor het eerst ontmoette toen Hij opging naar Jeruzalem. Zij wilden weten waar Jezus woonde omdat Johannes de Doper Hem had aangewezen als Iemand die belangrijker was dan Johannes. Toen Jezus merkte dat zij Hem volgden keerde Hij Zich om en vroeg: Wat willen jullie? Zij vroegen: Rabbi, waar woont U? Kom maar kijken, zei Hij. Dus gingen zij met Hem mee, zagen waar Hij woonde en bleven de rest van de dag bij Hem (Joh.1:38 en 39).

(2)

terugvindt en roept om Zijn discipelen te worden. Zij mogen ‘vissers van mensen ‘ worden. Maar, in Lukas 5 is te lezen dat ze weer teruggegaan zijn om te vissen op het meer. Na de wonderbare visvangst had Petrus gezegd: Ga maar van mij weg, Here. Ik ben veel te slecht om bij U in de buurt te blijven (Lukas 5 : 8) Eigenlijk zegt Petrus: Here, U kunt beter iemand anders gaan zoeken. Ik ben maar een eenvoudige man. Maar dat heeft de Here Jezus niet gedaan. Hij heeft Petrus niet opgegeven maar roept hem tot Zijn dienst. De Here Jezus kwam voor de derde keer naar Simon toe en bevestigde hem en zijn broer als discipel en later als apostel. Als de Heiland - met Simon en Andreas - een eindje verder zijn gelopen, ziet de Here weer twee mannen aan het werk. De ene is ‘Jacobus’, nader aangeduid als ‘de zoon van Zebedeüs’. Zo wordt hij onderscheiden van Jacobus, de zoon van Jozef en Maria, de broer van Jezus (Marcus 6:3).

De tweede man is ‘Johannes’, de broer van Jacobus. Samen worden ze ook in één adem ‘de zonen van Zebedeüs’ genoemd. Hun moeder was waarschijnlijk een zuster van Maria, de moeder van Jezus. Ook waren zij bekenden van Simon en Andreas. Jacobus en Johannes waren ook vissers van beroep. Op het

moment dat de Here Jezus - met Zijn eerste twee volgelingen - voorbij komt, zaten zij ‘in de boot’. Waarschijnlijk was de boot van hun vader en waren zij er

‘s nachts mee wezen vissen (Luc.5). Nu zijn ze bezig met het onderhoud van de netten, om alles klaar te maken voor de volgende visvangst. Ook deze beide mannen geven onmiddellijk gehoor aan de roepstem van Jezus. Ze laten hun dagelijks werk liggen en gaan achter Jezus aan net als Simon en Andreas.

Dat Marcus juist de geschiedenis van de roeping van deze vier mannen het eerst beschrijft, staat in verband met de boodschap van het Evangelie. Die moet verder worden gebracht en daar betrekt Jezus hen direct bij. Hij gaat hen voor en zij zullen zelf ook voorgangers van Gods volk worden. Dat de roeping van juist déze vier mannen speciaal wordt genoemd, zal zijn omdat zij van de twaalf apostelen de nauwste band met Jezus krijgen.

(3)

Marcus 1 vers 21:

Jezus en Zijn metgezellen kwamen in Kapernaüm aan. Op de sabbat (zaterdag, de Joodse rustdag) ging Hij naar de synagoge en sprak de mensen toe.

Marcus begint met vers 21 een nieuwe geschiedenis te vertellen. Hij laat zien dat het gezag van Jezus uitkomt in Zijn onderwijs en in Zijn macht over de boze geesten. Jezus en Zijn metgezellen kwamen in Kapernaüm aan. Een stad gelegen aan de westzijde van het meer van Galilea, waar Jezus vaker predikte en waar Hij ook heen ging om te wonen.

Direct op de eerstvolgende sabbat neemt Jezus het woord in de synagoge. Hij neemt Zelf het initiatief. De synagoge was de plaats waar de Joden op sabbat samenkwamen om Gods Woord te delen. In de synagoge werd de boodschap van God doorgegeven. Iedere Joodse man mocht dit doen. Het was gewoonte dat met name de rabbijnen de wet van Mozes, de Thora en de profeten,

voorlazen, onderwezen en uitlegden. Ook de Here Jezus heeft naar gewoonte elke sabbat de synagoge bezocht. Maar vanaf nu neemt Hij het woord en gaat het volk in de synagoge onderwijzen. Daarnaast lezen we ook dat Jezus het volk in de open lucht onderwijst. Marcus 1 vers 22:

Zij waren verbaasd over wat Hij hen leerde, want Hij sprak als iemand met gezag, die wist waarover Hij het had. Dit was iets heel anders dan zij gewend waren van hun Bijbelgeleerden.

Over de inhoud van wat Jezus hen leerde vertelt Marcus nu niets. wel dat het diepe indruk maakte op de toehoorders in de synagoge. Jezus leerde hen als Iemand die met ‘gezag’ spreekt. Dat wil zeggen met autoriteit, er ging een duidelijk waarneembare kracht en macht van Hem uit. Dit is de volmacht van de Here God Zelf. Het was totaal anders dan het onderwijs dat ze gewend waren, van hun Bijbelgeleerden. De schriftgeleerden onderwezen niet met eigen autoriteit, maar zij bouwden voort op dat van hun voorgangers. In Matth.7:29 lezen we: Jezus wist waar Hij het over had en hoefde niet aan te halen wat anderen hadden gezegd.

(4)

Jezus vragen naar de volmacht van waaruit Hij handelt en spreekt (Marcus 11).

Maar, Jezus wist waar Hij het over had en hoefde niet aan te halen wat anderen hadden gezegd. Als u, jij en ik het over de Bijbel, het geloof en de kerk hebben weten wij dan waarover we het hebben? Of moeten we aanhalen wat anderen hebben gezegd? Dat zou wel heel verdrietig zijn. Laten we bidden dat er ook vandaag, echte beleving van de Here en Zijn dienst mag zijn en worden gevonden.

Als u zelf al minder enthousiast bent over uw eigen kerk of gemeente, kunt u dan verwachten dat een buitenstaander daar wel warm voor loopt? Ik denk van niet.

De prediking in de synagoge was niet meer levend in die dagen. Daarom waren de mensen zo verbaasd over wat de Here Jezus hen leerde. Marcus 1:23 en 24, In die synagoge was een man met een boze geest.

Hij begon te schreeuwen: Ik wil niets met U te maken hebben, Jezus van Nazareth. U bent gekomen om ons te vernietigen! Ik weet wel wie U bent: de heilige Zoon van God.

Het gezag en de autoriteit van de Here Jezus komt behalve in Zijn prediking ook tot uiting in de confrontatie met de boze geesten of demonische machten. In de synagoge blijkt iemand te zijn die een ‘boze geest’ heeft. Er is hier geen sprake van bepaalde ziekteverschijnselen. Nee, het gaat om een openlijke confrontatie met machten van de duisternis. De boze geest houdt de man zo gevangen dat hij hem laat schreeuwen. Daardoor wordt het onderwijs van Jezus op een negatieve en luidruchtige manier onderbroken en verstoord. Het is een regelrechte aanval op het gezag en de autoriteit van de Here Jezus.

Dan zegt de boze geest: ‘Ik weet wel wie U bent’ en hij noemt Jezus ‘de heilige Zoon van God’ De demonen kennen de Here Jezus maar al te goed. In de brief van Jacobus, Jac.2:19 lezen we: Gelooft u dat er maar één God is? Dat is goed, maar dat geloven de boze geesten ook en zij beven van angst voor Hem!

(5)

Marcus 1 vers 25 t/m 28:

Zwijg, zei Jezus tegen de boze geest. Ga onmiddellijk uit die man weg!

De boze geest rukte en trok aan de man, gilde vreselijk en verliet hem.

De mensen keken hun ogen uit en vroegen elkaar: Wat is dit toch?

Iemand die iets nieuws leert en die gezag heeft! Hij zegt zelfs tegen de boze geesten dat zij moeten gaan en ze gaan nog ook! Dit nieuws ging als een lopend vuurtje door heel Galilea.

Jezus is sterker dan de boze geest. Zijn macht is groter, want Zijn gezag komt rechtstreeks van God. Daarom kan Hij de demonen bestraffen. Jezus beveelt de demon om te zwijgen. Hij wil niet dat een engel van de duivel Hem bekend maakt. Dat past niet in het plan van God. De Here Jezus beveelt de boze geest om uit de man weg te gaan. De demon moet het door hem bezette terrein prijs- geven. Eén van de daden van de Messias is het verdrijven en vernietigen van demonen. De kop van de slang moet vernietigd worden (Gen.3:15). De Here Jezus Christus genas alle mensen die in de macht van de duivel leefden, want God was met Hem (Hand.10:38). En in 1Joh.3:8 staat: Maar wie blijft zondigen, bewijst daarmee dat hij bij de duivel hoort, die nadat hij voor het eerst gezondigd had, altijd is blijven zondigen. Maar de Zoon van God is gekomen om aan alle activiteiten van de duivel een einde te naken.

Marcus vertelt regelmatig van confrontaties tussen de Here Jezus en demonische machten. Steeds weer is er maar één Overwinnaar: Jezus Christus!

Marcus 1 vers 29 t/m 34:

Uit de synagoge ging Jezus met Simon en Andreas mee naar huis. Jacobus en Johannes waren er ook bij. Simons schoonmoeder was ziek en lag met koorts op bed. De mannen vertelden het aan Jezus. Toen Hij binnenkwam, ging Hij naar haar toe, pakte haar hand en hielp haar overeind. De koorts verdween meteen. Zij stond op en maakte eten voor hen klaar.

Die avond na zonsondergang bracht men alle zieken en bezetenen bij Hem.

Veel nieuwsgierigen waren te hoop gelopen en voor het huis was het een

(6)

anderen verjoeg Hij de boze geesten. Hij liet niet toe dat die boze geesten iets zeiden, want zij wisten wie Hij was.

Er is hier sprake van ‘Simons schoonmoeder’. Dat houdt in dat Simon was getrouwd. Dat blijkt ook uit 1Cor.9:5. Goed om te weten: toen Petrus de Heiland ging volgen was hij getrouwd. Als Jezus hoort wat er aan de hand is gaat hij naar Simons schoonmoeder toe en richt haar op. Hij doet dit door haar bij de hand te nemen en haar zo te helpen bij het opstaan, zoals Hij vaker deed bij het genezen van zieken. Het resultaat van het ingrijpen van Jezus is niet alleen dat de koorts haar verlaat het is zelfs zo dat ze opstond en eten voor hen klaar- maakte.

In vers 32 t/m 34 is de sabbat voorbij. Dat wordt uitgedrukt met de woorden: Die avond na zonsondergang. De sabbat, de rustdag, eindigt op zaterdagmiddag bij zonsondergang. Daardoor is het nu pas mogelijk dat alle zieken bij de Here Jezus gebracht kunnen worden. Velen zullen gedragen zijn, wat op de sabbat niet mocht. Zij die gebracht worden noemt Marcus in twee hoofdgroepen: zieken en bezetenen. Wij zouden zeggen lichamelijke en geestelijke zieken.

Marcus 1 vers 35:

Op een morgen stond Jezus voor dag en dauw op en ging alleen naar een stil plekje om te bidden.

De gebeurtenissen in vers 35 spelen zich de volgende dag af en worden ingeleid met een dubbele tijdsbepaling ‘op een morgen’ en ‘voor dag en dauw’. De Here Jezus neemt tijd om te bidden. De joodse gewoonte om ’s morgens bij het opstaan tot de Here God te bidden, komen we vaker tegen in de Bijbel. De Here Jezus wil een tijdlang alleen zijn met Zijn Vader, om kracht te putten en wijsheid te ontvangen voor de komende dag. Hij weet dat het alleen-zijn niet lang zal duren. Daarom gaat Hij weg en zoekt een stil plekje op. Marcus 1:36 t/m 39:

Later gingen Simon en de anderen Hem achterna. Toen zij Hem gevonden hadden, zeiden zij: Iedereen is op zoek naar U.

Maar Hij antwoordde: Kom, wij gaan naar andere dorpen en steden hier in de buurt.

(7)

Dan kan Ik de mensen daar ook over het goede nieuws van God vertellen.

Daarvoor ben Ik immers gekomen. Zo reisde Hij heel Galilea door en sprak overal in de synagogen. Uit vele mensen verjoeg Hij boze geesten.

Als de discipelen na enige tijd zoeken de Here Jezus hebben gevonden, sporen ze Hem aan om snel mee terug te gaan naar Kapernaüm. Iedereen is op zoek naar U. Maar Jezus laat Zich door niemand opdringen waar Hij heen moet gaan en wat Hij doen moet. Maar Hij antwoordde: Kom, wij gaan naar andere dorpen en steden hier in de buurt.

De woorden van vers 38 vatten het werk van de Here Jezus samen. Door Zijn aanwezigheid en verkondiging breekt het koninkrijk van God dóór en het wordt zichtbaar door de genezingen en bevrijdingen die de Here verricht.

Dan kan Ik de mensen daar ook over het goede nieuws van God vertellen.

Daarvoor ben Ik immers gekomen.

Marcus 1 vers 40 t/m 42:

Op een dag kwam er een melaatse man naar Hem toe. Hij viel voor Jezus op zijn knieën en smeekte: Als U wilt, kunt U mij genezen. Toen Jezus zag hoe erg die man eraan toe was, kreeg Hij medelijden met hem. Hij raakte hem aan en zei: Dat wil Ik, word gezond!

Er komt op een dag een melaatse bij de Here Jezus. Een ziekte die lijkt op lepra, een soort huid- of weefselziekte. Nu was het ongehoord dat deze man naar Jezus kwam, want volgens de wet moest hij op afstand van de mensen blijven en mocht hij zeker geen stad binnenkomen. Melaatsheid werd meestal gezien als een straf, een oordeel van de Here God. In Israël zag men genezing van melaatsheid als iets dat even moeilijk is als opstaan uit de dood.

De melaatse knielt voor Jezus neer (een vorm van eerbetoon die alleen paste bij de Here God) en smeekt om genezing. Hij gelooft dat Jezus hem kan genezen en reinigen. Een melaatse was onrein; niet alleen door het besmettingsgevaar, maar vooral ook omdat melaatsheid als een straf van God werd gezien.

Toen Jezus zag hoe erg die man eraan toe was, kreeg Hij medelijden met

(8)

De melaatsheid verdween onmiddellijk en de man was helemaal genezen!

Jezus vond het niet goed dat de man bij Hem bleef. Ga direct naar de priester, zei Hij streng, en laat u onderzoeken. Pas op dat u niemand iets vertelt! Neem het offer mee dat volgens de wet van Mozes gebracht moet worden, als iemand van melaatsheid genezen is. Dan zal het voor iedereen duidelijk zijn dat u genezen bent.

Het lijkt vreemd dat de Here Jezus de genezen en gereinigde man nu opeens streng toespreekt. De Here Jezus stuurt hem onmiddellijk weg omdat hij zich eerst rein moet laten verklaren door de priester voordat hij zich weer onder de mensen mag begeven. De reden van deze strengheid kan te maken hebben met het feit dat Jezus niet wil dat Zijn genezingen de boventoon gaan voeren.

Jezus spoort de man aan om aan niemand te vertellen van zijn genezing. We moeten dit wel zien in samenhang met de opdracht die de Heiland geeft om naar de priester te gaan. Voordat hij over zijn genezing en reiniging mag spreken, moet hij eerst naar een priester gaan om zich te tonen. De priester kan dan - geheel overeenkomstig de wet - hem rein verklaren. Daarbij hoorde ook een reinigingsoffer (Lev.14).

Dit gebeuren houdt ook een getuigenis in van het feit dat Jezus Zich strikt houdt aan de wet van God. Het wonder van de melaatse man die genezen wordt is boven alles een getuigenis van de goddelijke macht en liefde van de Here Jezus.

Een getuigenis voor de priester die het constateert, als ook voor iedereen die ervan hoort. Marcus 1 vers 45:

Maar de man kon het toch niet voor zich houden. Overal vertelde hij dat Jezus hem had genezen. Jezus kwam zó in de belangstelling te staan dat Hij niet meer onopgemerkt een stad kon binnengaan. Daarom bleef Hij maar buiten op het platteland. Maar ook daar wisten de mensen Hem te vinden.

Het gevolg van het getuigenis van de man is dat de Here Jezus zich niet meer onopgemerkt in een stad kan vertonen. Zo vergroot dit wonder de bekendheid van de Here Jezus.

(9)

Daarom bleef Hij maar buiten op het platteland. Maar ook daar wisten de mensen Hem te vinden. Het woord van de discipelen in vers 37 blijkt actueel te zijn. Iedereen is op zoek naar U. Het is ook een woord dat een mens kan stilzetten bij zichzelf.

Wat zoek ik? Wat zoekt u en jij? Zoeken wij de Here Jezus? Verlangen wij er naar Hem te volgen en te dienen? Of zijn andere dingen belangrijker?

Eén ding is zeker: de Here Jezus is vandaag op zoek naar u en jou!

Toen Jezus zag hoe erg die man eraan toe was, kreeg Hij medelijden met hem. Hij raakte hem aan en zei: Dat wil Ik, word gezond!

Als de Here u aankijkt wat ziet Hij dan? Door Zijn Woord – ook door deze programma’s – wil Hij u aanraken. Stel u er voor open!

Wij blijven de Here Jezus in het Marcus evangelie volgen. Ik wil u aanmoedigen de volgende keer weer te luisteren. We gaan dan verder met Marcus 2 vers 1 t/m 23. Goed om vooraf alvast door te lezen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met de woorden maar kan zelf op zijn beurt niet door de natuurlijke mensen worden doorzien worden, bedoelt Paulus dat geen enkel natuurlijk mens in staat is om een geestelijk mens

Pas in vs.66 vertelt hij verder over de verloochening door Petrus, maar door er hier al iets over te zeggen laat Marcus zien dat het verhoor van Jezus en de verloochening van

In vers 18 brengt Jakobus naar voren, dat God ons heeft voortgebracht om ‘de eerste vruchten van Zijn nieuwe schepping’ te zijn.. Dit vormt met elkaar een

Ik vond het heel mooi om te zien hoe veel Alpha-cursisten daar opschreven dat hemelvaart betekent: Jezus helpt vanuit de hemel.. Jezus is altijd

In die woestijn beklaagden de Israëlieten zich tegenover Mozes en Aäron en zeiden: Waarom heeft de HERE ons niet gewoon in Egypte laten sterven.. Daar waren de vleespotten vol

"Jezus heeft nog veel meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan, maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de Zoon

Als motief voor Zijn waardeoordeel over de beheerder voerde Jezus tegen- over Zijn leerlingen aan, dat de kinderen van deze wereld onderling met meer overleg te werk gaan dan

Daarbij is niet alleen gedacht aan de gebo- den die in de voorgaande verzen gegeven zijn, maar zoals vers 23 laat zien gaat het om alle geboden die de Israëlieten al ontvangen