• No results found

[Uitzending 220: Numeri 15:1 t/m 16:3]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 220: Numeri 15:1 t/m 16:3]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 220: Numeri 15:1 t/m 16:3]

De functie van Numeri 15 in de context van de omliggende hoofdstukken is het aanbrengen van een scheiding (ook in de tijd) tussen de gebeurtenissen bij Kades-Barnea (Num.13 en 14, de vorige uitzending) en de leiderschaps- crisis die in de volgende hoofdstukken van Numeri wordt beschreven.

Tegelijkertijd verkondigt Num.15 (juist op deze plaats) een boodschap van hoop. De HERE spreekt nog steeds, verschillende keren wordt gesproken over ‘wanneer u bent aangekomen in het land’ (vs.2 en 18). Hoe zwaar het in Num.14 uitgesproken oordeel over de Israëlieten ook is, de blik mag nog steeds gevestigd zijn op het beloofde land. De HERE is Zijn beloften aan Abraham, Isaäk en Jacob niet vergeten.

We hebben in de vorige uitzending gezien tot welk besluit de Israëlieten bij Kades-Barnea zijn gekomen. En wat heeft het opgeleverd? Ellende en ver- driet: Ieder die tegen Mij heeft samengezworen, zal in deze woestijn de dood vinden (Num.14:38) en het slot van Num.14 meldt: De Israëlieten wer- den verslagen en teruggedreven tot aan Chorma (Num.14:45).

Zo zien we dat besluiten ingrijpende gevolgen kunnen hebben in het leven van een mens. Besluiten nemen zijn voor ons allemaal moeilijke zaken. Vaak staat een mens op een kruispunt en moet er een richting worden gekozen. Kijken we naar de Israëlieten dan was het (zeker achteraf) glashelder welke weg ze hadden moeten kiezen. Ze hebben verkeerd gekozen en die keuze had ver- strekkende gevolgen voor de rest van hun leven, zij mochten het beloofde land niet binnengaan.

Toch matigden zij zich aan om het beloofde land in te trekken. Dat werd voor velen hun ondergang en dood. Net doen of er niets is gebeurd en denken dat het nog wel kan is even gevaarlijk als God niet geloven op Zijn Woord.

Numeri 15 vormt de overgang naar een tekstgedeelte in Numeri dat doorloopt tot en met Numeri 25. Het zijn hoofdstukken die ons vertellen over de tocht van de Israëlieten door de woestijn. Bij Kades-Barnea had de HERE tegen de Israëlieten gezegd: Veertig jaar zult u als nomaden in deze woestijn rond- trekken. Op die manier zult u boeten voor uw ontrouw, net zo lang tot de laatste van u in de woestijn gestorven is.

(2)

Omdat de spionnen veertig dagen in het land waren, moet u veertig jaar in de woestijn rondzwerven (Num.14:34). Vanaf Num.15 verandert alles:

lopen naar het beloofde land wordt dwalen door de woestijn. Zingen wordt zuchten, mopperen en jammeren. Het is opvallend dat er over de 40 jaar in de woestijn weinig of niets geschreven of gezegd wordt. Er is nergens een ver- slag te vinden. Dat wat er wordt verteld zijn een aantal losse gebeurtenissen.

De uitdrukking die we regelmatig tegenkomen ‘Op een dag’ is kenmerkend.

De grote lijnen van de hele reis van Egypte tot aan het beloofde land vinden we in Num.33.

De losse gebeurtenissen zijn in het algemene reisverslag in te passen, maar het laat zien dat er geen gedetailleerd verslag van deze 40 jaar in de woestijn wordt gegeven. Het zijn verspilde jaren voor de Israëlieten.

In het Bijbelboek Jozua lezen we dat de Israëlieten hun kinderen die in de woestijn waren geboren niet hadden besneden (Jozua 5:5). Het laat zien dat Israël de wil van de HERE met betrekking tot het verbond (dat Hij met Abra- ham had gesloten) niet uitvoerden.

Uit Amos 5:25, weten wij dat Israël de Here geen offers meer bracht:

Israël, hebt u Mij tijdens de veertig jaar in de woestijn ooit zulke offers gebracht? We weten ook dat ze in deze periode afgoden vereerden. Nee, u had al die tijd alleen maar aandacht voor andere goden: voor Sakkut, uw koning, voor Kewan, uw god van de sterren en voor alle beelden die door uzelf waren gemaakt (Amos 5:26).

Stefanus bevestigt dit nog eens in Handelingen 7 vers 42 en 43: God keerde Zich van hen af en liet hen hun gang gaan. Zij begonnen de zon, de maan en de sterren te vereren. Zo staat het bij de profeet Amos geschreven:

‘Zeg eens, volk van Israël, hebt u tijdens die veertig jaar in de woestijn dieren voor Mij geslacht? Hebt u Mij offers gebracht? Nee, u had alleen maar aandacht voor andere goden.

U hebt de tent van de god Moloch en het beeld van de sterregod Refan meegesjouwd. U hebt beelden vereerd die door uzelf waren gemaakt.

Daarom zal Ik u wegvoeren naar verre streken, nog verder dan Babel.

(3)

Als zij voor ons een voorbeeld zijn (1 Korintiërs 10:6 en 11) dan bevatten de jaren van ronddwalen in de woestijn ook voor ons ingrijpende lessen. Petrus schrijft in 1 Petrus 2 vers 11: Broeders en zusters, wij blijven hier op aarde vreemdelingen, gasten. Omdat ons werkelijke thuis bij de HERE is, dring ik er bij u op aan niet toe te geven aan de slechte begeerte van deze we- reld, die uw leven in gevaar brengen. Laten de ongelovigen niets op uw gedrag kunnen aanmerken.

De lessen die de HERE (door Zijn volk Israël) ook aan ons leert zijn: dat een wereldsleven ons leven in gevaar brengt (lichamelijk, maar ook geestelijk).

Aan de andere kant zien we dat Gods plan door gaat. Zonden vertragen de zegen van God maar veranderen niets aan Zijn beloften. Wat de HERE be- looft dat doet Hij. Zijn plan gaat door met andere mensen, die wel naar Hem luisteren en doen wat Hij zegt.

Hoewel de Israëlieten terugmoesten naar de woestijn, zegt de HERE ook dat hun nakomelingen in het beloofde land zullen komen. Numeri 15 vers 1 en 2.

De HERE spreekt tot Mozes. Hij moet de Israëlieten voorschriften doorgeven die pas van kracht zullen worden wanneer de Israëlieten wonen in het beloof- de land. De nieuwe generatie die 40 jaar later in het beloofde land komt moet doen wat hun vaderen hadden verzuimd om te doen.

De HERE gaf Mozes de volgende instructies om aan de Israëlieten door te geven: Wanneer u bent aangekomen in het land dat Ik u zal geven en u wilt de HERE eren met een brandoffer of een ander vuuroffer, dan moet u een schaap, een geit of een rund offeren. Elk offer - hetzij een gewoon of- fer of een gelofteoffer, een vrijwillig offer of een speciaal offer, dat u brengt op een van de jaarlijkse feesten - moet samengaan met een spijs- offer. Als u een schaap offert, gebruik dan 2,2 liter fijn meel, gemengd met 0.9 liter olie, samen met 0,9 liter wijn als drankoffer.(Num.15:3 t/m 5) Al eerder zijn dergelijke bepalingen gegeven (Ex.29 en Lev.9), maar in Numeri vinden we voor het eerst een overzicht van de omvang van het spijs- of

erkenningsoffer.

(4)

Hoeveel liter fijn meel en hoeveel liter olie en wijn geofferd moeten worden, hangt af van welk dier wordt geofferd (vs.4 t/m 10). Hoe waardevoller het dier, hoe duurder het aanvullende spijs- of erkenningsoffer

Uitdrukkelijk wordt gezegd dat het aanvullende offer gebracht moet worden voor elk dier dat geofferd wordt, of het nu gaat om rund, ram of kleinvee, dat wil zeggen een schaap of een geit. Wanneer het offer uit meerdere dieren be- staat, neemt de omvang van het spijs- of erkenningsoffer evenredig toe.

De hier gegeven bepalingen gelden niet alleen voor allen die in Kanaän gebo- ren worden, de Israëlieten zelf, maar ook voor buitenlanders en hun nakome- lingen die bij hen verblijven. Voor hen gelden dezelfde regels aangaande de offers voor de HERE, er wordt geen onderscheid gemaakt. Deze regel dat de Israëliet en de buitenlander op dezelfde wijze behandeld moeten worden, geldt zelfs ‘van generatie op generatie’, een eeuwigdurende instelling voor allen. Voor de Israëliet en de buitenlander zijn en blijven dezelfde bepalingen van toepassing.

Dat het beloofde land hier wordt aangeduid met ‘wanneer u bent aangeko- men in het land dat Ik u zal geven‘, onderstreept de trouw van de HERE.

Ondanks het oordeel van Num.14, zal de HERE zijn volk brengen in Kanaän.

De grote plaats die in Num.15 wordt toegekend aan de spijs- en erkennings- offers, veronderstelt een agrarische samenleving, waarin fijn gemalen meel, olie (gewonnen uit olijven) en wijn (gemaakt van druiven) in ruime mate voor- handen zijn. Zo versterkt deze wetgeving de belofte van de HERE dat Hij Zijn volk zal leiden naar een goed en vruchtbaar land. Het oordeel uit Num.14 is niet het laatste woord. Uiteindelijk zullen de beloften aan de aartsvaders als- nog in vervulling gaan. In Romeinen 11 vers 29 lezen we: Want als Hij iets zegt, komt Hij er niet op terug. En als Hij in genade iets heeft gegeven, blijft het gegeven. De HERE doet altijd wat Hij zegt of belooft.

In de verzen 17 t/m 21 volgen bepalingen die Mozes aan het volk moet over- brengen. Ze hebben betrekking op de tijd dat de Israëlieten wonen in het be- loofde land.

(5)

Zij moeten dit doen door van een deel van het deeg waarvan zij het brood maken, een koek te bakken. Dit deel van het deeg wordt dan ook beschouwd als het eerste, en daarmee het beste deel. De koek die ervan gebakken wordt, komt de HERE toe, wat inhoudt dat de koek aan de priester tot voedsel wordt gegeven (Num.18). Hoe groot het deel precies moet zijn, wordt niet gezegd.

De latere Joodse traditie stelt deze op 1/24 deel van het deeg voor de gewone Israëliet en op 1/48 deel voor bakkers en anderen die brood bakken voor de verkoop. Ook voor toekomstige geslachten is dit een blijvende bepaling.

Deze en andere voorschriften, herinneren eraan dat het eerste en het beste de Here toebehoort. Bovendien, door bij elke bereiding van brood een deel van het deeg als heffing aan de HERE te geven, wordt de Israëliet er steeds bij bepaald dat de HERE Degene is die hen het ‘brood van het land’ geeft.

Hoewel vandaag, gelovigen dergelijke heffingen niet meer behoeven af te dragen, moeten ook zij zich ervan bewust zijn dat het dagelijks brood uit Gods hand afkomstig is.

De verzen 22 t/m 31 beschrijven wat er moet gebeuren wanneer de geboden die de HERE bij monde van Mozes heeft doorgegeven, overtreden worden zonder dat er opzet in het spel is. Gedacht is aan onopzettelijke overtreding van door God gegeven geboden. Daarbij is niet alleen gedacht aan de gebo- den die in de voorgaande verzen gegeven zijn, maar zoals vers 23 laat zien gaat het om alle geboden die de Israëlieten al ontvangen hebben en die zij nog zullen ontvangen.

In de verzen 22 t/m 26 is gedacht aan een situatie waarin het volk als geheel zonder opzet dwaalt. Wanneer dit gebeurt en de zonde komt aan het licht, dan moet het volk (lees: de stamhoofden als vertegenwoordigers van het volk) een jonge stier brengen als brandoffer, uiteraard samen met het voorgeschreven spijs- en drankoffer. Verder moet een geitenbok als reinigingsoffer worden ge- bracht en de priester brengt de offers en doet daarmee verzoening over het volk. De HERE antwoordt door het volk de zonde te vergeven.

Voor die vergeving worden twee redenen aangevoerd: 1 - er was geen opzet in het spel en 2 - er zijn offers gebracht als gave voor de HERE.

(6)

De vergeving van schuld betreft niet alleen de Israëlieten, maar strekt zich ook uit tot de buitenlanders die onder het volk verblijven.

Numeri 15 vers 25 en 26:

De priester zal verzoening doen voor alle Israëlieten en het zal worden vergeven, want het was geen opzet en zij hebben het goedgemaakt met hun brandoffers en zondoffer voor de HERE. Allen die tot het volk Israël behoren, zullen vergeving ontvangen - ook de buitenlanders die bij hen wonen - want de hele bevolking is betrokken bij een dergelijke vergis- sing en de vergeving daarvan.

Uiteraard kan het ook gebeuren dat niet de gemeenschap als geheel, maar iemand als individu Gods geboden overtreedt zonder dat er opzet in het spel is. In deze gevallen moet een eenjarige geit geofferd worden als reinigingsof- fer. De priester brengt het offer en verzoent daarmee de schuldige met de HERE. De HERE vergeeft dan de zonde. Ook deze bepaling geldt zowel voor de Israëliet, als voor de vreemdeling die onder het volk verblijft (Num.15:27 t/m 29)

Tegenover onopzettelijke zonde staat de opzettelijke zonde, dat wil zeggen het willens en wetens overtreden van Gods geboden (vs.30). Het gaat niet om alle zonden waarbij opzet in het spel is, in veel gevallen is ook dan vergeving mogelijk wanneer de overtreder tot inkeer komt (Lev.6). We moeten denken aan ernstig en moedwillig verzet tegen Gods geboden, vergelijkbaar met de rebellie van de Israëlieten in Num.14. Wie zo handelt, lastert God, veracht Zijn woord en schendt zijn geboden. Bij zo’n grove schending van het verbond, kan iemand niet in de verbondsgemeenschap blijven. Hij moet daar beslist van worden afgesneden, ongeacht of hij een Israëliet of een vreemdeling is.

De Israëlieten hebben zelf het onderscheid tussen onbewuste zonden en ern- stig, moedwillig verzet tegen het Woord van God aan den lijve ondervonden (denk aan hun weigering Kanaän binnen te trekken). De kinderen, die goed en kwaad nog niet kunnen onderscheiden, ontvangen Gods vergeving, maar de Israëlieten die Gods heerlijkheid hebben gezien en desondanks in opstand

(7)

Numeri 15 vers 32 t/m 36:

Op een dag, toen het volk Israël in de woestijn verbleef, werd een van hen betrapt bij het houtsprokkelen op de sabbat. Hij werd voor Mozes, Aäron en de andere rechters gebracht. Zij sloten hem op in afwachting van de beslissing die de HERE over hem zou nemen. Toen zei de HERE tegen Mozes: Deze man moet sterven, het hele volk moet hem buiten het kamp stenigen. Zij brachten hem buiten het kamp en doodden hem, zo- als de HERE had opgedragen.

Het vonnis van de doodstraf voor het in onze ogen redelijk onschuldig vergrijp van hout sprokkelen op de sabbat, kan moderne lezers gemakkelijk tegen de borst stuiten. We moeten echter niet vergeten dat juist de sabbat het teken is van het verbond dat de HERE op de Sinaï met Zijn volk sloot, een herinnering aan de bevrijding uit Egypte (Deut.5:15).

Tegen deze achtergrond is het schenden van de sabbat zozeer een ontken- ning van het verbond van JHWH met zijn volk, dat het leven ermee gemoeid is. Al eerder had de HERE dit via Mozes bekendgemaakt.

Numeri 15 vers 37 t/m 41:

De HERE zei tegen Mozes: Zeg de Israëlieten dat zij gedenkfranjes aan hun kleren maken. In de franje aan de hoeken van hun kleren moeten zij een blauwpurperen draad verwerken. Als zij die franje zien, zullen zij denken aan mijn regels en wetten en aan het feit dat zij die moeten ge- hoorzamen in plaats van hun eigen verlangens te volgen, zoals gebeurde toen zij ander goden dienden. Het zal u eraan herinneren dat u heilig moet zijn voor uw God. Want Ik ben de HERE, uw God, die u uit het land Egypte bevrijdde. Ja, Ik ben de HERE, uw God.

Dergelijke kwasten aan de kleding waren bij meer volken in de Oudheid in ge- bruik en dienden meestal als versiering of amulet. Voor de Israëlieten dienen ze echter een ander doel. Het zien van de franje moet de geboden van de HERE in herinnering brengen, zodat zij niet door eigen inzichten, waarnemin- gen of verlangens tot zonde komen. De franje heeft een symbolische beteke- nis en draagt eraan bij, zonde door dwaling te voorkomen. Het gedenken en naleven van de geboden van de HERE is erg belangrijk, omdat Israël alleen op deze manier kan voldoen aan de opdracht een heilig volk te zijn.

(8)

Voor wie gelooft in Jezus Christus is het gebod gedenkkwasten of franje aan de kleding te dragen niet meer van toepassing. Toch blijft (ook in het NT) de nadruk op het naleven van Gods geboden (samengevat in het liefdesgebod en een heilige levenswandel) onverminderd van kracht (1Petr.1 en 1Joh.2 en 3).

Numeri 16 vers 1 t/m 3:

Op een dag kwamen Korach - de zoon van Jishar en kleinzoon van Kehat uit de stam Levi - Datan en Abiram, zonen van Eliab, en On, de zoon van Pelet - alle drie uit de stam Ruben - in opstand tegen Mozes.

250 leiders van het volk die zitting hadden in de volksvergadering, deden aan deze opstand mee. Zij verzamelden zich voor Mozes en Aäron en zeiden: Wij hebben er genoeg van dat u de baas over ons speelt. U bent niet meer dan een van ons, want de HERE heeft ons hele volk geheiligd en is met ons allen. Welk recht heeft u om u boven ons te verheffen en van ons gehoorzaamheid te eisen? U doet alsof u meer bent dan iemand anders uit het volk van de HERE.

Bij de opstand, die in vs.1 t/m 3 wordt ingeleid, zijn zoals in het vervolg blijkt, verschillende groepen betrokken, die elk om hun eigen reden ontevreden zijn met het leiderschap van Mozes. Er worden twee samenzwerende groepen genoemd. De eerste wordt aangevoerd door Korach, de zoon van Jishar, de zoon van Kehat, de zoon van Levi. Hij is een volle neef van Mozes en Aäron.

Volgens de telling in Num.3 is de leider van de Kehatieten een andere neef van Mozes, Elisafan, de zoon van Uzziël,een jongere broer van de vader van Korach. Is Korach misschien verontwaardigd dat zijn familie gepasseerd is voor het leiderschap? De tweede groep wordt geleid door drie Rubenieten:

Datan, Abiram en On. On komt verder in het verhaal en ook in het OT niet voor. Hebben de Rubenieten zich ondergewaardeerd gevoeld vanwege het verlies van het eerstgeboorterecht en de overdracht van het leiderschap aan Juda (Gen.49)? Of heeft hun rebellie eerder een politiek motief, omdat Mozes heeft gefaald en hen niet in het beloofde land heeft gebracht (vs.13 en 14)?

Een interessant gegeven is ook dat de kampementen van de Rubenieten en de Kehatieten naast elkaar liggen aan de zuidkant van de tabernakel, waar-

(9)

Vers 3 geeft het gezamenlijke motief van de opstandelingen. Ze zeggen tegen Mozes en Aäron ‘wij hebben er genoeg van dat u de baas over ons speelt.

Met andere woorden: jullie matigen je teveel gezag aan. Voordat de aan- klacht wordt genoemd worden er eerst twee feiten genoemd die de klacht moeten rechtvaardigen. Het eerste feit is dat alle leden van de gemeenschap heilig zijn. Het tweede, dat de Here in hun midden is. Vervolgens wordt de aanklacht in de vorm van een retorische vraag naar voren gebracht: Welk recht heeft u om u boven ons te verheffen en van ons gehoorzaamheid te eisen? U doet alsof u meer bent dan iemand anders uit het volk van de HERE. Met andere woorden: Waarom gaan jullie op de stoel van God zitten?

Hoe zal dit aflopen? In de volgende uitzending lezen we verder in Num.16.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar, wanneer duidelijk wordt dat de motieven niet zijn ingegeven uit ongeloof en dat ook de strijders uit Ruben en Gad zullen meevechten om het beloofde land in bezit te nemen,

In vers 18 brengt Jakobus naar voren, dat God ons heeft voortgebracht om ‘de eerste vruchten van Zijn nieuwe schepping’ te zijn.. Dit vormt met elkaar een

De daar aangegeven weelde, trots en het gevoel van veiligheid van Tyrus kan historisch niet worden terug- gelezen in de profetie van Jesaja, maar geeft wel een indruk wat er aan de

Hij laat zien dat het gezag van Jezus uitkomt in Zijn onderwijs en in Zijn macht over de boze geesten.. Jezus en Zijn metgezellen kwamen in

Koning Achaz en de Judeeërs kunnen gedacht hebben dat ze de juiste keuze maakten door op de koning van Assur te vertrouwen, maar de HERE voorzegt – door Jesaja – dat de

Als een mens er voor kiest om het offer van Christus niet te aanvaarden, dan is hij of zij zelf verantwoordelijk voor de consequenties en moet Gods oordeel over zijn of haar

Paulus en Apollos hebben niet zelf besloten wat voor functie zij in Korinthe zouden willen bekleden, maar de HERE heeft hen naar Zijn plan gebruikt in de verkondiging van

In die woestijn beklaagden de Israëlieten zich tegenover Mozes en Aäron en zeiden: Waarom heeft de HERE ons niet gewoon in Egypte laten sterven.. Daar waren de vleespotten vol