• No results found

[ Uitzending 232: Johannes 1 vers 19 t/m 50]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[ Uitzending 232: Johannes 1 vers 19 t/m 50]"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[ Uitzending 232: Johannes 1 vers 19 t/m 50]

In deze uitzending grijpen we nog even terug naar een aantal verzen uit het begin van Joh.1. daarom beginnen we vandaag nog niet direct bij vers 19 maar begin- nen we met Johannes 1 vers 5:

Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in zijn macht kunnen krijgen.

In dit vers krijgen we voor het eerst te maken met de tegenstelling licht en

duisternis. Deze tegenstelling speelt in het evangelie naar Johannes een wezen- lijke rol. Voor ‘duisternis’ gebruikt Johannes hier een woord, dat we moeten op- vatten als een aanduiding van de mensenwereld, die aan het kwaad is vervallen.

Ook het overige van vers 5 zullen we vanuit de samenhang met vers 4 moeten verstaan. Alleen al het feit, dat Johannes teruggrijpt op het woord ‘licht’ wijst in die richting. Daarbij zullen we moeten denken aan wat Joh. in vers 9 over dat licht schrijft. Het ware Licht is in de wereld gekomen. Sindsdien schijnt het in de duisternis, Joh. is daar zelf getuige van en velen met hem (1Joh.2:8). Maar het schijnen van dat Licht leidt wel tot een confrontatie met de mensenwereld: de mensen verkiezen de duisternis boven dat Licht (Joh.3). De duisternis heeft het Licht niet opgenomen (Joh.12:36), d.w.z. de mensenwereld nam het niet aan, geloofde niet in dat Licht.

Johannes 1 vers 10:

Het Woord kwam in de wereld en heeft de wereld gemaakt, maar de wereld wilde niets van het Woord weten.

Dat is tragisch. De wereld leeft in de duisternis, geestelijke duisternis, maar de wereld wilde niets van Hem weten. Ook vandaag vinden we ontkenning van het bestaan van God en ongeloof met betrekking tot Jezus Christus. Vijandschap en vervolging van christenen neemt toe. Aan de andere kant ontwikkelt zich een algemeen religieus klimaat waarin alle godsdiensten gelijk zijn en niemand de volledige waarheid kent.

(2)

Een ontwikkeling die lijnrecht ingaat tegen de verkondiging van Jezus zelf. Het is niet de kerk die zegt dat Jezus de enige weg naar God de Vader is, maar dat zegt de Here Jezus zelf. In Johannes 14 vers 6 en 7 horen we de Heiland tegen Thomas (één van Zijn leerlingen) zeggen: Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Ik ben de enige weg tot de Vader. Als jullie Mij kennen, zullen jullie ook Mijn Vader kennen. Van nu af aan kennen jullie Hem, want jullie hebben Hem gezien.

Geloven wij Hem op Zijn Woord en aanvaarden wij Hem als de door God gegeven Verlosser? Johannes 1 vers 11:

Hij kwam in Zijn eigen land, maar Zijn eigen volk heeft Hem niet aanvaard.

Zijn eigen land en volksgenoten hebben Hem afgewezen.

Israël heeft Jezus Christus niet aanvaard als de door God gegeven Messias.

Johannes 1 vers 12 en 13:

Maar allen die Hem wèl aanvaard hebben, heeft Hij het recht gegeven kinderen van God te worden. Zij worden opnieuw geboren, niet op

natuurlijke wijze of vanuit menselijk verlangen of omdat een mens dat wil, maar zij zijn uit God geboren.

Bij dit aanvaarden van Christus is ‘geloof in Hem’ een voorwaarde. In de Bijbel is geloof meer dan alleen kennis of ‘weet hebben van’. Geloven is ook je ‘toever- trouwen aan’. Geloof is de zekerheid dat onze hoop werkelijkheid wordt en het is overtuigd zijn van het bestaan van dingen die je niet ziet (Hebr.11). Zo is het ook met Christus. Is Hij uw Redder? Dat is meer dan alleen zeggen: ja, ik geloof dat Jezus de Zoon van God is. Gelooft u werkelijk in Hem? Vertrouwt u op Hem en vindt u rust in Hem?

Johannes 1 vers 19:

De Joodse leiders stuurden priesters en tempeldienaars naar Johannes om te vragen wie hij was. In vers 19 is sprake van een ‘ambtelijke’ ondervraging van Johannes de Doper. ‘De Joodse leiders’, met wie op deze plaats de Joodse autoriteiten zijn bedoeld, hadden zo hun twijfels met betrekking tot het optreden

(3)

Daarom willen zij graag meer informatie over hem hebben. Daarom sturen zij een delegatie om hem te ondervragen. Bij deze ontmoeting stellen zij direct de

kernvraag aan de orde: Wie bent u? Het ging hun er om van Johannes te horen voor wie hij zichzelf uitgaf en wat hij met zijn prediking en doop wil bereiken. En, wat geeft Johannes de Doper als antwoord aan de godsdienstige leiders?

Johannes 1 vers 20:

Ik ben de Christus niet, zei hij hun in alle openheid.

Luisteraar, de Joodse leiders veronderstellen dat Johannes de Doper wel eens de Messias zou kunnen zijn. Zij verwachten de komst van de Messias. Maar,

Johannes maakt duidelijk dat hij de Christus niet is. De Joodse leiders kijken naar de verkeerde man.

Johannes 1 vers 21:

Wie dan wel? vroegen zij. Elia? Nee, antwoordde hij. Bent u dan de profeet die komen zou? was hun volgende vraag. Ook niet, zei Johannes.

Johannes geeft korte en zakelijke antwoorden. Met de vraag naar de profeet die komen zou verwijzen zij naar een profeet zoals Mozes die al in Deutr.18:15 is beloofd. Johannes geeft nadrukkelijk nee als antwoord.

Johannes 1 vers 22 en 23:

Maar wie bent u dan? Zeg het alstublieft, anders kunnen wij geen antwoord geven aan de mensen die ons gestuurd hebben.

Hij zei: Ik ben de stem van iemand die in de woestijn roept: Maak de weg vrij voor de Here! De profeet Jesaja heeft dit gezegd.

Op de laatste vraag van de Joodse leiders antwoordt Johannes de Doper met een directe verwijzing naar Jes.40. Het valt meteen op, dat de profetie uit Jesaja anders wordt weergegeven dan bij de andere evangelisten. Er is in ieder geval sprake van een verkorte vorm van de profetie. Hij wil niets anders zijn dan ‘de stem van één die roept in de woestijn’. Op die manier onderscheidde Johannes de Doper zich nog eens duidelijk van de komende Messias. Hij zag het als zijn opdracht ‘in de woestijn’ de wegvoorbereider te zijn van de Messias. Vandaar zijn roepen om de weg vrij te maken voor de Here.

(4)

Daarmee maakte hij ook aan de vertegenwoordigers van de Joodse leiders duidelijk in wat voor erbarmelijke toestand de laatstgenoemden met hun wanbestuur het volk hadden gebracht.

Johannes 1 vers 24:

Er stonden ook enkele Farizeeën bij, die vroegen: Als u de Christus niet bent en ook niet Elia of de profeet, waarom doopt u dan?

Als Johannes dan de Christus niet was, noch Elia, noch de profeet, waarom doopte hij dan? Volgens de profeten zou er in de Messiaanse tijd sprake zijn van een algemene reiniging. Zij konden zich niet aan de indruk onttrekken, dat de doop die Johannes aan zijn boeteprediking verbond, daarmee nauw samenhangt.

Zijn doop vertoonde voor hun besef duidelijk Messiaanse trekken.

Johannes 1 vers 26 en 27:

Johannes antwoordde: ik doop mensen met water. Maar in uw midden staat Hij Die u nog niet kent. Hij is Degene die na Mij komt,

Hij is zo belangrijk dat ik het zelfs niet waard ben om de riem van Zijn sandalen los te maken.

De doop die Johannes bediende, stond in het teken van de rol van wegbereider die hij moest vervullen. Johannes zegt dat hij een dienstknecht is. En zelfs daarvoor voelt hij zich onwaardig, maar hij is het wel!

Johannes 1 vers 28:

Dit gebeurde in Bethanië aan de overkant van de rivier de Jordaan, de plaats waar Johannes mensen doopte.

Johannes sluit dit gedeelte de verzen 19 t/m 28 af met een plaatsaanduiding. Hij geeft aan, waar volgens hem Johannes de Doper steeds bezig was mensen te dopen. Op die plek vond het verhoor van Johannes de Doper plaats. Met deze plaatsbepaling wil Johannes het historische belang van het optreden van Johan- nes de Doper laten uitkomen. We weten nu waar en wanneer het gebeurde.

Johannes 1 vers 29:

De volgende morgen zag hij Jezus aankomen. Kijk, riep hij. Het offerlam van

(5)

Hij gaat verder met de volgende dag. Johannes laat ons hiermee zien dat de ENE (het Woord), Die uit de eeuwigheid kwam, mens werd en verbonden aan plaats en tijd.

De volgende morgen (volgend op de ontmoeting met de delegatie van de Joodse leiders) zag Johannes de Doper de Here Jezus naar zich toe komen. En zo, oog in oog staande met ‘de Komende’, legt hij zijn getuigenis af.

‘Kijk, het Offerlam van God! Hij neemt de schuld van de wereld op Zich.’

Deze uitspraak van Johannes de Doper komen we bij de andere evangelisten niet tegen.

De term ‘Offerlam van God’ herinnert aan het offer van een éénjarig gaaf lam, dat elke morgen en avond bij de tabernakel werd gebracht (Ex.29). Bij de tabernakel gaat het ook om het ‘wonen’ van God onder Zijn volk en over de openbaring van Zijn heerlijkheid. Tegen deze achtergrond laat het zich verstaan, dat Johannes de Doper de Here Jezus nu wil aanwijzen als het Offerlam van God, dat in Zijn betekenis ver uitging boven het dagelijkse offerdier in de tabernakel of de tempeldienst. Christus is bij machte zelfs ‘de zonde van de wereld’, d.w.z. de schuld van de hele mensheid, weg te nemen en niet alleen die van het volk Israël. Zo gezien kunnen we de benaming ‘Offerlam van God’ ook opvatten als aanduiding van de Messiaanse waardigheid van Jezus Christus. Alle lammeren die door de eeuwen heen op de Joodse altaren werden geofferd

vinden hun vervulling in Jezus. Johannes wijst Hem aan: Hij is het offerlam van God! Hij neemt de schuld van de wereld weg.

Johannes 1 vers 30 t/m 36:

Hem bedoelde ik toen ik zei: Na mij komt Iemand Die belangrijker is dan ik, omdat Hij er eerder was dan ik. Ik kende Hem nog niet, maar ik ben

gekomen om de mensen met water te dopen om Hem aan Israël bekend te maken. Ik heb de Heilige Geest als een duif uit de hemel zien komen en Hij bleef op Jezus.

Toen wist ik nog niet dat Hij het was. Maar God had tegen mij gezegd: Op wie u de Heilige Geest ziet neerdalen en blijven, dat is Hem.

(6)

Hij zal de mensen dopen met de Heilige Geest. Nu ik dat gezien heb, ben ik ervan overtuigd dat Hij de Zoon van God is en wil ik daarvan getuigen tegenover de mensen.

De volgende morgen was Johannes op dezelfde plaats met twee van zijn leerlingen. Hij zag Jezus voorbijgaan en zei: Kijk, Hij is het Lam van God.

Het werk van Christus is het wegnemen van de zonden van de wereld. Hij is het Lam van God, in eigen persoon. Johannes de Doper heeft Jezus gedoopt en toen heeft de Heilige Geest bevestigd: dat is Hem. De Here Jezus is het offer- lam van God.

Johannes 1 vers 37 t/m 40:

Toen zijn leerlingen dat hoorden, gingen zij Jezus achterna. Jezus merkte dat zij Hem volgden. Hij keerde Zich om en vroeg: Wat willen jullie? Zij vroegen: Rabbi, waar woont U? Rabbi betekent leermeester. Kom maar kijken, zei Hij. Dus gingen zij met Hem mee, zagen waar Hij woonde en bleven de rest van de dag bij Hem. Dit gebeurde rond vier uur ’s middags.

De uitnodiging van Jezus aan de twee leerlingen van Johannes geldt vandaag ook voor u luisteraar. Jezus zegt: Kom maar kijken. Het zijn dezelfde woorden die in Psalm 34 vers 9 staan. David zegt er: Probeer het maar, dan zult u ontdekken hoe goed de HERE is. Gelukkig is degene die bij Hem

bescherming zoekt. ‘Kom maar kijken’ is synoniem met ‘bij Jezus bescherming zoeken’.

Met de tijdsaanduiding, wil Johannes aangeven hoe belangrijk dit moment voor de twee leerlingen was. In dit gesprek werd voor hen voor altijd de band met de Here Jezus gelegd. Toen werden zij als Zijn leerlingen in Zijn leef- en

woongemeenschap opgenomen. Dat Johannes dit zo nauwkeurig kan zeggen, laat zien dat hij over uitstekende informatie beschikte. Mogelijk wijst dit er op dat hij zelf één van de twee leerlingen was, ook omdat we in vers 40 t/m 42 lezen:

Eén van deze twee mannen was Andreas, de broer van Simon Petrus. Hij ontmoette zijn broer en zei tegen hem: Wij hebben de Messias gevonden.

(7)

En hij bracht Simon bij Jezus. Jezus keek Simon aan en zei: Jij bent Simon, de zoon van Johannes. Jij krijgt een andere naam, Ik noem je voortaan Kefas. Kefas betekent Petrus, rots.

Simon was van zichzelf geen rots, niet standvastig. De Here Jezus zegt tegen hem dat Hij hem standvastig zal maken en daarom noemt Jezus hem: rots.

We zien het gebeuren op de Pinksterdag in Hand.2. Petrus gaat staan (vol van de Heilige Geest) en houdt zijn eerste preek. Een preek waarop 3000 mensen tot geloof kwamen en werden gedoopt.

Johannes 1 vers 43 en 44:

De volgende dag besloot Jezus naar Galilea te gaan. Onderweg ontmoette Hij Filippus. Kom, zei Hij, ga met Mij mee. Filippus kwam, net als Andreas en Petrus, uit Betsaïda.

Weer volgt er een plaatsaanduiding: Betsaïda. Het is gelegen aan de oever van het meer van Galilea. We weten dat Petrus, Andreas en Filippus er woonden. Zij waren vissers.

Johannes 1 vers 45 en 46:

Filippus ging naar Natanaël en zei tegen hem: Wij hebben Degene gevonden, over wie Mozes en de profeten hebben geschreven. Hij heet Jezus en is de zoon van een zekere Jozef uit Nazareth. Uit Nazareth? Kan daar iets goeds vandaan komen? zei Natanaël.

Kom maar mee, antwoordde Filippus, dan kun je Hem zien.

Natanaël reageerde op de enthousiaste boodschap van Filippus anders dan Simon Petrus. Bij hem rees er dadelijk twijfel. Zijn bedenkingen richtten zich vooral tegen de herkomst van de Here Jezus uit Nazareth. Niet dat Nazareth volgens hem een slechte naam had, maar het was zo’n onbetekenend plaatsje.

In politiek en godsdienstig opzicht had het nog nooit een rol van betekenis gespeeld. Uit een dergelijk dorp verwachtte hij zeker niet de Messias. Vandaar zijn ironische, ietwat laatdunkende vraag: ‘Kan uit Nazareth iets goeds (d.w.z. het Messiaanse heil) komen?’. En daarmee brengt hij onder woorden wat voor

menige Israëliet een aanstoot en daarom ook een belemmering vormt om de Here Jezus als Messias te erkennen (we vinden dat ook in Joh.6:42).

(8)

Filippus nodigt Natanaël uit om mee te gaan naar de Here Jezus: Kom maar mee, dan kun je Hem zien.

Johannes 1 vers 47 t/m 49:

Toen Jezus Natanaël zag aankomen, zei Hij: Kijk, een eerlijke, oprechte man, een echte Israëliet! Kent U mij dan? vroeg Natanaël verbaasd.

Jezus antwoordde: Voordat Filippus je vroeg mee te gaan, zag Ik je al onder de vijgenboom zitten. Meester, zei Natanaël, U bent de Zoon van God, De koning van Israël.

De Here Jezus had twee twijfelaars onder Zijn leerlingen. In het begin van Zijn 3-jarig optreden was dat Natanaël en aan het einde was het Thomas. Van het antwoord dat de Here Jezus hem op zijn verwonderde vraag gaf, was Natanaël dermate onder de indruk dat hij in één keer al zijn vooroordelen en twijfels overboord zette. Nu was het hem helemaal duidelijk dat Filippus met zijn

enthousiaste boodschap geen woord te veel had gezegd. Dat bracht hem ertoe om spontaan zijn geloof in het Messiasschap van de Here Jezus te belijden. Hij deed dat met de grootste nadruk en stelligheid. Op deze sprekende manier gaf hij zich aan de Here Jezus gewonnen. Voortaan wilde Natanaël ook een volgeling van Hem zijn.

Johannes 1 vers 50 en 51:

Jezus antwoordde: Dat geloof je omdat Ik zei dat Ik je onder de vijgenboom zag zitten? Je zult nog grotere daden zien! Werkelijk, jullie zullen zelfs de hemel open zien en de engelen van God die heen en weer gaan tussen God en Mij, de Mensenzoon.

De slotverzen van Joh.1 bevatten het antwoord dat de Here Jezus gaf op de spontane belijdenis van Natanaël.

Het was tweeledig, het draagt zowel het karakter van een erkenning als van een toezegging. De Here Jezus was ontroerd door de geestdrift waarmee Natanaël zijn geloof in Hem als Messias beleed. Tegelijkertijd doet Jezus ook een toezeg- ging aan Natanaël. Hij zou nog ‘grotere daden zien’. Nu was hij al erg onder de indruk van de bijzondere kennis die de Here blijkt te bezitten. Maar dat was nog

(9)

Waaraan we bij ‘grotere dingen’ concreet moeten denken, wordt opengelaten.

Waarschijnlijk heeft het betrekking op de komende ‘tekenen en wonderen’, zoals dat van Kana in Joh.2, waardoor het geloof van Natanaël nog meer zou groeien.

En inderdaad, Natanaël heeft tijdens de komende jaren van Jezus rondgaan op aarde veel grote daden mogen zien!

Luisteraar, heeft u al iets mogen zien van de grote daden van God?

Het 1e hoofdstuk van het evangelie naar Johannes hebben we nu gelezen en besproken. Het is een buitengewoon belangrijk hoofdstuk. De inleiding laat de menswording van het Woord zien – Hij is God en werd gewoon mens. Jezus Christus heeft ons laten zien wie de Vader is.

In het Joh.1 wordt Hij door vier getuigen voorgesteld:

 Johannes de Doper getuigt dat Jezus ons heeft laten zien wie God is (vs.18).

 Andreas getuigt: Wij hebben de Messias gevonden (vs.41). Jezus is de Messias.

 Filippus getuigt: Wij hebben degene gevonden over wie Mozes en de profeten hebben geschreven (vs.45). Jezus vervult het Oude testament.

 Natanaël getuigt dat Jezus de Zoon van God is, de Koning van Israël (vs.49).

In de volgende uitzending lezen we Joh.2.

Deze uitzending sluit ik af met een gedicht over Andreas.

We lezen niet veel van Andreas, Wellicht maar een rustige man,

Om steeds op de voorgrond te treden Daar hield hij waarschijnlijk niet van.

Hij bleef enigszins in de schaduw Van Petrus, zijn broer, meestal staan.

Die was immers veel meer doortastend En durfde haast alles wel aan.

(10)

Juist hij leidde Petrus tot Jezus Die hijzelf reeds aanbad als zijn Heer, Zo aanbaden de zonen van Jonas Hun Heiland, en gaven hem eer.

En komen dan later de Grieken Het vragen en zoeken reeds moe, Dan brengt hij ook hen, met Filippus Naar de Christus in Israël toe.

Ook stille eenvoudige mensen Kiest Jezus soms uit voor Zijn rijk, Zij zijn later vaak fundamenten

Voor de bouw van Gods hemelse rijk.

(Uit: Goed Nieuws van Mevr. M. Koffeman-Zijl)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door het overlijden van onze zoon Martijn in 1979 ben ik me gaan realiseren dat je niet alleen voor jezelf leeft, maar ook voor je medemens... Dat maakte dat ik me ben gaan

Een zorgvuldig onderzoek naar de laatste delen van Johannes de Doper in dit apocalyptische visioen laat zien dat voor deze eindtijd kerk alleen Joel’s beweringen haar van haar

De kern waar het de apostel Johannes om gaat in zijn tweede brief lezen we in 2 Johannes 1 vers 9 en 10: Wie verder gaat dan wat Christus ons ge- leerd heeft, heeft geen

Hij is Degene die stierf voor uw, jouw en mijn zonden aan het kruis en niet alleen voor de onze maar ook voor de zonde van de hele wereld.. Hij stierf voor onze zonden, maar de

De Joodse leiders willen Jezus vermoorden omdat Hij een zieke op de sabbat heeft genezen en vooral omdat Hij zegt dat Hij God is!. Na de zondeval van de mens kan de Here God

Nadat de Heiland de vrouw had gezegd dat er een tijd komt waarop er niet meer gekozen hoeft te worden tussen de Gerizim en Jeruzalem, vertelt Hij haar in vers 23 dat die tijd nu

Als de maatregel van de Nederlandse bisschoppen nog van toepassing is dat er na 17.00 uur geen vieringen/bijeenkomsten in de kerken toegestaan zijn, zullen de vieringen op

Johannes 11 vers 32: Toen Maria bij Jezus kwam, viel zij voor Hem op de knieën en zei: Here, als U hier was geweest, zou mijn broer niet zijn gestor- ven.. Maria reageert heel