• No results found

[Uitzending 251: Johannes 11:17 t/m 57]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 251: Johannes 11:17 t/m 57]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 251: Johannes 11:17 t/m 57]

In deze uitzending lezen we verder in Johannes 11. De Heiland had het bericht ontvangen dat Zijn vriend Lazarus ziek was. In eerste instantie maakte de Here geen aanstalte om naar hem toe te gaan. Pas twee dagen later zei Hij tegen Zijn leerlingen: kom we gaan terug naar Judea. Onze vriend Lazarus is ingeslapen maar Ik ga hem wakker maken. Toen de discipelen dachten dat Lazarus lag te slapen zei Jezus ronduit: Lazarus is gestorven. Kom, we gaan naar hem toe.

Na een korte voettocht kwamen Jezus en Zijn leerlingen in Bethanië. Daar blijkt, dat Lazarus al vier dagen in het graf lag. De Heiland moet mensen hebben ge- vraagd om achter dit gegeven te komen want Hij is nog niet bij het graf geweest, dat gebeurt pas in vers 38.

Johannes 11 vers 17 t/m 19: Toen Jezus in Bethanië aankwam, bleek Lazarus al vier dagen daarvoor begraven te zijn. Bethanië ligt op nog geen drie kilo- meter van Jeruzalem. Er waren verscheidene Joden gekomen om Martha en Maria te troosten over her verlies van hun broer. Met het oog op lezers die niet bekend zijn in Israël vertelt Johannes iets over de ligging van Bethanië. Het lag dichtbij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer vijftien stadiën. Omgerekend in onze maten is dat iets minder dan drie kilometer. Vanaf de stadsmuur van Je- ruzalem betekende dat ongeveer een half uur lopen. De korte afstand verklaart waarom er zoveel Joden (blijkbaar uit Jeruzalem) naar Bethanië konden komen.

Met deze mededeling laat Johannes uitkomen dat de Here Jezus Zich in gevaar- lijk gebied bevond. Hij was dicht bij Jeruzalem waar velen Hem vijandig gezind waren. Verscheidende Joden zijn naar Bethanië gekomen. Uit alles blijkt dat La- zarus een vooraanstaande positie had bekleed. De Joden kwamen om de zusters Martha en Maria te troosten in verband met het overlijden van hun broer. Het troosten behoorde tot de verplichte liefdewerken. Kenmerkend voor deze liefde- werken was dat ze zowel geld als persoonlijke inzet kostten. Goede werken wer- den alleen gedaan voor armen en levenden, liefdewerken daarentegen ook voor

(2)

mogelijk maken (financieel) en bijwonen van bruiloften, het bezoeken van begra- fenissen en het troosten van mensen in rouw. De plicht daartoe is gebaseerd op Exodus 18 en 20 en Micha 6:8. De plicht om een dode naar zijn laatste rustplaats te brengen was zo belangrijk, dat het zelfs boven de Thorastudie ging. Het troos- ten van de nabestaanden begon direct na de begrafenis en duurde zeven dagen.

Johannes 11 vers 20 t/m 22:Zodra Martha hoorde dat Jezus er aankwam, ging zij Hem tegemoet. Maar Maria bleef thuis. Here, zei Martha tegen Jezus, als U hier geweest was, zou mijn broer niet gestorven zijn. Maar ik ben er zeker van dat God U ook nu zal geven wat U Hem vraagt. Martha hoort als eerste het bericht dat Jezus in aantocht is. Onmiddellijk gaat zij Jezus tegemoet. Zelfs haar zuster licht ze niet in over de reden van haar vertrek. Mogelijk wil Martha niet dat Maria en alle Joodse bezoekers het bericht zullen horen want dan willen ze allemaal mee naar Jezus. Dat zou een persoonlijk gesprek met de Here Jezus in de weg staan. Deze gedachte wordt bevestigd door vers 28. Maria blijft dan ook (onwetend) thuis. Het valt op dat de karaktertekening van de actieve, ener- gieke Martha en de rustige, zittende Maria overeenkomt met de beschrijving bij Lucas (Luc.10). Het is geen verwijt dat Martha uitspreekt als ze bij Jezus komt.

Wel uit ze haar bedroefdheid over het feit dat Jezus er niet was toen haar broer zo ziek was. Waarschijnlijk hebben Martha en Maria het vaak tegen elkaar ge- zegd die dagen: was Hij er maar (vs.3,32). Maar Hij was er niet. Was dat wèl het geval geweest, dan zou Lazarus zeker niet gestorven zijn. Martha’s geloof is zo groot, dat ze weet dat Jezus Heer is over de dood. De diep bedroefde Martha, die wist dat haar broer gestorven was, wist ook dat Jezus machtig was. Martha

vraagt niet direct om de opwekking van haar broer, maar uit haar woorden blijkt dat ze die mogelijkheid ook niet uitsluit. Daarnaast kende Martha de kracht van het gebed (vs.42). Ook heeft ze gehoord van de wonderen die de Here Jezus in Galilea had gedaan. Daar waren ook twee opwekkingen van doden bij (Luc.7 en 8). In haar belijdenis brengt Martha tot uitdrukking dat ze weet dat Jezus alles wat

(3)

Hij bidt van de Vader, ook ontvangt. Het geloof van Martha in de macht van Je- zus is geloof in de kracht van Zijn gebed (Joh.9:31).

Johannes 11 vers 23 t/m 26: Je broer wordt weer levend, Martha, zei Jezus.

Ja, dat weet ik, antwoordde zij. Hij zal weer levend worden als hij op de laat- ste dag uit de dood terugkomt. Ik geef de doden het leven terug, zei Jezus tegen haar. Ik ben Zelf het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, zelfs als hij gestorven is. Wie leeft en in Mij gelooft, zal nooit sterven. Geloof je dat?

Martha geloofde in de opstanding uit de doden. Dat wist zij uit het OT. Martha vat de woorden van Jezus op in de zin van de opstanding aan het eind van de tijden.

‘De laatste dag’, is een kenmerkende uitdrukking voor Johannes (Joh.6 en 12).

In zijn 1ste brief noemt hij deze dag de ‘dag van het grote oordeel’ (1Joh.4:17) en in Openbaring: ‘de grote dag van hun toorn’ (Op.6:17). De ‘laatste dag’ is de dag van het oordeel en de opstanding van de doden aan het einde van de we- reldgeschiedenis. De opstanding van de doden op de jongste dag werd in de da- gen van het NT geleerd door de Farizeeën, maar de Sadduceeën wezen haar af (Marcus 12). In het OT treffen we de gedachte van de opstanding onder andere aan in de Psalmen, Jesaja en Daniël. Wie leeft en gelooft in de Here Jezus zal nooit sterven, omdat Jezus al voor hem is gestorven. Voor hem of haar is de dood de doorgang naar het eeuwige leven. Luisteraar, gelooft u dat? Het is de- zelfde vraag die de Heiland aan Martha stelt.

Haar antwoord lezen we in Johannes 11 vers 27: Ja Here, antwoordde zij. Ik geloof dat U de Christus bent, de Zoon van God, die in de wereld komen zou. Prachtig! Het is dezelfde belijdenis die we van Petrus hebben gehoord. Mar- tha begrijpt en gelooft dat de Here Jezus de Messias is. Luisteraar, welk ant- woord geeft u op de vraag van de Heiland? Gelooft en belijdt u hetzelfde als Mar- tha?

(4)

Johannes 11 vers 28 t/m 31: Hierna ging zij weg om haar zuster te halen. Ma- ria, zei zij zacht, de Meester is er en Hij wil je spreken. Maria stond onmid- dellijk op en ging naar Jezus toe. Jezus was nog niet in het dorp aangeko- men. Hij was op de plaats gebleven waar Martha Hem had ontmoet. De Jo- den die bij Maria waren om haar te troosten, zagen hoe zij vlug opstond en naar buiten liep. Zij volgden haar omdat zij dachten dat zij naar het graf ging om er te huilen. Johannes vertelt niets over een afscheid tussen Jezus en Mar- tha. Martha vertrekt naar huis om haar zus te roepen. Ze doet dat niet openlijk, maar privé. Mogelijk wil ze voorkomen dat alle anderen in huis ook horen wat ze heeft te zeggen. Zacht sprekend geeft Martha aan Maria de boodschap door dat Jezus haar wil spreken.

Johannes 11 vers 32: Toen Maria bij Jezus kwam, viel zij voor Hem op de knieën en zei: Here, als U hier was geweest, zou mijn broer niet zijn gestor- ven! Maria reageert heel anders dan haar zus Martha. Na de boodschap van haar zus, staat ze gehaast op en gaat naar Hem toe. Wanneer ze bij Jezus komt, valt ze op haar knieën voor Hem neer en breekt in tranen uit.

Johannes 11 vers 33 t/m 35: Toen Jezus haar en de Joden die met haar waren meegekomen, zag huilen, greep het verdriet Hem aan. Waar hebben jullie hem neergelegd? vroeg Hij ontroerd. Wij zullen het U wijzen, Here, ant- woordden zij. Jezus huilde. In het NT wordt niet vaak over emoties van de Here Jezus gesproken. Het is dan ook opmerkelijk dat Johannes er hier zo diep op in- gaat.

Johannes 11 vers 36 en 37: De Joden zeiden tegen elkaar: Je kunt wel zien dat Hij veel van Lazarus hield. Maar enkelen van hen merkten op: Hij had er toch wel voor kunnen zorgen dat Lazarus niet gestorven was! Hij heeft toch ook iemand van blindheid genezen? Het ‘huilen’ van Jezus gebeurde uit op- recht verdriet. Dat blijkt ook uit de reactie van de Joden. Zij wijzen elkaar erop hoe lief Jezus Lazarus had. De tranen van de Here Jezus waren geen tranen van

(5)

een beroepsklager. Toch is er ongetwijfeld een verband tussen Jezus huilde (Joh.11:35) en Openbaring 7 vers 17, waar staat: En God zal alle tranen van hun ogen afwissen. Omwille van de tranen van Jezus zullen eens al onze tra- nen worden afgewist. Onder de Joden waren er ook die niet onder de indruk wa- ren van Jezus. Bij hen leefde een vraag: Had Jezus datgene, waarover Hij nu zo verdrietig is, niet kunnen voorkómen? Hij had een blindgeborene doen zien (Joh.9), had Hij dan ook niet kunnen voorkomen dat Lazarus stierf? Zij zagen in Jezus niet de Messias, de Zoon van God, maar een wonderdoener. Ook werd door hen niet gezegd dat ze geloofden in het opwekken van doden. Hun vraag verschilt van die van Martha en Maria, hun vraag houdt wél een verwijt in.

Johannes 11 vers 38 t/m 40: Dit ergerde Jezus en Hij ging naar het graf, een grot met een zware steen voor de opening. Haal de steen weg, zei Hij. Maar Here, protesteerde Martha, er hangt al een lijklucht. Hij ligt er al vier dagen!

Ik heb toch gezegd dat je, als je op Mij vertrouwt, de macht en grootheid van God zult zien? antwoordde Jezus. Het graf van Lazarus was, zoals

meestal bij een welgestelde, vooraanstaande familie, een grafkamer in een rots.

Deze werd afgesloten met een steen. Die steen was onder andere bedoeld om wilde dieren buiten te houden.

Johannes 11 vers 41 t/m 44: Zij haalden de steen weg. Jezus keek omhoog en zei: Vader, dank U wel dat U Mijn gebed verhoort. Ik weet dat U Mij altijd hoort, maar Ik wil graag dat de mensen hier zullen geloven dat U Mij ge- stuurd hebt. Daarom zeg Ik dit. Nadat Hij dit tegen zijn Vader gezegd had, riep Hij met krachtige stem: Lazarus! Kom naar buiten! De dode kwam uit het graf. Zijn handen en voeten waren met linnen windsels omwikkeld en er was een doek over zijn gezicht gebonden. Haal die doek en die windsels eraf, zei Jezus, en laat hem naar huis gaan. Alles is nu gereed voor het won- der. Ook de steen is weg. Maar voordat het wonder kan plaatsvinden, kijkt Jezus omhoog en spreekt Hij openlijk een dankgebed uit. Het opheffen van de ogen is

(6)

er maar een enkele keer over gesproken en alleen als het over de Here Jezus gaat.

Jezus bidt niet om hulp, maar dankt dat Zijn Vader Hem verhoord heeft. Jezus slaat Zijn ogen op naar de hemel, waar Zijn Vader troont. Als Zoon van die Vader staat Jezus in voortdurend contact met Hem. Daarom zegt Jezus hier ‘Vader’ en niet ‘onze Vader’. De Here bidt als de Middelaar, de eniggeboren Zoon van God, die mens werd. Omdat de Vader Zijn Zoon altijd hoort, is het bidden van Jezus tegelijk danken. In Hem gaat in vervulling wat Hij ook later aan Zijn volgelingen belooft: Als u de Vader om iets bidt, zal Hij het u geven in Mijn naam (Joh16:23).

Johannes 11 vers 45 en 46: Nu zij dit hadden gezien, geloofden veel Joden dat Jezus de Christus was. Maar sommigen gingen naar de Farizeeën om te vertellen wat Jezus had gedaan. De opwekking van Lazarus heeft verschillende reacties teweeggebracht. Onder de feestgangers die naar het paasfeest in Jeru- zalem kwamen, veroorzaakte de opwekking van Lazarus grote opwinding (vs.55 t/m 57). Het geloof van Maria, Martha en de leerlingen werd erdoor versterkt. In het geval van Maria uitte zich dat in de zalving van Jezus (Joh.12). Maar, er ont- staat ook verdeeldheid onder de Joden over het optreden van Jezus. Dit was al eerder het geval geweest maar de tegenstand wordt feller: de Joodse leiders gaan nu officieel plannen maken om Jezus uit de weg te ruimen (vs.53). De stemming wordt zo dreigend, dat Jezus Zich terug moet trekken (vs.54).

Dit is het einde van het openbare optreden van de Here Jezus. Iemand zal ver- baast uitroepen: maar we zijn pas op de helft van het evangelie naar Johannes?

Ja, dat klopt. Toch is het zo dat het openbare optreden van de Here Jezus begon met de doop door Johannes de Doper. Hij wees Hem aan als het Lam van God.

Maar, het eindigde met de opwekking van Lazarus. Opvallend dat Johannes bijna evenveel tijd besteedt aan de laatste 48 uur van het leven van Jezus, als aan de eerste 32 jaar, 11 maanden, 3 weken en 5 dagen van Zijn leven. We vin- den dit patroon ook bij de andere evangelieschrijvers. Zij leggen de nadruk op de

(7)

laatste 8 dagen van Jezus leven. De vier Evangeliën samen omvatten 89 hoofd- stukken. 4 hoofdstukken gaan over de eerste 30 jaren van Jezus leven en 85 hoofdstukken over de laatste 3 jaar. Van deze 85 hoofdstukken gaan er 27 over de laatste 8 dagen van Jezus leven. Dat betekent dat 1/3 van alle 4 de Evange- liën over de laatste dagen van Jezus leven gaan. Daarmee valt de nadruk van de 4 Evangeliën op het sterven en de opstanding van Jezus Christus. Paulus beves- tigt dit in 1 Korinthiërs 2 vers 2: Ik had namelijk besloten bij u alleen maar te spreken over Jezus Christus en zijn sterven aan het kruis. In 1 Korinthiërs 15 vers 3 zegt Paulus het nog een keer: Het belangrijkste van het goede nieuws dat ik heb ontvangen en u heb doorgegeven, is dit: Christus is voor onze zonden gestorven, zoals voorzegd in de Boeken. Nu zouden wij kunnen den- ken dat de tegenstanders van de Heiland door de opwekking van Lazarus, zich hebben laten overtuigen. Maar dat gebeurde niet. In Lucas 16 vers 31 wordt ge- zegd: Als zij niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen zij ook niet luis- teren naar iemand die terugkomt uit de dood. Luisteraar, wij hebben geen wonder als bewijs van het Messiasschap van Jezus nodig. Het probleem is niet dat er een gebrek aan bewijs is. Het probleem is het gemis aan geloof! We zien het bij de Joodse leiders.

Johannes 11 vers 47 en 48: Daarop belegden de leidende priesters en de Fa- rizeeën een spoedvergadering. Wat kunnen wij doen? vroegen zij. Die man doet het ene wonder na het andere. Als wij Hem Zijn gang laten gaan, gaat iedereen in Hem geloven. Als de Romeinen moeten ingrijpen, zal het met onze invloed gedaan zijn. Dan hebben we niets meer over de heilige stad en het volk te zeggen. Naar Joodse begrippen moest de Messias wonderen en te- kenen doen. De Here Jezus deed wonderen en tekenen maar de Joodse leiders geloofden Hem niet. Het was voor hen moeilijk om de Here Jezus op Zijn daden te veroordelen, want die getuigden alleen maar ten gunste van Hem. Luisteraar, gelooft u in de Here Jezus? Daar wordt je een ander mens van!

(8)

Johannes 11 vers 49 t/m 52: Kajafas, die dat jaar hogepriester was, zei: U hebt geen flauw idee wat hier aan de hand is. Begrijpt u niet dat het in uw voordeel is als één mens sterft voor het hele volk? Anders gaat het hele volk verloren. Dat zei hij niet uit zichzelf. Als hogepriester van dat jaar werd dit hem door God ingegeven. Hij voorspelde daarmee dat Jezus voor het Joodse volk zou sterven, en niet alleen voor dat volk, maar ook voor de kin- deren van God die over de wereld verspreid zijn. Jezus zou hen allemaal bij- eenbrengen. Opmerkelijk is, dat Kajafas de voorzegging van God krijgt ingege- ven, omdat hij de hogepriester van dat jaar was. Kajafas was een diplomaat, later ontmoeten we zijn schoonvader Annas, helaas was dat een boef en de drijvende kracht achter de zittende hogepriester. Dat Kajafas de profetie kreeg ingegeven moet ons niet verbazen. In het OT zullen we Bileam ontmoeten, ook hij sprak pro- fetieën uit die de HERE hem had ingegeven. Hij wilde Israël vervloeken maar kon niet anders dan Israël zegenen (Num.22).

Johannes 11 vers 53 en 54: Vanaf die dag zochten de Joodse leiders naar een gelegenheid om Hem te doden. Daarom bewoog Jezus Zich niet langer vrij onder de mensen, maar ging naar Efraïm, een rustig plaatsje aan de rand van de woestijn. Daar bleef Hij enige tijd met Zijn leerlingen. Op de dag van de opwekking van Lazarus wordt door de Hoge Raad officieel het besluit ge- nomen om Jezus te doden. Het voorstel van Kajafas om deze éne mens ten gun- ste van het volk te doden werd zonder meer gevolgd, behalve door Nikodemus en Jozef van Arimatea. Het besluit van de Hoge Raad kon niet direct uitgevoerd worden, mede om het feit dat Jezus Zich uit de openbaarheid terugtrok. Hij deed dat niet uit lafheid of zelfbescherming. Jezus deed dat omdat de ure die door de Vader bepaald was, nog niet was aangebroken. Tot het zover is, vermijdt Jezus elke levensgevaarlijke situatie. Jezus vertrok deze keer niet naar het Overjor- daanse, maar naar een onbekend stadje: Efraïm. Het stadje lag ongeveer 20 km ten noorden van Jeruzalem, vlak bij Bethel. Er liep naar Efraïm geen doorgaande weg, zodat er niemand zou komen die er niet moest wezen. Daar wachtte Jezus met Zijn leerlingen tot Zijn ure is gekomen.

(9)

Johannes 11 vers 55 t/m 57: Het was vlak voor het Joodse Paasfeest. Jeruza- lem stroomde vol met mensen uit het hele land die zich volgens de voor- schriften eerst wilden reinigen. Zij keken rond of Jezus er ook was. Wat denk je? vroegen ze, terwijl zij in de tempel met elkaar stonden te praten.

Zou Hij ook komen? De leidende priesters en de Farizeeën hadden laten be- kendmaken dat ieder die wist waar Jezus Zich ophield, dat onmiddellijk moest melden. Dan zou Hij gevangengenomen worden. De mensen die het Joodse Paasfeest wilden vieren, moesten rein zijn. De mannen moesten (om het paaslam te offeren) in de voorhof van de tempel zijn. Daar mochten zij alleen ko- men als zij rein waren. Daarom kwamen pelgrims ook ruim van te voren naar Je- ruzalem, minstens zes dagen vóór het feest. Zij konden zich dan door wassingen en offers reinigen. De vele feestgangers, die uit het hele land naar Jeruzalem wa- ren gekomen, spraken met elkaar op het tempelplein. Ze hadden gehoord van het wonder (de opwekking van Lazarus) en keken naar Jezus uit. Op het vorige feest, het Loofhuttenfeest, was Hij gekomen. Zou Hij nu weer komen (Joh.7)?

Daarover meer in de volgende uitzending. We lezen dan Johannes 12:1 t/m 24.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de kinderen van 8-12 jaar richten we ons op Maria die zich van het lege graf wegdraait en Jezus ziet staan.... CONTEXT VAN

Zie, Hij staat achter onze muur, kijkend door de vensters, speurend door de spijlen.’ Deze verzen geven een dynami- sche beschrijving van de bruid, dat haar geliefde komt..

Het is daarbij niet voldoende, dat iets goed is in de ogen van de mensen, het moet ook aangenaam voor God zijn, d.w.z.. het moet voldoen aan

Hij is Degene die stierf voor uw, jouw en mijn zonden aan het kruis en niet alleen voor de onze maar ook voor de zonde van de hele wereld.. Hij stierf voor onze zonden, maar de

Op beeldende wijze karakteriseert vers 4 het optreden van de twee getuigen die in vers 3 werden geïntroduceerd, het wordt ingeleid met de woorden ‘deze… zijn de twee olijfbomen en

De Joodse leiders willen Jezus vermoorden omdat Hij een zieke op de sabbat heeft genezen en vooral omdat Hij zegt dat Hij God is!. Na de zondeval van de mens kan de Here God

Nadat de Heiland de vrouw had gezegd dat er een tijd komt waarop er niet meer gekozen hoeft te worden tussen de Gerizim en Jeruzalem, vertelt Hij haar in vers 23 dat die tijd nu

Dat houdt in dat de volgende dieren niet mogen worden gegeten: de kameel (hij herkauwt wel, maar heeft geen gespleten hoeven), de klipdas (deze her- kauwt ook, maar heeft