• No results found

[Uitzending 238: Johannes 5:1 t/m 24]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 238: Johannes 5:1 t/m 24]"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 238: Johannes 5:1 t/m 24]

In Joh.5 begint een nieuw gedeelte, waarin Johannes vertelt over nog een ander genezingswonder van de Here Jezus. Hoe lang dit na het ‘wonder’ uit Joh.4 plaatsvond, is niet op te maken. Terwijl het laatstgenoemde wonder gebeurde in Kafarnaüm in Galilea, speelt de gebeurtenis in Joh.5 zich af in Jeruzalem in Judea.

Het bezoek van de Heiland aan Jeruzalem laat onmiskenbaar zien dat de tegenstand toeneemt en dat blijft zo tot Zijn dood aan het kruis.

In Joh.5 vers 15 t/m 18 lezen we:

De man verliet de tempel en vertelde de Joden dat het Jezus was die hem had genezen. Omdat Jezus dat op de sabbat had gedaan, wilden de Joden Hem straffen. Maar Jezus verdedigde Zich met de woorden: Mijn Vader werkt voortdurend en Ik dus ook. Omdat Hij dat gezegd had, wil- den zij Hem doden. Hij had niet alleen iets gedaan wat volgens hen op de sabbat niet mocht; Hij had nu ook nog God Zijn eigen Vader genoemd.

Daarmee beweerde Hij dus aan God gelijk te zijn.

In Marcus 2 vers 27 en 28 vinden we hetzelfde probleem Steeds is er een conflict over de sabbat. In Marcus 2 zei Jezus: De sabbat is er voor de mensen, niet de mensen voor de sabbat. Ik, de Mensenzoon, beslis wat op de sabbat wel en niet mag. Het wonder dat de Heiland verrichtte in Joh.5 bracht hen niet tot aanbidding en ontzag voor wie Jezus werkelijk is.

Nee, het brengt hen tot nog meer woedde zelfs zo ver dat de Joodse leiders Hem willen vermoorden. Zij houden geen rekening met het feit dat de Here Jezus de waarheid spreekt. Dat is een punt waar we niet overheen moeten stappen. Ook vandaag is het actueel. Een mens kan het niet eens zijn met Jezus. Een mens kan het niet eens zijn met wat in de Bijbel staat, maar een andere betekenis aan Jezus woorden geven kan niet. Daarvan kunnen we de Joodse leiders ook niet beschuldigen, zij hebben de Here Jezus heel goed begrepen: Hij zei dat Hij God was en daarom moest Hij dood. Luisteraar, hoe denkt u over Jezus? Gelooft u Hem op Zijn Woord? Jezus zegt: Ik en de vader zijn één.

Johannes 5 vers 1 t/m 4: Jezus ging enige tijd later naar Jeruzalem om een van de Joodse feesten bij te wonen.

(2)

Bij de Schaapspoort in Jeruzalem was de vijver Betzata met vijf galerijen.

In die zuilengalerijen lagen talloze zieke mensen, zoals blinden, lammen en kreupelen, te wachten tot het water in beweging zou komen.

Want van tijd tot tijd raakte een engel uit de hemel het water aan. Wie dan het eerst in het water stapte werd genezen, wat voor ziekte hij ook had.

We weten niet precies welk feest er in vs.1 wordt bedoeld. Bij een van de Joodse feesten kunnen we kiezen uit 3 grote Joodse feesten. In Deutr.16 vers 16 lezen we: Iedere man in Israël moet 3x per jaar voor de HERE in het heiligdom verschijnen bij de volgende feesten:

het Feest van de ongezuurde broden, het Wekenfeest en het Loofhutten- feest. Voor het begrijpen van de gebeurtenissen in Joh.5 is het niet van belang om te weten welk Joods feest er wordt bedoeld. Johannes vermeldt: Jezus ging enige tijd later naar Jeruzalem om een van de feesten bij te wonen.

Daarvoor was Jezus in Kana en Kafarnaüm, in Galilea (Joh.4). Als de Heiland in Jeruzalem is aangekomen vertelt Johannes over de vijver Betzata of Bethesda.

Johannes geeft een nauwkeurige omschrijving van de situatie. Daaruit valt op te maken dat hij goed op de hoogte is. Dat wordt later nog eens bevestigd door wat bij opgravingen aan het licht is gekomen. Johannes maakt melding van een vijver, die als badgelegenheid dienst deed.

Het was een vijver met water dat op bepaalde momenten een geneeskrachtige werking had. Deze vijver lag in Jeruzalem bij de Schaapspoort, een bekende poort in het noorden van Jeruzalem. Het was de poort waardoor de schapen naar het tempelplein werden gebracht. Deze poort werd na de ballingschap herbouwd (Neh.3 en 12). Om dat badwater heen had men vijf zuilengangen gebouwd.

Dit vijfhoekige gebouwencomplex droeg in het Hebreeuws (wij zouden nu

zeggen: in het Aramees) de naam ‘Bethesda’ (het betekent: ‘Huis van barmhartig- heid). Het Boek (en andere vertalingen) hebben als naam ‘Betzata’ (Olijvenhuis), ontleend aan de voorstad van Jeruzalem die aan de noordkant was gelegen.

Betzata was mogelijk zelfs de oorspronkelijke benaming van het gebouw en werd de naam (na het wonder, dat Johannes beschrijft) vervangen door Bethesda.

Maar, die naam was niet echt toepasselijk. Want het ging er helemaal niet barmhartig aan toe!

(3)

Iedereen lag te wachten tot het water in beweging kwam en dan begon er een onbarmhartige wedloop naar het water want: Wie dan het eerst in het water stapte werd genezen, wat voor ziekte hij ook had.

Toen de Here Jezus tijdens het Joodse feest op sabbat naar Betzata gaat, vindt Hij er een groot aantal ongelukkige mensen. Onder hen waren vele zieken, blinden, verlamden en mensen met ‘verschrompelde’ ledematen. Het was een- en-al ellende, wat de Here in Betzata tegenkwam. Al die mensen zochten er naar genezing voor hun ziekten en kwalen. Niet langs de weg van goede medische zorg, want Betzata was beslist geen ziekenhuis of kuuroord. Van tijd tot tijd kwam er in het water van de vijver beweging, daaraan werd een geneeskrachtige

werking toegeschreven.

Mogelijk hebben we in vers 4 te maken met een oud volksgeloof. Volgens dat geloof was aan bepaalde geneeskrachtige bronnen een engel verbonden. Deze deed op gezette tijden het water in zo’n bron of vijver opborrelen of opspuiten.

Dat duurde altijd maar kort. Wie op dat ogenblik het eerst het water indook, werd genezen. Het maakte niet uit wat voor ziekte de betrokkene had.

Johannes 5 vers 5 en 6:

Er lag ook een man die al 38 jaar ziek was. Jezus zag hem daar liggen en wist dat hij al heel lang ziek was. Hij vroeg: Wilt u gezond worden?

Onder al die ongelukkige mensen in Betzata bevindt zich ook een man die al 38 jaar ziek was. Hoe lang hij al in Betzata lag, vertelt Johannes er hier niet bij.

Hetzelfde geldt voor wat hem precies mankeerde. Uit het verband valt af te leiden dat hij gedeeltelijk verlamd was (Matth.9:6). De ziekte had deze man al 38 jaar!

In vers 6 stelt de Heiland de man een nogal vreemde vraag: Wilt u gezond worden? Natuurlijk wilde hij weer beter worden. De Here Jezus stelt de vraag met een diepere bedoeling. Ten eerste: om hoop op te wekken. Het zag er voor de man slecht uit, door de jaren heen zal zijn hoop op genezing steeds kleiner zijn geworden en heeft hij geen toekomst meer voor zichzelf gezien. In de tweede plaats haalt de Here met Zijn vraag, de aandacht van de man weg van de vijver.

Iedereen in Betzata was bezig en gericht op de vijver, ook deze man keek nergens anders naar en dan komt er iemand langs en vraagt: Wilt u gezond worden? Ik ben er zeker van dat de man verbaasd heeft gekeken.

(4)

Johannes 5 vers 7:

De zieke man antwoordde Hem: Ja, Here, maar ik heb niemand die mij het bad in helpt als het water in beweging komt. En als ik het alleen probeer, ben ik altijd te laat.

De zieke man beantwoordde de vraag van de Here Jezus met een klacht. Daarin klaagde hij tegenover Jezus zijn nood over zijn eenzaamheid. Hij zei ‘ik heb niemand, hij had geen mens’. (Ps.142:5) Hij had geen mens om hem te helpen in het badwater terecht te komen. Vele keren had hij geprobeerd als eerste in het water te komen, maar telkens was een ander hem vóór geweest. Die beweging in het water duurde ook altijd maar kort. En zo was hij al jarenlang tot pure

machteloosheid gedoemd. Alle hoop op een wonder had hij allang opgegeven.

Wat een trieste en treurige geschiedenis. Een eenzame man ontmoet Jezus. Hij begrijpt er helemaal niets van maar toch ritselt er weer een sprankje hoop.

Eindelijk was er iemand die zich wél om hem bekommerde. In zijn klacht klinkt dan ook een verborgen vraag door. Hopelijk zou deze onbekende hem willen helpen alsnog als eerste in de vijver te komen, als het water weer zou gaan borrelen. Maar, de Heiland heeft niet de bedoeling hem daarbij te helpen. Hij wil hem op een andere manier helpen. Op het moment dat hij zijn ogen op Jezus richt gebeurt er iets anders.

Johannes 5 vers 8:

Jezus zei tegen hem: Sta op! Pak uw matras op en loop!

Bij het vorige vers gaf ik aan dat er in de klacht van de man ook een zekere verwachting wordt uitgesproken. Daarop haakt de Here Jezus van Zijn kant dadelijk in met het spreken van Zijn machtswoord. De woorden van Jezus doen sterk denken aan wat we lezen in Matth.9:6 (ook Marc.2:11 en Luc.5:24), waar een dergelijke uitspraak van de Here wordt weergegeven. De overeenkomst is treffend. Het machtswoord van de Here Jezus aan het adres van de zieke bestaat uit drie korte, krachtige oproepen: ‘Sta op’, ‘pak uw matras op’ en ‘loop’. Op die manier wil de Here Jezus het vertrouwen van de man in Hem aanvuren.

Johannes 5 vers 9 t/m 13:

De man werd direct gezond. Hij pakte zijn matras op en liep! Nu was het die dag sabbat.

(5)

Daarom zeiden de Joden tegen de man die net genezen was: Het is sabbat!

Dan mag u die matras niet dragen. Hij antwoordde: De Man die mij genezen heeft, zei dat ik mijn matras moest oppakken en lopen.

Wie was dat? vroegen zij. De man wist het niet, omdat Jezus ongemerkt was weggegaan toen de mensen van alle kanten kwamen aanlopen.

De man deed dadelijk wat Jezus hem had opgedragen. Hij stond meteen op, rolde zijn slaapmat op en nam die op zijn schouder. Hij liep rond, zodat iedereen kon vaststellen dat hij ook echt was genezen. Er had inderdaad een hele omme- keer plaatsgevonden. Wij krijgen van Johannes niet te horen, hoe de man op het wonder van zijn genezing reageerde. Het gaat Johannes er alleen om te laten zien, hoe Jezus Zijn Messiaanse heerlijkheid openbaarde.

Straks (in vers 14) laat Johannes er nog een veelbetekenend zinnetje op volgen:

Zondig niet meer, want anders zal u iets ergers overkomen. Daarin geeft de Here het motief aan, waarom Hij dit genezingswonder heeft gedaan.

De kritiek van de Joodse leiders op het feit dat de genezing op de sabbat

plaatsvond is ontdekkend. Voor Jezus is de sabbat bij uitstek een dag om iemand anders barmhartigheid te bewijzen. Opvallend, dat de Heiland over de sabbat anders denkt dan de Joodse leiders. Daarom zeiden de Joden tegen de man die net genezen was: Het is sabbat! Dan mag u die matras niet dragen. De zin vormt ook een voorbereiding op het vervolg. De man wordt door de Joodse leiders ter verantwoording geroepen.

In antwoord op hun protest verwijst de gezond geworden man naar de Here Jezus. Hij duidde Hem aan als ‘de man die mij genezen heeft’, want hij wist niet wie Jezus was. Die man had tegen hem gezegd dat hij zijn matras moest pakken en gaan lopen. Op die manier probeerde de man zich tegenover de Joodse leiders te verdedigen. Als de (voor hem onbekende man) de macht bezat om in zo’n hopeloos geval als het zijne uitkomst te brengen, dan had Hij ook bevoegd- heid met gezag te spreken over de sabbat. Nu deze man hem zo’n geweldige weldaad had bewezen, moest hij toch voor Zijn autoriteit buigen?

En waar is de Here Jezus gebleven? Jezus was ongemerkt weggegaan toen de mensen van alle kanten kwamen aanlopen. Toen de Joodse leiders dan ook aan de man vroegen: Wie was die man die u heeft genezen? Kon de man niets anders zeggen dan: ik weet het niet.

(6)

Johannes 5 vers 14 t/m 16: Later ontmoette Jezus hem in de tempel en zei tegen hem: Nu u gezond bent geworden, wil Ik u dit nog zeggen: zondig niet meer, want anders zal u iets ergers overkomen.

De man verliet de tempel en vertelde de Joden dat Jezus hem had genezen.

Omdat Jezus dat op de sabbat had gedaan, wilden de Joden Hem straffen.

Kennelijk zag ‘de genezen man’ kans om zich van zijn ondervragers te ontdoen.

Hij gaat naar het plein van de tempel om er de HERE God te danken voor zijn genezing. Daar ontmoette hij de Here Jezus voor de tweede keer. In tegenstelling tot de Joodse leiders, spreekt Jezus de man wel aan op zijn genezing. De Here doet dat op een heel eigen manier, nl. in de vorm van een liefdevolle

waarschuwing. De Here Jezus legt in Zijn waarschuwing een zeker verband tussen de ziekte van de man en de zonde die hij had gedaan. Johannes gaat verder niet in op de zonden die hij heeft gedaan. Ook op andere plaatsten zegt de Here tegen een genezene: uw zonden zijn uw vergeven.

De genezing die de Here Jezus geeft heeft niet alleen betrekking op het lichaam maar ook op de ziel. Ook voor vandaag mag dat een hele bemoediging zijn. Vaak zijn mensen alleen met hun lichaam bezig en vergeten zij hun geest en ziel. In de Bijbel horen we Paulus in 1 Thes.5:23 zeggen: Laat het zo zijn dat de God van de vrede u volledig voor Zichzelf afzondert en dat uw hele wezen - geest, ziel en lichaam - zuiver blijft tot de komst van onze Here Jezus Christus.

De Here heeft ons hele wezen op het oog. Niet alleen het lichaam en niet alleen onze ziel. In het licht van de eeuwigheid blijkt dan ook dat een genezing van het lichaam niet het belangrijkste is maar de vergeving van je zonden. Natuurlijk mag een mens verlangen naar en bidden om genezing maar de Here kan ook geen genezing schenken. Zijn antwoord kan zijn: Mijn genade is voor u genoeg.

Beter ziek, in de wetenschap dat uw zonden zijn vergeven dan gezond verloren te gaan, omdat u de Here Jezus niet kent als uw persoonlijke Zaligmaker. De

zaligheid die Christus schenkt geeft uitzicht op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waar geen pijn, verdriet en ziekte meer zal zijn.

Vandaag zijn er mensen die niet worden gered. Wil de Here Jezus ze niet redden? Jawel, maar zij lopen langs Hem heen. Zij vragen niet om redding. Zij vestigen hun vertrouwen niet op Hem en gaan zonder hem door het leven.

(7)

Maar, zoals een bekend lied het zegt: die last is voor een mens veel te zwaar. Ga niet alleen door het leven maar ga tot uw Middelaar!

In vers 15 lazen we: De man verliet de tempel en vertelde de Joden dat Jezus hem had genezen. Omdat Jezus dat op de sabbat had gedaan, wilden de Joden Hem straffen. De Joodse leiders willen Jezus vermoorden omdat Hij een zieke op de sabbat heeft genezen en vooral omdat Hij zegt dat Hij God is.

Na de zondeval van de mens kan de Here God niet lijdzaam toezien hoe Zijn schepping in de dood ligt. De Drie-enige God is voortdurend aan het werk om gevallen mensen weer te doen opstaan.

Johannes 5 vers 17 en 18:

Maar Jezus verdedigde Zich met de woorden: Mijn Vader werkt voortdurend en Ik dus ook. Omdat Hij dat gezegd had, wilden zij Hem doden. Hij had niet alleen iets gedaan wat volgens hen op de sabbat niet mocht, Hij had nu ook nog God Zijn eigen Vader genoemd. Daarmee beweerde Hij dus aan God gelijk te zijn.

De Joodse leiders hebben de woorden van de Here Jezus goed begrepen er is geen sprake van een misverstand. Maar, zij willen er niet aan dat het ook

werkelijk waar is. Jezus is de Messias, de Zoon van God, ja: God Zelf. De Joodse leiders zullen met hun vijandschap niet rustten totdat zij tevreden onder Zijn kruis staan en roepen: anderen heeft Hij gered maar Zichzelf redden kan Hij niet (Matth.27:42). Maar, de Here hoefde Zichzelf niet te redden! Hij kwam om u en mij te redden! Luisteraar, kent u Hem als uw Redder?

Johannes 5 vers 19 en 20:

Het is waar wat Ik u zeg, zei Jezus. De Zoon kan niets uit Zichzelf. Hij doet alleen wat Zijn Vader Hem voordoet. In feite doet de Zoon hetzelfde als Zijn Vader. De Vader houdt van de Zoon en laat Hem steeds zien wat Hij doet. De Vader zal Hem nog grotere dingen laten doen. U zult uw ogen nauwelijks kunnen geloven.

De Here Jezus zegt dat Hij God is en dat Hij kan doen wat God doet. Hier is een perfecte samenwerking tussen de Vader en de Zoon. Daarom is de aanklacht, die tegen Hem werd gedaan, absurd. De Zoon spreekt niet tegen de Vader in, of het omgekeerde. Jezus doet wat God doet. Jezus kan zonden vergeven en dat kan alleen de HERE God.

(8)

Daar waren de Joodse leiders ook zelf van overtuigd. In Marcus 2 vers 7 horen wij hen zeggen: Er is er maar Één die de mensen hun zonden kan vergeven en dat is God!

Ondanks het feit dat de Joodse leiders de tekenen van de Messias zien komen zij niet tot de overtuiging dat de Here Jezus de Messias is. Want juist daardoor kan de Here zeggen dat er een persoonlijke en intieme betrekking tussen de Vader en de Zoon is. In feite doet de Zoon hetzelfde als Zijn Vader.

Johannes 5 : 21:

Zoals de vader de doden levend maakt, zo zal ook de Zoon levend maken wie Hij wil.

Nadat de Here heeft verzekerd dat de Zoon hetzelfde doet als Zijn Vader, wijst Hij erop dat dit ook opgaat met betrekking tot de grotere werken, waarover Hij het net had: De Vader zal Hem nog grotere dingen laten doen. Tot die

‘grotere dingen’ behoort het opwekken van doden. Goedbeschouwd was dat in het OT het privilege van de Vader. Wie kon doden doen herleven dan God alleen?! Maar zoals de Vader dat deed, zo zou nu ook de Zoon doden in het leven terugroepen. Ook in dat opzicht zou Hij het werk van de Vader ten uitvoer brengen. Hij zal dit opwekken van doden doen krachtens de Hem door de Vader gegeven volmacht. Op grond daarvan was Hij vrij in de keuze van wie Hij in het leven wilde terugroepen. En daarmee gaf Hij blijk van de grootte van Zijn bevoegdheid.

Johannes 5 : 22 en 23:

De Vader spreekt geen oordeel uit, maar heeft Zijn Zoon opgedragen in Zijn plaats recht te spreken. Daarom moet iedereen even veel eer geven aan de Zoon als aan de Vader. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet, Die Hem gestuurd heeft. Het is zoals Ik zeg: Wie naar Mijn woorden luistert en gelooft in Hem Die Mij gestuurd heeft, heeft eeuwig leven.

In de volgende uitzending lezen we verder in Joh.5.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer daar drie kernpunten genoemd worden, die bij belijdenis doen van belang zijn, komt dominee van Vlastuin niet verder dan: berouw hebben, de betekenis

Bij elk van de activiteiten die nodig zijn om een beeld te krijgen van de financiële situatie na pensionering geeft 34 tot 39 procent van alle ondervraagden aan dit nog niet te

Bij die keuze willen ze niet enkel hun talenten en voorkeuren een rol laten spelen, maar maken ze plaats voor wat God van hen verlangt.. Acht maanden lang, van okto- ber tot mei,

Bespreek met de kinderen, dat het rode hart staat voor liefde en het zwarte hart voor haat en boosheid.. Wat vraagt Jezus

Kijk ik, Heer, naar wat U maakte, naar de sterren en de maan, wie ben ik dan toch, o Here, dat U met mij bent begaan.. Toch hebt Gij de mens, o Here, bijna

Hij droeg mijn straf aan het ruw houten kruis, maar Hij had daar ook weg kunnen gaan.. Hij bleef daar voor mij, verdroeg

De volgende morgen (volgend op de ontmoeting met de delegatie van de Joodse leiders) zag Johannes de Doper de Here Jezus naar zich toe komen.. En zo, oog in oog staande met

Spreuken 24 vers 19 en 20: Wind je niet op over boosdoeners en word niet jaloers op goddeloze mensen, want de boosdoener krijgt geen beloning en het leven van de goddeloze is