• No results found

Het effect van minimale depressieve symptomen op mentale snelheid in een niet klinische depressieve populatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van minimale depressieve symptomen op mentale snelheid in een niet klinische depressieve populatie"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Universiteit van Amsterdam Bachelor Klinische Neuropsychologie

Het Effect van Minimale Depressieve Symptomen op Mentale

Snelheid in een Niet Klinische Depressieve Populatie

Arne Koper Datum: juni 2015

Studentnummer 5829089 Begeleider: Nathalie de Vent

(2)

Het Effect van Minimale Depressieve Symptomen op Mentale

Snelheid in een Niet Klinische Depressieve Populatie

Arne Koper Universiteit van Amsterdam

Abstract

Het doel van deze studie was om te onderzoeken of zelfs de minst depressieve symptomen een effect hebben op mentale snelheid bij een niet klinisch depressieve populatie. Aan het onderzoek deden 40 deelnemers mee. Depressie werd gemeten aan de hand van de Becks Depression Inventory II depressie test en de mentale snelheid werd gemeten aan de hand van een verbale fluency test. De resultaten gaven aan dat de minst depressieve symptomen geen significant verschil hebben op mentale snelheid. Ook is er geen significant verschil gevonden bij depressieve

symptomen op letter en categorische fluency. In tegenstelling tot eerder onderzoek geven de resultaten van dit onderzoek niet aan dat depressieve symptomen enig effect hebben op mentale snelheid.

Depressie is een wereldwijd oprukkend probleem. Het aantal levensjaren dat mensen met depressie rondlopen is sinds 1990 met 37 procent gestegen en verwacht wordt dat depressie in 2030 wereldwijd tot de top drie behoren van aandoeningen met de grootste ziektelast (Mathers en Loncar, 2006). Nederland is zelfs het meest depressieve land van Europa (Smit, 2013). In de periode van 2007 tot 2009 leed ruim zes procent van de Nederlandse bevolking tussen de 18 en 64 jaar aan een stemmingsstoornis en in 2010 stond depressie in Nederland op nummer vier van de lijst met ziektelastveroorzakers (Verweij en Houben-van Herten, 2013). Depressie is daarnaast een dure

(3)

ziekte. De economische kosten in Nederland van depressieve mensen in de leeftijd van 18 tot 65 jaar anderhalf miljard per jaar die deels worden gemaakt in de gezondheidszorg maar voor het grootste deel in de arbeidsproductieve sfeer. De werkelijke kosten zijn echter nog hoger omdat minderjarige en oudere boven de 65 niet zijn opgenomen in deze schatting (Conijn en Ruiter, 2011). Depressie is daarnaast een gevaarlijke ziekte die zeker in combinatie met diabetes een groot effect heeft op hartfalen (Reeves et all 2015) en het ontstaan van Alzheimer (Katon et all 2001).

Daarnaast kan de invloed van depressie op mentale processen zelfs zo groot zijn dat de kwaliteit van het leven achteruit gaat (Goštautas, Pranckevičienė en Matonienė, 2006; Sawa et al., 2012), mensen last krijgen van psychomotorische traagheid (Beilen et al., 2004) en oudere mensen soms onterecht gediagnosticeerd worden met dementie (Ravdin, Katzen, Agrawal, & Relkin, 2003). Depressie wordt dus geassocieerd met meerdere cognitieve problemen. Het is daarom van groot belang om inzicht te krijgen vanaf wanneer depressieve symptomen een invloed krijgen op mentale processen. In de huidige studie zal daarom onderzocht worden of minimale depressieve symptomen al mentale processen beïnvloeden.

Depressie word geassocieerd met een groot aantal cognitieve gebreken waarbij vooral tekorten in de executieve functies een reden lijken te zijn voor algemene mentale traagheid.

Verschillende aspecten van executieve functies zijn onder andere plannen, strategievorming , op de toekomst gericht doelgericht gedrag, vastgehouden aandacht, concentratie, ophalen uit geheugen, verwerkingssnelheid, switchen en initiatie (Beilen et al., 2004; Henry & Crawford, 2005).

Een verbale fluency test laat ernstige tekortkomingen zien op deze functies. Bij een verbale fluency test moeten er zoveel mogelijk woorden opgenoemd worden binnen een bepaalde tijd. Deze test bestaat meestal uit letter (fonemisch) fluency en categorische (semantisch) fluency . Bij letter fluency moeten er zoveel mogelijk woorden beginnend met een bepaalde beginletter genoemd worden binnen een minuut. Bij categorische fluency zoveel mogelijk woorden binnen een minuut in bijvoorbeeld de categorie 'Dieren'. Om dit goed uit te kunnen voeren heeft een persoon een intacte opslag nodig van semantische informatie. In de categorische fluency kan clustering

(4)

voorkomen. Als binnen de categorie Dieren Boerderijdieren uitgeput is moet geschakeld kunnen worden naar een nieuw cluster van bijvoorbeeld Vogels. Verlies van initiatie of switchen zorgt voor slechtere resultaten op een fluency test. Mensen blijven persiveren in een categorie waardoor ze minder dieren opnoemen. Daarnaast is psychomotorische snelheid van groot belang in vloeiende prestaties. Deze neemt snel af bij depressieve symptomen wat resulteert in een algehele vertraging van mentale processen en kan leiden in oudere personen tot een misdiagnose van alzheimer (Henry & Crawford, 2005). Psychomotorische traagheid kan de productie kwantitatief verminderen, zonder de kwaliteit van de prestaties aan te tasten. Dat wil zeggen dat terwijl het oproepen van informatie via geheugenprocessen en het semantisch lexicon intact zijn, de mentale traagheid zorgt voor verminderde prestaties. Dit zou resulteren in minder woorden, maar wel normale clustervorming en schakelen tussen clusters (Beilen et al., 2004).

Er is veel onderzoek gedaan of er een verband is tussen depressie en tekortkomingen op verschillende executieve functies aan de hand van een verbale fluency test omdat prestaties op tests van verbale fluency bijzonder gevoelig lijken te zijn voor depressieve symptomen. Er zijn bij depressie duidelijke overeenkomsten tussen de druk op capaciteit van verschillende cognitieve gebieden als vastgehouden aandacht, concentratie, ophalen uit geheugen,verwerkingssnelheid en verbale fluency. De verbale fluency test kan daarom gezien worden als een test van executief functioneren en word vaak gebruikt als een test van mentale snelheid (Henry & Crawford, 2005). Voorgaande onderzoeken onderzochten voornamelijk depressieve patiënten die daarnaast ook vaak last hadden van een comorbiditeit met bijvoorbeeld diabetes, hartfalen of schizofrenie. Er is bijna geen onderzoek gedaan naar de relatie van depressieve symptomen, apathie en psychomotorische traagheid bij een niet klinisch depressieve populatie (Sawa et al., 2012). In dit onderzoek wordt daarom nagegaan of depressieve symptomen een negatief effect hebben op mentale snelheid bij niet klinisch depressieve mensen met geen tot minimale depressieve symptomen.

In het onderzoek van Sawa et al. ( 2012) werd de relatie onderzocht van depressie en psychomotorische traagheid op de kwaliteit van leven bij een niet klinische depressieve populatie.

(5)

Aan het onderzoek deden 52 niet klinisch depressieve mannen mee. Depressie werd onderzocht aan de hand van Self-rating Depression Scale (SDS) en de mentale snelheid werd onderzocht aan de hand van Trail Making Test A (TMT-A). De resultaten van het onderzoek gaven aan dat

depressieve symptomen een negatief effect hebben op hersenfuncties en kwaliteit van leven in een niet klinische depressieve populatie. De resultaten van dit onderzoek suggereerde dat bij een niet klinische depressieve populatie de kwaliteit van leven achteruit gaat bij depressieve symptomen. Deze bevinding biedt ondersteuning dat depressieve symptomen ook bij niet klinisch depressieve mensen een effect heeft op hun mentale snelheid.

In het onderzoek van Ravdin, Katzen, Agrawal, & Relkin (2003) werd onderzocht wat de invloed was van milde depressieve symptomen op prestaties van verbale fluency in een grote

steekproef van gezonde thuiswonende ouderen mensen. Depressie werd onderzocht aan de hand van een Geriatrie Depressie Schaal (GDS). Van de oudere mensen hadden 39 milde depressieve

symptomen op GDS en 149 hadden geen depressieve symptomen. De resultaten van het onderzoek gaven aan dat oudere mensen met lichte depressieve symptomen significant slechter scoorde dan oudere mensen zonder depressieve symptomen op letter fluency maar niet significant slechter op semantische fluency. Hun resultaten suggereerde dat de aanwezigheid van zelfs milde depressieve symptomen voor verwarring kunnen zorgen op letter fluency in de differentiële diagnose van dementie. Deze bevinding biedt ondersteuning dat ook bij milde depressieve symptomen mentale snelheid achteruit gaat. Echter kan hieruit niet geconcludeerd worden dat mensen met minder dan milde depressieve symptomen geen last hebben van mentale traagheid. In de huidige studie werd daarom gekeken naar mensen met geen tot minimale depressieve symptomen. Verondersteld wordt dat bij niet klinisch depressieve mensen met geen tot minimale depressieve symptomen deze

symptomen een negatieve invloed hebben op hun mentale snelheid. Verbale fluency bestaat meestal uit de totaalscore van letter en categorische fluency. Echter lijken de resultaten van Ravdin, Katzen, Agrawal, & Relkin (2003) te suggereren dat letter fluency meer dan semantische fluency wordt aangedaan door depressieve symptomen. Het is nog onduidelijk of depressieve symptomen een

(6)

grotere invloed heeft op letter fluency dan semantische fluency. Daarom zal in deze studie exploratief gekeken worden of bij depressieve symptomen er verschillen bestaan op mentale snelheid tussen letter en semantische fluency.

In het huidige onderzoek werd de mate van depressieve symptomen vergeleken met de mentale snelheid van een persoon. Om er achter te komen hoeveel last een deelnemer had van depressieve symptomen vulde alle deelnemers een depressie vragenlijst in. Deelnemers die boven de cut-off score van minimale symptomen kwamen werden niet meegenomen in het onderzoek. De mentale snelheid werd onderzocht met fluency test die bestaat uit twee verschillende fluency taken waarbij de deelnemer in een minuut zoveel mogelijk woorden met een bepaalde beginletter of binnen een bepaalde categorie moest opnoemen. Verwacht werd dat bij geen tot minimale depressieve symptomen er een zichtbaar verband is waarbij een hogere score op depressieve symptomen zorgt voor een significant lagere score op mentale snelheid.

Methode

Deelnemers

Aan het onderzoek deden 40 mensen mee. Onder de deelnemers waren 24 mannen en 16 vrouwen. De deelnemers werden geworven onder studenten, vrienden, kennissen en familie. De gemiddelde leeftijd was 32,98 jaar (SD = 15,18). Voor dit onderzoek werden deelnemers gezocht met geen tot minimale depressie symptomen. De BDI cut-off scores waren verdeeld van 0-13 minimale symptomen, 14-19 lichte symptomen, 20-28 matige symptomen en 29-63 ernstige

symptomen. Wanneer BDI onder de 10 blijft is men klachtenvrij. Deelnemers die boven de 13 punten scoorde op de BDI werden in dit onderzoek niet meegenomen. De deelname aan het onderzoek was geheel vrijwillig en er stond ook geen vastgestelde beloning tegenover. Wel was het mogelijk om psychologie studenten die verplichte onderzoekspunten moeten halen een punt te geven voor hun deelname. Voordat het onderzoek werd afgenomen was het onderzoek goedgekeurd door de

(7)

commissie ethiek.

Materialen

De deelnemers kregen de Beck Depression Inventory II (BDI-II) depressie vragenlijst waarop zij konden aangeven in hoeverre zij het eens waren met een bepaalde stelling die verband hield met depressieve symptomen. Bij de BDI-II stond als instructie om op de vragenlijst voor elke van de 21 uitspraken een uitspraak te kiezen die het best beschrijft hoe iemand zich de afgelopen twee weken met vandaag gevoeld heeft. Per item mocht de deelnemer één uitspraak aan te kruizen. Indien meerdere uitspraken even goed van toepassing zijn werd de deelnemer gevraagd de uitspraak met het hoogste getal aan te kruizen. Bijvoorbeeld bij somberheid en verdriet kon gekozen worden tussen 0 ik voel me niet somber tot 3 ik ben zo somber of ongelukkig dat ik het niet verdagen kan. De score van de BDI-II liep van 0 tot 63 waarbij 0 geen enkel depressieve symptoom was tot 63 waarbij de deelnemer de maximale score voor depressieve symptomen had. De BDI bleek een hoge betrouwbaarheid te hebben met een Chronbach's Alfa van α = .88.

De mentale snelheid werd gemeten met een verbale fluency test. Deze mondeling test bestond uit een letter fluency en een categorische fluency gedeelte. De Deelnemers moesten bij de letter fluency test binnen een minuut zoveel mogelijk woorden met een bepaalde beginletter

opnoemen. Dit werd drie keer gedaan met de letters D, A en T. Bij de categorische fluency test moesten de deelnemers binnen een minuut zoveel mogelijk woorden opnoemen binnen een bepaalde categorie. De deelnemers moesten dit twee keer doen met de categorie Dieren en

Beroepen. Het totaal aantal goede woorden was de uiteindelijke score van de verbale fluency test. De verbale fluency test had een betrouwbaarheid van Chronbach's Alfa van α = .80.

Procedure

De proefleiders waren vier bachelorstudenten psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Elke van deze studenten heeft bij 10 deelnemers deze twee testen afgenomen. Het

(8)

testen van de deelnemers gebeurde op verschillende locaties. Elke proefleider werd vrij gelaten in de keuze waar en wanneer bij een deelnemer de testen af te nemen. Er was echter wel een

onderzoeksruimte aangewezen op de UvA voor het onderzoek.

Voordat het onderzoek begon kregen de deelnemers een informatiebrochure met het doel van het onderzoek, instructies en de procedure. Als de deelnemer het hier mee eens was mocht deze de toestemmingsverklaring tekenen en werd met het onderzoek begonnen. Als eerste werd bij de deelnemers de categorische en letter fluency test afgenomen. Dit werd door de proefleider

opgenomen om na afloop op een later tijdstip het aantal woorden te kunnen tellen en in te vullen op het verbale fluency scoreformulier. Deze test afname duurde ongeveer tien minuten. Hierna werd gevraagd aan de deelnemer de BDI vragenlijst invullen. De duur van deze test was ongeveer 10 minuten. Hierna werd de deelnemer bedankt voor deelname aan het onderzoek. Omdat er geen misleiding in dit onderzoek heeft plaatsgevonden was er geen debriefing waarin uitgelegd werd wat het werkelijke doel van dit onderzoek was. De essentiële informatie was al gegeven aan het begin van het onderzoek in de informatiebrochure.

Resultaten

Van de 40 deelnemers die deelnamen aan het onderzoek zijn er 5 die niet meegenomen zijn in de analyses van dit onderzoek. Vier van deze deelnemers scoorde ernstige symptomen van depressie op de BDI schaal en daarnaast was er één deelnemer waarvan de categorische fluency test niet volledig was. Van de 35 deelnemers die overbleven waren 21 man en 14 vrouw. De gemiddelde leeftijd van deze groep was 33,23 jaar (SD = 15,11).

Aan de assumptie van normaal verdeelde data, zoals getoetst met de Kolmogorov-Smirnov test werd niet voldaan. De deelnemers waren niet normaal verdeeld op de BDI, D (35) = 0.216, p < .001. Echter is een lineaire regressie redelijk robuust, waren er geen outliers in de data. Daarnaast was het aantal deelnemers klein wat het aanneembaar maakt dat de populatie wel normaal verdeeld

(9)

is. Voor de verdeling van de deelnemers, zie Figuur 1.

Figuur 1. Verdeling van de scores van de deelnemers op de BDI-II

Een lineaire regressie was berekend om een deelnemer zijn verbale fluency te voorspellen gebaseerd op de ernst van de depressieve symptomen. Er werd geen significante regressie

vergelijking gevonden (F(1,33) = 1.638, P = .209), met een R² van .047. Een deelnemers zijn voorspelde verbale fluency is gelijk aan 97.185 + -1.652 (depressieve symptomen) woorden verbale fluency wanneer depressieve symptomen worden gemeten in punten BDI. Deelnemers gemiddelde verbale fluency verminderde -1.652 woorden voor elke punt verhoging op de BDI. Zie Tabel 1.

Tabel 1

B SE B β

________________________________________________________________________________

Constant 97.185 7.173

(10)

________________________________________________________________________________ Noot: R² = .047 p = .209.

Vervolgens werd exploratief gekeken of er verschillen bestaan tussen letter fluency en sematische fluency op mentale snelheid. Als eerste werd gekeken naar het effect van depressieve symptomen op semantische fluency. Een lineaire regressie was berekend om een deelnemer zijn semantische fluency te voorspellen gebaseerd op de ernst van de depressieve symptomen. Er werd geen significante regressie vergelijking gevonden (F(1,33)= 2.258, P =.142), met een R² van .064. Een deelnemers zijn voorspelde semantische fluency is gelijk aan 43.182 + –.579 (depressieve symptomen) woorden semantische fluency wanneer depressieve symptomen worden gemeten in punten BDI. Deelnemers gemiddelde semantische fluency verminderde –.579 woorden voor elke punt verhoging op de BDI. Zie Tabel 2.

Tabel 2 B SE B β ________________________________________________________________________________ Constant 43.182 2.140 BDI Score -.579 .385 –.25 ________________________________________________________________________________ Noot: R² = .064 p = .142.

(11)

lineaire regressie was berekend om een deelnemer zijn letter fluency te voorspellen gebaseerd op de ernst van de depressieve symptomen. Er werd geen significante regressie vergelijking gevonden (F(1,33)= .998 P = .325), met een R² van .029. Een deelnemers zijn voorspelde letter fluency is gelijk aan 54.04 + -1.073 (depressieve symptomen) woorden letter fluency wanneer depressieve symptomen worden gemeten in punten BDI. Deelnemers gemiddelde letter fluency verminderde -1.073 woorden voor elke punt verhoging op de BDI. Zie Tabel 3.

Tabel 3 B SE B β ________________________________________________________________________________ Constant 54.04 5.97 BDI Score -1.073 1.074 –.171 ________________________________________________________________________________ Noot: R² = .029 p = .325. Discussie

In de huidige studie werd onderzocht of bij een niet klinische depressieve populatie met geen tot minimale depressieve symptomen er een afname was op hun mentale snelheid. Er is geen afname van mentale snelheid gevonden bij de niet klinische depressieve deelnemers met geen tot minimale depressieve symptomen. Verder is er in dit onderzoek geen verschil gevonden tussen letter en semantische fluency, waarbij depressieve symptomen een grotere invloed zouden hebben op letter fluency dan op semantische fluency. In het huidige onderzoek werd voor het eerst aan de hand van een verbale fluency test op experimentele wijze onderzocht of zelfs de geringste

(12)

depressieve symptomen zorgde voor een afname op mentale snelheid. Er is met dit onderzoek getracht meer duidelijkheid te scheppen waar de minimale grens ligt wanneer depressieve symptomen zorgen voor een afname op mentale snelheid. Verwacht werd dat de invloed van depressie op mentale snelheid continuüm was en er geen speciaal punt is waarop depressie een negatieve invloed krijgt op mentale snelheid. Dat er geen afname gevonden is van mentale snelheid bij minimale depressie geeft aan dat er in dit onderzoek geen aansluiting gevonden is met

voorgaande onderzoeken met meer ernstige depressieve symptomen en de daarbij afnemende

mentale snelheid. Er werd geen ondersteuning gevonden voor de bevindingen van Sawa et al. (2012) dat licht depressieve symptomen in een niet klinische populatie zorgen voor een afname van

mentale snelheid. Dit zou ondersteunend bewijs zijn geweest dat de invloed van depressie op mentale snelheid continuüm is en er onder het afkappunt van depressie ook afname kan zijn van mentale snelheid. Er zijn geen duidelijke overeenkomsten gevonden tussen depressie en de druk de op capaciteit van verschillende cognitieve gebieden als vastgehouden aandacht, concentratie, ophalen uit geheugen en verwerkingssnelheid wat niet aansluit bij eerdere bevindingen van Henry & Crawford (2005). Daarnaast biedt dit huidige onderzoek geen ondersteuning voor de bevindingen van Ravdin, Katzen, Agrawal, & Relkin (2003) dat depressieve symptomen een grotere invloed lijken te hebben op letter fluency dan op semantische fluency.

Het is echter nog onduidelijk waarom er bij minimale depressieve symptomen geen verschil in mentale snelheid gevonden werd. Een mogelijke verklaring hiervoor zou zijn dat de

depressiescores van de deelnemers te laag waren om een waarneembaar verschil in mentale snelheid te kunnen meten. De gemiddelde score op depressie was 4,31 op een schaal van 0 tot 63. Deze score is onder cut-off score van 10 wat klachtenvrij is. Dit is tevens ver onder de

depressiescores van voorgaande onderzoeken. Als deelnemers aangeven geen enkele last van depressie symptomen te hebben zou dat kunnen verklaren waarom ze ook geen afname in mentale snelheid laten zien. Mocht de invloed van depressieve symptomen op mentale snelheid continuüm zijn zouden bij lagere scores andere factoren zoals genoten onderwijs een grotere rol spelen kunnen

(13)

spelen bij mensen. In het onderzoek van Susanne Jungwirth et all. (2011) werd gekeken naar de invloed van depressie op de verwerkingssnelheid en executieve functies. Depressie had in dit onderzoek slechts een geringe invloed en het genoten onderwijs werd als een sterkere invloed gezien. Het kan zijn dat bij deelnemers met zo weinig depressieve symptomen er geen

waarneembare afname op mentale snelheid te meten is door de natuurlijke variatie op mentale snelheid. Nader onderzoek zou echter moeten uitwijzen of er bij zulke kleine depressieve symptomen er is op mentale snelheid.

Het huidige onderzoek biedt dus interessante inzichten in het ontstaan van mentale traagheid onder invloed van depressieve symptomen. Er zijn echter wel een paar kanttekeningen. Een

belangrijk punt in dit onderzoek is dat er maar één depressietest is gebruikt. Een andere

depressietest had misschien beter onderscheid kunnen maken bij de minste depressieve symptomen en het effect op mentale snelheid. Nu zullen depressietesten over het algemeen een hoge correlatie met elkaar hebben omdat ze allemaal beogen hetzelfde te meten. Dat maakt het onwaarschijnlijk dat een andere depressie test een groot verschil in uitkomst laat zien vergeleken met de gebruikte depressie test. Het is voorstelbaar dat een onderzoek met meerdere afgenomen depressietesten leidt tot een betere voorspeller van mentale traagheid dan alleen de gebruikte depressietest in dit

onderzoek.

Een tweede kanttekening is dat verbale fluency niet altijd de beste voorspeller is om mentale snelheid te meten. In het onderzoek van Susanne Jungwirth et all. (2011) werd zowel een verbale fluency als een Trail Making Test gebruikt die beide mentale snelheid beogen te meten. Met een verbale fluency test werd geen afname van mentale snelheid gevonden maar bij de Trail

Making Test werd dit wel gevonden. Dit was vergeleken met het huidige onderzoek wel een oudere populatie bestaande uit deelnemers van gemiddeld 75 jaar. Het verschil in leeftijd met het huidige onderzoek kan een verklaring zijn waarom de Trail Making Test en het genoten onderwijs als een sterkere voorspellers werden gezien voor prestaties op mentale snelheid dan de verbale fluency test. Echter het onderzoek van Mathuranath et al. (2003) lijkt te bevestigen dat het genoten onderwijs

(14)

maar niet leeftijd een belangrijke factor is voor prestaties op letter fluency. Om hier meer

duidelijkheid over te krijgen zou voor een vervolgonderzoek een Trail Making Test meegenomen kunnen worden om te kijken of dit een goede of betere voorspeller kan zijn naast een verbale fluency test.

De belangrijkste kanttekening was het aantal deelnemers en hun binomiale verdeling. Een grotere groep deelnemers zou misschien een normale verdeling hebben gehad en representatiever zijn geweest. Het lijkt echter aannemelijk dat er een natuurlijke binominale verdeling is. Een groep deelnemers gaven aan helemaal geen depressieve symptomen te hebben en er was een groep deelnemers die aangaven af een toe last te hebben van minimale depressieve symptomen. Als dezelfde binomiale verdeling ook gevonden zou worden bij een grotere populatie zouden twee aparte groepen met laag en hogere depressieve symptomen een beter onderscheidend vermogen kunnen zijn voor depressieve symptomen op mentale snelheid. Voor vervolgonderzoek zou bij binomaliteit de twee groepen apart onderzocht kunnen worden.

Samengevat ondersteunen de gevonden resultaten niet de theorie dat minimale depressieve symptomen in een niet klinisch depressieve populatie zorgen voor een afname op mentale snelheid. Hoewel de gevonden resultaten niet aansluiten bij vorig onderzoek kunnen depressieve symptomen een nog groter effect hebben op de maatschappij dan nu word aangenomen. Naast de depressieve populatie waarin bejaarde mensen en minderjarige niet zijn meegenomen is er nog een groot gebied van depressieve symptomen wat eigenlijk onderbelicht blijft, de niet klinisch depressieve populatie. Deze groep is weinig onderzocht ondanks dat er onderzoeken zijn die een verband weergeven tussen depressie en afname op mentale processen. Dit kan een grote invloed hebben cognitieve functies en de bijbehorende kwaliteit van leven in deze populatie. Zo heeft dit huidige onderzoek getracht een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van kennis die gebruikt kan worden om te kijken hoe depressieve symptomen de cognitieve functies van een niet klinisch depressieve populatie beïnvloed.

(15)

Referenties

Beilen, van, M., Pijnenborg, M., Zomeren, van, E. H., Bosch, van den, R. J., Withaar, F. K., & Bouma, A. (2004). What is measured by verbal fluency tests in schizophrenia? Schizophrenia Research, 69, 267-276.

Conijn, B., & Ruiter, M. (2011). Preventie van depressie. Opgehaald 26 mei, 2015, van

http://www.trimbos.nl/webwinkel/~/media/files/gratis%20downloads/af1115%20factsheet%20prev entie%20van%20depressie_lr.ashx

Goštautas A., Pranckevičienė A., Matonienė V. (2006) Changes in depression and quality of life during inpatient treatment of depression. Medicina (Kaunas) 42(6).

Henry J. D., & Crawford J. R. (2005). A Meta-Analytic Review of Verbal Fluency Deficits in Depression. Journal of Clinical and Experimental Neuropsychology. 27:1, 78-101.

Jungwirth, S.,Zehetmayer, S., Hinterberger, M., Kudrnovsky-Moser, S.,Weissgram, S., Tragl, K. H., & Fischer, P. (2011). The Influence of Depression on Processing Speed and Executive Function in Nondemented Subjects Aged 75. Journal of the International Neuropsychological Society, 17, 822– 831.

Katon W. J., Lin E. H. B., Williams L. H., Ciechanowski P., Ludman E., Rutter C., Crane P. K., Oliver M., Korff Von M. (2010). Comorbid Depression Is Associated with an Increased Risk of Dementia Diagnosis in Patients with Diabetes: A Prospective Cohort Study. Journal of General Internal Medicine,Volume 25, Issue 5, 423-429.

(16)

of Disease from 2002 to 2030. PLoS Med 3(11).

Mathuranath, P. S., George, A., Cherian, P. J., Alexander, A., Sarma, S. G., & Sarma P. S. (2003). Effects of Age, Education and Gender on Verbal Fluency. Journal of Clinical and Experimental Neuropsychology, Vol. 25, No. 8, 1057–1064.

Ravdin, L. D., Katzen, H. L., Agrawal, P., & Relkin N. R. (2003). Letter and Semantic Fluency in Older Aldults: Effects of Mild Depressive Symptoms and Age-Stratified Normative Data. The Clinical Neuropsychologist, 17:2, 195-202.

Reeves G. C., Alhurani A. S., Frazier S. K., Watkins J.F., Lennie T. A., Moser D. K. (2015). The association of comorbid diabetes mellitus and symptoms of depression with all-cause mortality and cardiac rehospitalization in patients with heart failure. BMJ Open Diabetes Research and Care, 2015:3

Sawa, M., Yamashita, H., Fujimaki, K., Okada, G., Takahashi, T., & Yamawaki, S. (2012).

Depressive symptoms and apathy are associated with psychomotor slowness and frontal activation. Eur Arch Psychiatry Clin Neurosci, 262, 493-499.

Smit, P. (2013, november 30). Nederlanders depressiefste volk van Europa. Opgehaald 26 mei, 2015, van

http://www.volkskrant.nl/binnenland/nederlanders-depressiefste-volk-van-europa~a3539853/

Verweij, G., & Houben-van Herten, M. (2013). Depressiviteit en antidepressiva in Nederland. CBS, Bevolkingstrends december 2013.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door te kijken of er met betrekking tot de interactie een verschil bestaat tussen deelnemers bij wie de depressieve klachten zijn verbeterd en deelnemers bij wie de

interventie. Verschillende onderzoeken concluderen dat een vriendelijkheidsinterventie niet enkel welbevinden verhoogt maar ook depressieve symptomen verlaagt. Er is echter weinig

Here, we demonstrate that images acquired through in-line holographic video microscopy ( Sheng et al., 2006; Lee et al., 2007 ) can be interpreted with the Lorenz-Mie theory of

of 141 162.. coherentie tomografie op zowel het donoroppervlak als het ontvangende oppervlak. Daarna werden de biofilms gedispergeerd en het aantal bacteriën werd geteld

Step three – left and right identification for remaining segments This step is also the same as the left and right leg identification in the full-body configuration case (see

Furthermore, the regulation of ‘biomass for energy’, in particular the European legal framework on biofuels (which are a specific application of biomass), will

A, a small sensory nerve action potential in response to weak stimulation of the index finger (at 11.3 mA) recorded using surface electrodes over the median nerve at the wrist..

This section derives the pricing equation for (and then values) a credit default swap, which will then be modified to price a weather derivative based on a specific event..