• No results found

[Uitzending 438: Romeinen 11:11 t/m 25]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 438: Romeinen 11:11 t/m 25]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 438: Romeinen 11:11 t/m 25]

Paulus komt met Rom.11:11 tot het hoogtepunt van zijn onderwijs. Hij gaat het goddelijke heilsplan ontvouwen en laat zien, dat een tijdelijke verharding van Israël daarin een plaats heeft. Door het gebruik van twee verschillende werk- woorden (‘struikelen’ en ‘vallen of blijven liggen’) wil Paulus aangeven, dat het tweede een ernstiger aangelegenheid is en bovendien een mogelijk ge- volg van het eerste. Romeinen 11 vers 11:

Zijn de Israëlieten dan gestruikeld om voorgoed te blijven liggen? Na- tuurlijk niet! Maar door hun weigering om te gehoorzamen, is nu de andere volken het heil te beurt gevallen en wel om de Israëlieten jaloers te maken.

Paulus laat zien, dat het tijdelijke ongeloof van Israël een heilshistorische zin heeft, namelijk het behoud van de niet-Joden (de heidenen). Bij de uitdrukking hun weigering… om te gehoorzamen moeten we denken aan de afwijzing van Jezus als Messias. Die weigering liep uit op de kruisiging van Jezus. Zo leidde de verharding van het Joodse volk op dat moment tot verzoening van de wereld (Hand. 2:23; 3:17,18; 13:27,29).

Vervolgens bestaat de weigering om te gehoorzamen van Israël uit het pro- beren zich strikt aan de wet van God te houden om door Hem te worden aan- genomen. Hierdoor dwaalden zij en hebben het doel niet bereikt. Het lukte hen niet omdat zij niet op Jezus Christus vertrouwden, maar dachten dat het helemaal van henzelf afhing, van hun eigen prestaties. Daarmee verwierpen zij de weg van het geloof in de Here Jezus, die hun in de verkondiging van het Evangelie werd voorgehouden. Dit leidde ertoe, dat de apostelen hun verkon- diging buiten de synagogen moesten voortzetten, met als gevolg, dat de niet- Joden het konden horen en velen tot geloof kwamen (Hand.13, 18 en 28).

De bekering van zoveel heidenen zou op de Joden als uitwerking moeten hebben, dat zij jaloers zouden worden. Het ‘jaloers maken’ is ontleend aan Deut.32:21 en is ook al genoemd in Rom.10:19.

Romeinen 11 vers 12: De wereld heeft dus voordeel van hun ongehoor- zaamheid.

(2)

Als hun val de andere volken al zoveel goeds heeft gebracht, hoeveel te meer zal dat het geval zijn als straks alle Israëlieten gaan gehoorzamen!

Als binnen het verlossingsplan van God de verharding van een deel van Israël zulke positieve gevolgen heeft, wat voor heil zal dan niet aanbreken als straks alle Israëlieten gaan gehoorzamen?

Het volk Israël heeft een geweldig ‘verlies’ geleden, toen het door ongeloof buiten het heil en de gemeenschap van de uitverkorenen stond (hoewel er wel individueel Joden tot bekering zijn gekomen). Dit verlies van Israël had wel de redding van de heidenen tot gevolg. Hoeveel te meer zal er dan zegen over de wereld komen, als het hele volk Israël de HERE gaat gehoorzamen.

Het verlies van Israël mogen we ook zien als een tijdelijk opzij gezet zijn.

Daardoor is de genade naar de niet-Joden gekomen.

Hoe zal dat straks zijn als de HERE Israël hersteld? Als hun val de andere volken al zoveel goeds heeft gebracht, hoeveel te meer zal dat het geval zijn als straks alle Israëlieten gaan gehoorzamen!

Ook Jakobus spreekt over deze dingen in Handelingen 15 vers 13 t/m 16:

Luister broeders, Petrus heeft ons verteld hoe God voor het eerst men- sen van een ander volk benaderde om hen tot Zijn volk te maken. Dat klopt met wat de profeet Amos heeft geschreven. Hij schreef namens God: Ik zal terugkeren om het vervallen huis van David te herbouwen.

Luisteraar, de HERE heeft Zich nooit voorgenomen dat Zijn kerk, Zijn ge- meente zou bestaan uit een klein groepje mensen. De HERE had vanaf het begin af aan, alle volken op het oog. Onder Israël werd Psalm 117 uit volle borst gezongen.

Zij moesten de volken voor gaan en oproepen de HERE te prijzen. Prijs de HERE, alle volken! Laten alle mensen Hem loven! Want Hij stort Zijn goedheid en liefde machtig over ons uit. De HERE is trouw tot in eeuwigheid. Prijs de HERE! Juist daarin moest Israël voorop lopen, als volk van priesters voor de HERE.

Nu staat Israël tijdelijk op een zijspoor en gaat de HERE Zijn weg met hen. De HERE heeft Zich daardoor bekend gemaakt aan mensen die geen belang- stelling voor Hem hadden. Hij heeft Zich laten vinden door mensen die Hem niet zochten.

(3)

Dat zijn de gelovigen uit de heidenen, de niet-Joden maar die kunnen van- daag niet met hun handen over elkaar gaan zitten en de wederkomst van Christus afwachten. Nee, niet-Joden hebben de taak en opdracht om de Isra- elieten op het zijspoor van God, jaloers te maken. Israël is niet gestruikeld om voorgoed te blijven liggen.

Romeinen 11 vers 13 en 14:

Ja, ik heb het tegen u, die geen Joden bent. U weet dat God mij met een bijzondere opdracht naar de andere volken heeft gestuurd. En ik vind dat geweldig! Maar wat zou het heerlijk zijn als ik mijn eigen volk jaloers kon maken, zodat in elk geval enkelen ervan Jezus Christus zouden aanne- men en daardoor gered zouden worden!

Paulus richt zich rechtstreeks tot de gelovigen met een niet-Joodse achter- grond. Hij wil hun iets zeggen waarover zij moeten nadenken, iets dat zij mis- schien niet hadden verwacht. Paulus beroept zich daarbij op zijn apostolische bediening. Hij is de apostel van de heidenen, de apostel die met een bijzon- dere opdracht naar de andere volken is gestuurd. Desondanks leefde er in zijn hart toch altijd het verlangen iets te mogen doen voor de behoudenis van zijn eigen volk. Dat verlangen spreekt hij nu opnieuw uit.

Zijn apostelschap voor de heidenen zou geen mooiere bekroning kunnen vin- den, als daardoor zijn eigen volk jaloers zou worden en tot bekering kwam.

Dan zou hij werkelijk trots op zijn bediening kunnen zijn. In de ogen van Pau- lus komt zijn bediening als apostel voor de heidenen pas werkelijk tot vervul- ling als daardoor enkelen Joden, Jezus Christus zouden aannemen en daardoor gered zouden worden! Als zijn volksgenoten tot jaloersheid wor- den gebracht. De bekering van de heidenen is niet het einddoel, maar zij staat in het perspectief van de bekering van Israël. Dat de Joden jaloers zullen wor- den ontleent Paulus aan de belofte uit Deut.32:21. De verwachting die Paulus uitspreekt, is gematigd en reëel, hij hoopt enkelen uit hen te redden.

De bekering van heel Israël (vs.26) zal pas in de toekomst plaatsvinden. Maar hoe dan ook, door zijn aandeel in de bekering van de heidenen heeft Paulus ook deel in de gevolgen daarvan, namelijk het jaloers worden en de behoude- nis van enkele van zijn eigen volksgenoten.

(4)

In 1 Korinthiërs 9 vers 20 schrijft Paulus:

Als ik bij Joden ben, leef ik als een Jood om hen voor Christus te win- nen. Als ik bij mensen ben die zich aan de wet van Mozes houden, houd ik mij er ook aan omdat ik hen voor Christus wil winnen.

In het vervolg van zijn brief aan de Korinthiërs schrijft de apostel: Als ik bij mensen ben die niet volgens de wet van Mozes leven, houd ik mij er ook niet aan, omdat ik hen voor Christus wil winnen. Maar dat wil niet zeggen dat ik zonder Gods wet leef (1 Kor. 9:21). Paulus gehoorzaamde Christus.

Hij schrijft verder in 1Kor.9 vers 22: Voor mij geldt de wet van Christus. Als ik bij zwakke mensen ben, laat ik niet merken dat ik sterk ben, om hen voor Christus te winnen. Ik heb mij aan al die mensen aangepast om in ieder geval enkelen van hen te redden. Paulus vervulde allereerst zijn ambt als apostel voor de heidenen, en door zo te doen, probeerde hij zijn Joodse volksgenoten te bewegen zich tot Christus te keren. Sommigen keerden zich tot Christus – slechts een paar – maar enkelen. Paulus vervulde zijn bedie- ning, en de HERE bereikte Zijn doel met zowel Joden als heidenen.

Luisteraar, bent u voor de HERE op de juiste plek? Mogelijk wil de HERE dat u aan de gang gaat bij de zondagschool of kinderclub van uw kerk of gemeen- te. Mogelijk wil Hij dat u mensen bereikt of ondersteunt via uw bedrijf of on- derneming. Een kind van God hoeft niet ver weg te gaan om de HERE te kun- nen dienen. Dat kan al in je eigen omgeving, in je eigen gezin, in de familie of in de straat waar u of jij woont. Op school of onder je mede studenten. Zeker, er moet ook gewerkt en gestudeerd worden. Er moet ook tijd voor jezelf, je gezin en de kerk overblijven en… noem maar op. Maar (met eerbied gezegd) de HERE is druk met het redden van de wereld en Zijn schepping.

Daarvoor gaf Hij Zijn enige Zoon. Iedere dag weer gaat Hij uit om het verlore- ne te zoeken en te redden. Weet u luisteraar, al die dingen en dingetjes die wij zo belangrijk vinden zijn niet belangrijker dan het werk van de HERE. Laten wij onze drukke agenda’s maar weer eens voor de HERE neerleggen en bid- den: HERE wat wilt u dat ik doen zal? De HERE laat je echt zien waar je mee moet stoppen.

(5)

Romeinen 11 vers 15:

Toen God Zich van hen afkeerde, betekende dit dat Hij Zich naar de rest van de wereld keerde om hun Zijn redding aan te bieden. En wanneer Hij hen dan opnieuw in Zijn genade aanneemt, zal dat hun opstanding uit de dood zijn.

De boodschap van vs.12 wordt in vers 15 herhaald en uitgelegd. De verhar- ding en buitensluiting van een deel van het Joodse volk, had de ‘verzoening van de rest van de wereld’ tot gevolg. Hun verharding had tot gevolg, dat zij de Messias (Jezus) verwierpen. Maar de dood van de Here Jezus bracht ‘red- ding voor de wereld’. Ieder mens krijgt nu van de HERE de gelegenheid, de door Hem bewerkte ‘redding’ door het geloof in Jezus Christus aan te nemen (Joh.3:16).

Hoeveel heilzamer moeten dan wel de gevolgen van hun ‘aanneming’ zijn! Het weer aangenomen worden binnen de gemeenschap van uitverkorenen, houdt in dat de HERE de verharding (vs.7) en de geestelijk diepe slaap (vs.8) van de Joden afneemt, waardoor zij tot geloof komen en Jezus als hun Here en Mes- sias aannemen. Het gevolg daarvan is niets anders dan ‘leven uit de doden’.

Deze zo plechtige woorden zijn door Paulus waarschijnlijk letterlijk bedoeld.

De bekering van het hele Joodse volk is een van de laatste gebeurtenissen in de heilsgeschiedenis. Zij gaat gepaard met de wederkomst van de Here Jezus en de opstanding ‘uit de doden’. De opstanding van allen gestorven gelovigen en de verheerlijking van de dan nog levende gelovigen (1Kor.15 en 1Thess.4).

Romeinen 11 vers 16:

Omdat Abraham en de profeten het volk van God waren, zullen hun kin- deren het ook zijn. Als de wortel van God is, zijn de takken ook van Hem.

In vers 16 vinden we twee parallelle spreuken, waarmee Paulus duidelijk maakt, dat ook het ongelovige deel van Israël toch weer een positieve be- stemming in Gods heilsplan zal krijgen.

De eerste spreuk betreft het zogenaamde ‘deeg van de eerstelingen’ dat aan de HERE is gewijd. In Num.15:20 krijgen de Israëlieten de opdracht om bij ie- dere nieuwe oogst van het eerste gerstemeel een deel van het deeg af te zonderen voor de Here. De rest van het deeg mocht pas worden gebruikt als het deel voor de HERE was afgezonderd.

(6)

In het verband van Rom.11 kunnen we bij ‘eersteling’ het beste denken aan het gelovig overblijfsel uit vs.7, ‘de enkele’ van Israël, die tot geloof in Jezus Christus zijn gekomen. Het totale ‘deeg’ is dan heel Israël.

In de tweede spreuk, als de wortel van God is, zijn de takken ook van Hem, roept Paulus een beeld op uit de natuur. De takken komen uit de wortel voort en ontvangen hun levenssappen uit de wortel van de boom. In dit beeld vertegenwoordigt de wortel de aartsvaders, die hun heiligheid doorgeven aan hun nakomelingen, d.w.z. Israël. Voor God kan het nageslacht van Abraham, Isaäk en Jacob daarom nooit definitief verwerpelijk zijn.

Romeinen 11 vers 17:

Sommige takken van de goede olijfboom zijn afgebroken. En u, niet- Joden, bent als wilde olijftakken op de goede olijfboom geënt. Nu u tus- sen de andere takken staat, krijgt u net als zij voedsel uit de wortel.

Het beeld van de wortel en de takken uit het vorige vers wordt door Paulus nu op een onverwachte manier uitgewerkt. Paulus beoogt daarmee de gelovigen met een heidense achtergrond te laten inzien, dat zij zich niet mogen verhef- fen boven de ongelovige Joden, ze zijn uit genade behouden. Paulus spreekt ineens over de wortels en de takken van een olijfboom. Het is niet uitgesloten, dat hij juist deze boom kiest, omdat zij in de Schrift vaker als een beeld van het volk Israël fungeert (Jer.11:16; Hos.14:7). Uit deze olijfboom ‘zijn enkele takken afgebroken’, namelijk die Joden die door hun ongeloof en verharding buitengesloten zijn.

Dan richt Paulus zich rechtstreeks en persoonlijk tot de gelovigen met een heidense achtergrond. En u, niet-Joden, bent als wilde olijftakken op de goede olijfboom geënt. Daarmee hebben deze wilde takken deel gekregen aan de rijke sappen die vanaf de wortel door de boom stromen. Nu u tussen de andere takken staat, krijgt u net als zij voedsel uit de wortel.

Binnen deze beeldspraak gaat het bij ‘voedsel uit de wortel’ om de beloften van zegen en heil die de HERE aan de aartsvaders en daarmee aan het volk Israël heeft gegeven.

(7)

Romeinen 11 vers 18 en 19:

Nu moet u vooral niet neerkijken op de takken die weggebroken zijn.

Verbeeld u maar niets! U bent maar een tak en niet de wortel die alle tak- ken draagt. U zult dan vragen: Maar die takken zijn toch weggebroken om plaats te maken voor ons?

In vers 18 vinden we waarschuwing aan de gelovigen met een heidense ach- tergrond. Ze mogen niet neerkijken op de afgebroken takken. De gelovigen uit de heidenen past een dergelijke hooghartige houding niet. Door zich te be- roemen en de ongelovige Joden te verachten miskennen zij, dat hun zegen na Israël tot hen is gekomen. Gods heil en zegen is hun via Israël ten deel geval- len. Paulus drukt dit uit met de opmerking: u bent maar een tak en niet de wortel die alle takken draagt. Bij ‘de wortel’ moeten we hier weer denken aan de aartsvaders van Israël, met wie de HERE Zijn plan tot redding van de wereld begon. Vanaf vers 19 maakt Paulus duidelijk dat superioriteitsgevoe- lens van christenen uit de heidenen tegenover ongelovige Joden uit de boze zijn. Waarschijnlijk is de apostel al geconfronteerd met gelijksoortige reacties of hij heeft er vanuit de christengemeente in Rome over gehoord. U zult dan vragen: Maar die takken zijn toch weggebroken om plaats te maken voor ons?

Romeinen 11 vers 20 en 21:

Ja, dat is wel zo. Maar vergeet niet dat zij werden weggebroken omdat zij niet geloofden. En u staat daar zolang u op Hem vertrouwt. Verbeeld u maar niets. Heb liever ontzag voor God. Als God de oorspronkelijke tak- ken van de boom niet heeft gespaard, zal Hij u zeker niet sparen.

Paulus geeft toe, dat de niet-Joodse gelovige tot een bepaalde hoogte gelijk heeft, maar moet wel goed beseffen om wat voor reden de betreffende Joden

‘zijn afgebroken’ en om welke reden hij als tak op de olijfboom ‘staat’. De Jo- den zijn ‘door het ongeloof’ weggebroken en hij staat ‘door het geloof’. Hij staat niet vanwege een eigen prestatie, maar vanwege een genadige verkie- zing van God. Het besef door het geloof en niet door eigen prestatie gered te zijn, voorkomt dat men zichzelf iets verbeeld.

Daarom zegt Paulus: Heb liever ontzag voor God. Het besef van afhanke- lijkheid en de wetenschap dat een mens verantwoording moet afleggen aan de HERE maakt deze oproep noodzakelijk.

(8)

In vers 21 versterkt Paulus deze oproep met een waarschuwing: Als God de oorspronkelijke takken van de boom niet heeft gespaard, zal Hij u zeker niet sparen.

Toch is het niet Paulus’ bedoeling om de gelovigen uit de heidenen angst aan te jagen of onzeker te maken voor wat betreft hun redding. Nee, zij staan vast door het geloof en zullen (als zij op de HERE blijven vertrouwen) ook blijven staan.

Romeinen 11 vers 22:

U ziet dus dat God niet alleen goed is, maar ook streng. Hij is streng voor wie Hem ongehoorzaam zijn, maar vriendelijk voor wie Hem blijven ver- trouwen en gehoorzamen. Houd dit in gedachten, want anders zult u ook afgesneden worden.

De waarschuwing dat de HERE mogelijk ook de aangesproken heidenchristen niet zal sparen heeft nog verdere uitleg nodig. Daarom wijst Paulus op twee aspecten: u ziet dat God niet alleen goed is, maar ook streng.

Nu lijkt het bij ons mensen vaak dat ‘goedheid’ lijnrecht tegenover ‘strengheid’

staat. Maar het ervaren van het een of het ander heeft alles te maken met de relatie waarin men met de betrokkene staat. En dat is zeker het geval ten op- zichte van de HERE.

God is het aan Zijn rechtvaardigheid verplicht om mensen die niet gerecht- vaardigd zijn streng te straffen. Degenen die proberen zichzelf te rechtvaardi- gen met behulp van het houden van de wet zullen zonder genade volgens de wet worden geoordeeld (Gal.3:10).

De afgebroken takken die nu op de grond zijn gevallen, of anders degenen die (wegens ongeloof) uit de gemeenschap met God gevallen zijn, ondervinden

‘Zijn strengheid’ in de vorm van een onverbiddelijk vonnis. De gelovigen on- dervinden ‘Gods goedheid’ zij ervaren Gods genade, ontvangen vrede met God en verwachten het eeuwige leven. In vers 22 voegt Paulus een waar- schuwende voorwaarde toe: Houd dit in gedachten, want anders zult u ook afgesneden worden.

Door te spreken over een blijven vertrouwen en gehoorzamen komt tot uit- drukking, dat het niet gaat om een prestatie, maar om een blijven bij Gods ge- nade en liefde.

(9)

Er is geen plaats voor zelfverheffing of verbeelding ten opzichte van de nog ongelovige Joden. Romeinen 11 vers 23:

Aan de andere kant: als de Israëlieten tot geloof komen, zullen zij weer op de boom worden geënt. Ja, God kan dat!

Voor de nu nog ongelovige Joden geldt het omgekeerde. Paulus heeft nog steeds het beeld van de olijfboom en de afgekapte takken voor ogen. Kunnen de afgekapte takken nog met succes teruggeënt worden? Ja, God kan dat!

De HERE is in staat het ongeloof en de verharding van Israël te doorbreken en Hij zal dit ook daadwerkelijk doen.

Romeinen 11 vers 24:

Hij heeft u van de wilde olijfbomen afgekapt en op de goede geënt. Dat was tegen de natuur. Van nature was u takken van de wilde en niet van de goede olijfboom. Nu, wat zal God dan doen met de mensen die van nature takken van de goede boom zijn? Hij zal hen weer op hun eigen boom enten!

Dat afgevallen takken (ongelovige Joden) weer op hun eigen boom geënt zullen worden lijkt voor mensen ongelooflijk, maar zal zeker gebeuren.

Romeinen 11 vers 25:

Broeders en zusters, ik wil u het geheim van Gods plan met Israël vertel- len, om te voorkomen dat u afgaat op uw eigen ideeën. Voorlopig moet een deel van de Israëlieten niets van Jezus Christus hebben. En dat duurt totdat de grote massa uit de andere volken in Gods koninkrijk is ingegaan.

In de volgende uitzending lezen we verder in Rom.11.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het gaat erom dat een gelovige zich niet moet beroemen op eigen wijsheid, kracht of rijkdom, maar zijn roem vindt in dat wat de Here door hem of haar heeft gedaan.. Aan de ene kant

Het verdriet van Paulus wordt in eerste instantie niet veroorzaakt door het feit dat de Joden zijn volksgenoten zijn, maar doordat de HERE Zich aan de Israëlieten heeft

Er is echter geen mens die daar perfect naar leeft; ieder mens weet van zichzelf dat ze dingen doen of gedaan hebben die niet matchen met die wet of rechtvaardigheid.. - Hun

Zie, Hij staat achter onze muur, kijkend door de vensters, speurend door de spijlen.’ Deze verzen geven een dynami- sche beschrijving van de bruid, dat haar geliefde komt..

Het is daarbij niet voldoende, dat iets goed is in de ogen van de mensen, het moet ook aangenaam voor God zijn, d.w.z.. het moet voldoen aan

De hoge roeping als priester en apostel in het Evangelie en het gewichtige offer (dat voorbereid is door de Heilige Geest en bestaat uit de heidenen die tot geloof zijn gekomen)

De Germanen vallen echter vanaf 270 na Christus steeds vaker het rijk binnen en omstreeks 400 trekken de Romeinen voorgoed uit Nederland.. Spreker was Diana

Dat houdt in dat de volgende dieren niet mogen worden gegeten: de kameel (hij herkauwt wel, maar heeft geen gespleten hoeven), de klipdas (deze her- kauwt ook, maar heeft